Vrouwen en ondernemerschap: ‘Investeringsfondsen zijn nog altijd mannenbastions’

© Stefaan Knaepkens
Karin Eeckhout

Niet alleen op de arbeidsmarkt, ook in het ondernemerslandschap gaapt nog altijd een genderkloof. Vrouwen gaan zelf niet helemaal vrijuit – ze zijn te bescheiden en te voorzichtig – maar het helpt niet dat het vaak mannen zijn die over de financiering van bedrijven beslissen.

De loonkloof tussen mannen en vrouwen bedraagt nog altijd 8,5 procent en vrouwen stromen nog altijd minder snel door naar hogere functies, zo lazen we onlangs in Trends. Maar ook als het gaat over ondernemerschap, gaapt er een genderkloof. Volgens cijfers van Unizo is ongeveer 35 procent van de ondernemers vrouwelijk. Als de huidige tendens in de starterscijfers zich doorzet, dan zal het volgens de zelfstandigenorganisatie nog tot 2098 duren voordat er evenveel mannelijke als vrouwelijke ondernemers zijn.

Bedrijven opgericht door vrouwen blijven niet alleen in de aantal achter. ‘Ze vragen en krijgen minder financiering en groeien minder snel dan door mannen opgerichte ondernemingen’, weet Véronique Bockstal. Ze leidt al vijf jaar aan de UCLL Hogeschool een acceleratorprogramma voor vrouwelijke ondernemers die van een omzet tussen de 100.000 en de 300.000 euro willen doorgroeien naar een omzet van een miljoen euro. ‘Qua talent en vakkennis moeten vrouwen uiteraard niet onderdoen voor mannen, en de uitdagingen zijn in principe voor alle ondernemers dezelfde, maar toch zien we dat vrouwen en mannen er anders mee omgaan.’

Iedere vrouwelijke ondernemer heeft de morele plicht om zichzelf naar voren te schuiven als rolmodel.

Hoe uiten die verschillen zich?

Bockstal: Sommige zaken zie je vaker bij vrouwelijke dan bij mannelijke ondernemers, zonder te willen veralgemenen. Zo zijn vrouwen bijvoorbeeld risicobewuster. Dat heeft te maken met het feit dat vrouwen en mannen hormonaal anders in elkaar zitten. Die grotere voorzichtigheid zorgt ervoor dat vrouwen minder snel de stap naar het ondernemerschap zetten en, als ze het wel doen, zetten ze een rem op de groei van het bedrijf. Vrouwen zijn ook minder snel geneigd om te delegeren. De doorsnee man omringt zich al snel met een team, terwijl de vrouw pas een eerste aanwerving overweegt als ze het echt niet meer alleen kan bolwerken en ze zeker weet dat ze iemand kan blijven betalen. Daar zit het bij vrouwen vaak sterker ontwikkelde zorginstinct voor iets tussen.

Tonen die verschillen zich ook als het om financiering gaat?

Bockstal: Zeker. Terwijl mannen vaak al van bij de start op zoek gaan naar extern kapitaal, proberen vrouwelijke ondernemers het meestal zo lang mogelijk vol te houden met hun eigen geld. Als ze dan toch naar een financiële instelling of een investeerder stappen, dan vragen ze doorgaans minder geld dan hun mannelijke collega’s. Vrouwelijke ondernemers zijn ook minder geneigd om tijd te investeren in netwerken, wat hun toegang tot extern kapitaal beperkt, want 80 procent van het geld dat een ondernemer ophaalt komt via contacten uit het eigen netwerk. Die beperktere toegang tot extern kapitaal hypothekeert dan weer de snelheid waaraan een bedrijf kan groeien.

Er is meer diversiteit nodig bij investeerderspanels.

Vrouwelijke ondernemers krijgen dus minder geld omdat ze er minder vragen?

Bockstal: Dat is niet de enige verklaring. Vrouwelijke ondernemers stellen hun plannen doorgaans realistischer voor in gesprekken met potentiële investeerders. Ze hebben, veel meer dan hun mannelijke collega’s, vooraf nagedacht over de problemen die zich zouden kunnen voordoen en hoe ze die zouden aanpakken. Daardoor durven banken of investeerdersfondsen al eens twijfelen aan de haalbaarheid van hun plannen, en krijgen vrouwelijke ondernemers door hun eigen bescheidenheid uiteindelijk een te laag bedrag. Onderzoek heeft nochtans uitgewezen dat geld dat wordt geïnvesteerd in ondernemingen opgericht door vrouwen 2,5 keer meer rendeert.

Wat ook speelt, is dat investeringsfondsen nog altijd mannenbastions zijn. Die uitdrukking is echt niet overdreven – we spreken over een verhouding 95 procent mannen en 5 procent vrouwen. Je hoort mij niet zeggen dat die mannen bewust vrouwelijke ondernemers zouden discrimineren, maar mensen zijn eerder geneigd om te investeren in wat ze kennen of in mensen waarin ze zich herkennen. Daar speelt hetzelfde mechanisme als bij mensen die rekruteren: die zijn van nature ook eerder geneigd om mensen aan te werven die op hen lijken. Daarom is meer diversiteit nodig bij investeerderspanels. Niet alleen wat gender betreft, maar ook als het gaat om afkomst, huidskleur, enzovoort.’

Zijn bedrijven opgericht door mannen effectief succesvoller?

Bockstal: Op basis van Europese cijfers valt dat niet te ontkennen. Op Belgisch niveau laat de verzameling van gegevens over het aantal ondernemingen in handen van vrouwen helaas te wensen over. In de praktijk zien we dat ondernemersprijzen zoals de ‘Scale-up van het Jaar’ of ‘Leeuw van de Export’ voornamelijk worden uitgereikt aan bedrijven opgericht door mannen of door gemengde teams, en zelden aan bedrijven die enkel door vrouwen zijn opgericht, tenzij het uiteraard gaat om prijzen specifiek voor vrouwelijke ondernemers, zoals de ‘Womed Award’.

Wat moet er volgens u gebeuren om de genderkloof te dichten?

Bockstal: Om te beginnen moet er iets aan de beeldvorming gedaan worden. In de media worden vooral mannen opgevoerd, zeker als het gaat over groeibedrijven, terwijl ook door vrouwen opgerichte bedrijven uitgroeien tot miljoenenbusinesses. Dat ligt deels aan het feit dat vrouwen zelf minder de aandacht opzoeken. Willen we een diverser ondernemerslandschap, dan heeft iedere vrouwelijke ondernemer de morele plicht om zichzelf naar voren te schuiven als rolmodel. Maar ook aan investeerderskant moet er iets veranderen. Zij mogen niet te snel afhaken bij een realistischer verhaal waaruit wat twijfel blijkt. Ondertussen zijn er fondsen opgericht door vrouwelijke investeerders, specifiek bedoeld om vrouwelijke ondernemers financieel te ondersteunen, en ook bij de reguliere investeringsfondsen en in de banken werken al meer vrouwen. Maar in de cijfers zien we het effect op de financiering van het vrouwelijk ondernemerschap nog niet.

Hebben we dan quota nodig, zoals voor vrouwen in raden van bestuur en directiecomités?

Bockstal: Quota opleggen, zeker aan commerciële investeringsfondsen, is moeilijk, maar als het anders niet vooruitgaat, dan ben ik voorstander. Laat de slinger maar even doorslaan, misschien is dat nodig om tot een gelijk speelveld te komen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content