Landschapsarchitect Bas Smets herstelt de ruimte rond Notre-Dame: ‘We moeten de natuur terug naar de stad brengen’
Als in 2024 in Parijs de Olympische Spelen beginnen, moet landschapsarchitect Bas Smets klaar zijn met de ruimte rond de Notre-Dame. Dat wordt dan een van de koelteplekken van de stad. ‘Het is simpel: wie in een straat met bomen woont, is gezonder.’
Aan het einde van het interview wijst Bas Smets naar een hoop stenen op de vloer van zijn kantoor in Brussel. ‘Die donkerbruine bakstenen ga ik misschien gebruiken voor een project in Charleroi.’ Ernaast ligt een mozaïek met tegels in verschillende tinten grijs. ‘Ze komen elk uit een andere Franse steengroeve. Het is een idee voor de betegeling van de ruimte rond de Notre-Dame. Op die manier betrek ik het hele land bij dit project. Maar kom, we gaan taart eten. Mijn vader is jarig.’ Even later blijkt dat Julien Smets 78 wordt. Hij regelt nog altijd de financiën van het bureau van zoon Bas. ‘Ik was lang financieel verantwoordelijke bij een multinational. Ik doe dit werk graag en het houdt mij jong om met die gasten te werken. Bas doet het goed, hè?’
We kunnen uw vader geen ongelijk geven. In Frankrijk bent u een bekende naam. In ons land viel u pas op toen u de ontwerpwedstrijd won voor de ‘parvis’, de ruimte voor en rond de Parijse Notre-Dame, die in 2019 afbrandde.
Bas Smets: Bekendheid is niet iets wat ik nastreef.
Klimaatneutraal volstaat niet, projecten moeten het klimaat verbeteren.
U won van drie bekende Franse bureaus. En wij maar denken dat Fransen de grootste chauvinisten van Europa zijn.
Smets: Ik heb in geen enkele Franse krant gelezen dat ‘un petit Belge’ het project voor hun iconische Notre-Dame had gewonnen. Maar toen ik de reacties in België zag, bedacht ik dat Belgen chauvinistischer zijn dan Fransen. Het Belang van Limburg kopte zelfs dat een Hasselaar had gewonnen. Mijn moeder is in Hasselt bevallen toen mijn ouders in Algerije woonden. (lacht) Ik ben daar dus geboren, maar ik ben er slechts twee dagen gebleven en nadien ben ik nooit meer teruggekeerd. Toch beschouwt heel Limburg me nu als een van hen. Grappig.
Waarom bent u eigenlijk landschapsarchitect geworden en geen architect?
Smets: Wat mij al heel lang bezighoudt, is hoe wij onze planeet delen met planten, dieren en andere mensen. Van in het begin was ik vooral geïnteresseerd in het ontwerp van publieke ruimtes. Niet in de bouw van huizen of kantoren – die zijn er meer dan genoeg.
U bent daar ook een doctoraat over begonnen.
Smets: Dat ging over ‘Landscape Urbanism’, onder leiding van Marcel Smets, de vroegere Vlaamse Bouwmeester. Het doel was om steden te herdenken vanuit het landschap. Ik kijk niet naar een stad als een hoop stenen en straten, maar als een landschap. Wolkenkrabbers zijn als bergen, snelwegen als aders of rivieren. Een stad is een amalgaam van microklimaten gemaakt door de mens. De gebouwen zorgen voor een andere zoninslag en voor een bepaald windpatroon. De bestratingen sturen de doorlaatbaarheid van de ondergrond. De stad is als een woud dat je voor het eerst betreedt en ontdekt.
Waarom trok u naar Parijs om dat te onderzoeken?
Smets: Via mijn promotor kwam ik in contact met Michel Desvigne, een van de belangrijkste landschapsarchitecten van Frankrijk. Ik ging naar Parijs voor een stage van zes maanden, maar ben er uiteindelijk zes jaar gebleven.
Wat hebt u van hem geleerd?
Smets: Dat een stad haar identiteit krijgt via publieke ruimtes en openbare gebouwen. Ik wil als landschapsarchitect terug naar de rol die iemand als Frederick Law Olmsted speelde in de negentiende eeuw. Hij was dé vader van de landschapsarchitectuur in de VS. Hij ontwierp onder meer Central Park in New York en had een grote invloed bij de ontwikkeling van die stad. Hij bepaalde mee het uitzicht, stuurde de architecten van gebouwen aan, de beeldhouwers enzovoort. De buitenruimte van een gebouw was voor hem minstens zo belangrijk als het gebouw zelf. Die rol hebben landschapsarchitecten verloren na de Tweede Wereldoorlog, omdat er toen zeer snel gebouwd moest worden. De woningnood was zo groot dat alle aandacht voor het landschap werd opgeofferd.
Nu gaat het overgrote deel van een budget vaak nog altijd naar de bouw van bijvoorbeeld een ziekenhuis. In het beste geval blijft er wat kleingeld over voor de buitenruimte.
Smets: Het is nog erger. Meestal kost een gebouw meer dan geraamd en moet er bespaard worden op het al schrale budget voor de landschapsarchitect. Dat gebeurt regelmatig, zeker als het landschap niet meer doet dan het gebouw begeleiden. Daarom kies ik voor opdrachten waarbij het landschap of het plein centraal staat en niet gebonden is aan bijvoorbeeld de hoofdzetel van een kantoor. De aanleg van het park van Tour & Taxis in Brussel, waar we al vijftien jaar aan werken, is zo’n voorbeeld.
In het vervallen kuststadje Himara in Albanië stond een grote betonnen muur om de zee tegen te houden. Nadeel: zo kon je de zee niet zien. Het eerste wat u deed, was die muur neerhalen. In Brussel bouwt u een publiek park waar ooit een spoorlijn liep. Probeert u te herstellen wat de mens verkeerd heeft gedaan?
Smets: We herstellen niet en we gaan ook niet terug naar het verleden. We willen net sneller naar de toekomst. We helpen de natuur een handje om te doen wat ze normaal zou doen: vroeg of laat zou die betonnen muur toch omvallen door de erosie. Ik vertrek altijd vanuit de fundamentele vraag: hoe kun je het juiste soort landschap maken op die plek?
Wat doet u als u een wedstrijd wint zoals in Parijs? De Thalys nemen en rond de Notre-Dame wandelen?
Smets: Zeker niet, want ter plekke zie je meteen alles tegelijkertijd en snap je vaak de verbanden niet. Daarom blijf ik rustig op kantoor en bestudeer ik alle mogelijke kaarten van de site: topografische kaarten, hydrografische kaarten, hittekaarten, klimatologische kaarten. Hoeveel neerslag valt er wanneer? Wat is de geologie, waar liggen de leidingen? Hoe valt de zon binnen? Enzovoort. Ik maak een soort röntgenfoto van die plek en ontdek zo langzaam enkele patronen.
Hoe ging dat bij de Notre-Dame?
Smets: Ik zat in de VS toen ik vernam dat wij een van de vier verkozen bureaus waren. (lacht) Snel naar Parijs vliegen zat er niet in. Ik vroeg de plannen op van de site en ontdekte dat er exact evenveel plaats was voor als achter de kerk. Een perfecte symmetrie. Op basis daarvan begon ik te schetsen. Ik geloof erg in de zogenaamde ‘designer way of thinking’. Ik begin intuïtief te tekenen op een kalkpapier. Een schets maken is niet je hoofd dat tegen je hand zegt: trek die lijn. Nee, het is net het omgekeerde.
En met die tekeningen op zak vertrekt u dan naar Parijs?
Smets:We zijn daar sindsdien zo vaak geweest. Als mijn tweejarige dochter een gebouw met twee torens ziet, zegt ze al spontaan ‘Notre-Dame’.
Uw ontwerp voor de parvis van de Notre-Dame oogt op het eerste gezicht niet zo spectaculair.
Smets: Je kunt in de verleiding komen om daar iets groots of spraakmakends naast te zetten. Maar dan vergeet je op welke plek je bent. Het meest spectaculaire is namelijk die kathedraal. Daar moet je niet mee wedijveren, die staat daar al 800 jaar. Mijn eerste opdracht is die grootsheid nog meer tot zijn recht laten komen. Dus moet je je nederig opstellen.
Hoe hebt u dat gedaan?
Smets: Dankzij de topografische kaarten zag ik dat de kathedraal in een vallei staat, op het laagste punt van de stad. Ze heeft een grote toegankelijkheid en menselijkheid. Van in het begin was ik op zoek naar een wandelparcours rond de kathedraal om de intieme relatie met dat gebouw te herstellen. De meeste bezoekers kijken alleen naar de voorgevel, maar met een wandelparcours rond de kerk trek je hun aandacht naar de prachtige bogen, de brandglasramen aan de oostelijke gevel, de achterkant enzovoort.
Toen u deze zomer terugkeerde van uw vakantie in de Dolomieten zei u dat uw bureau voortaan alleen duurzame projecten zou aannemen.
Smets: Dat deden we al, maar ik benadrukte voor mijn medewerkers dat we ook exemplarisch moeten zijn. Voorbeelden maken van hoe het moet in de toekomst.
We denken al tien jaar na over de klimaatopwarming. Het beste voorbeeld daarvan is ons project in Arles. Daar heb ik samen met architect Frank Gehry een oude spoorwegsite aangepakt. We moesten een ruimte inrichten die je nog het best kun vergelijken met een woestijn: rotsen, stenen en weinig begroeiing. In de zomer bedroeg de gevoelstemperatuur er 40 tot 45 graden. Onleefbaar. Met 80.000 goed uitgekozen planten en bomen en door watervlakken te graven, is die temperatuur gezakt naar 25 graden. We hebben daar een compleet ander microklimaat geschapen. Het was een experiment om te bewijzen dat het mogelijk is om de natuur terug te brengen naar de stad. Die filosofie geldt voortaan voor al onze projecten.
U weigert veel opdrachten omdat ze niet klimaatneutraal zijn.
Smets: Neutraal volstaat niet, ze moeten het klimaat verbeteren. Wij krijgen tegenwoordig elke dag wel tien aanvragen van over de hele wereld. De overgrote meerderheid weigeren we meteen, net omdat we exemplarisch willen zijn. Ik doe het liefst moeilijke opdrachten. In Parijs ben ik gevraagd door een ontwikkelaar die boven op een boulevard een wolkenkrabber wilde bouwen op duizend palen. Hij wilde een stadsbos onder en rond het gebouw, een plein van 4000 m2 in de buurt van de Arche de la Défense. Ik vroeg aan zijn ingenieurs een diepte van 80 cm om die bomen gezond te houden. Dat is 53 cm geworden. Niet veel, maar daarom werk ik samen met een Belgische kweker voor die bomen. Ze moesten meer platte wortels hebben en kunnen overleven in een halve meter grond. Ze staan er nu al drie jaar en groeien goed. Het is een stedelijk bosje geworden waarin de wind wordt gebroken, schaduwen worden gecreëerd en andere geluiden te horen zijn. De plek leeft opnieuw.
Misschien een idee voor de betonvlakte van het Operaplein in Antwerpen?
Smets: Een vriend vroeg me onlangs hetzelfde. Maar ik ken de ondergrond van dat plein niet. Zeggen: breek de stenen uit en plant een boom, dat is te simpel. Antwerpenaren willen bomen wellicht omdat ze dat mooi vinden, maar groen is niet langer iets louter esthetisch. Planten en bomen moeten een fundamentele rol spelen, ze moeten een microklimaat creëren.
Moeten niet álle architecten, dus niet alleen landschapsarchitecten, meedenken over hoe we steden leefbaar houden ondanks de klimaatverandering?
Smets: Geen enkele architect zou nog een project mogen aanvaarden dat klimatologisch niet duurzaam is. Parijs is begonnen met het in kaart brengen van alle koelteplekken van de stad. Elke Parijzenaar moet op vijf minuten wandelen van zo’n plek wonen, want niet iedereen heeft airco in zijn appartement – dat is toch de ambitie van het Parijse gemeentebestuur. Daarom zal het plein voor de Notre-Dame onder een laagje water staan bij hoge temperaturen. Dat creëert koelte.
Hoe belangrijk zijn bomen?
Smets: Dat zijn echte klimaatmachines. Een boom is een van de weinige wezens die in donkere ondergrond mineralen vinden en via het gebladerte de zon zoeken. Bomen zetten zonne-energie om naar materie. Materie die wij inademen en eten. Het is een productiemachine die de atmosfeer voor ons leefbaar houdt.
Dankzij het gebrek aan landschap in België kunnen we een eigen landschap bedenken, een soort do it yourself urbanism.
Werkt u daarom zo vaak samen met Stefano Mancuso, de bekende neurobioloog en auteur van de bestseller De bomen van de Wereld? Hij schrijft dat alles begint en eindigt met een plant.
Smets: Een fascinerende man. Hij vertrekt van het idee dat planten en bomen een diffuus brein hebben waarbij elk uiteinde van een wortel een hersencel is, die op zoek is naar water of stenen in de ondergrond ontwijkt.
Hoe verloopt jullie samenwerking?
Smets: Ik gebruik zijn kennis om bepaalde planten samen te brengen die het meest geschikt zijn om op die plaats een microklimaat te maken. Ik leer van hem hoe planten elkaar versterken, hoe ze een gemeenschap vormen en hoe ze met elkaar kunnen communiceren.
Waarom moeten steden het voorbeeld geven om onze ruimtelijke ordening te verbeteren?
Smets: Omdat daar de meerderheid van de bevolking woont. Daar vind je ook bij een groeiend aantal mensen het geld en de interesse om te vergroenen. Ze hebben er natuurlijk ook rechtstreeks voordeel bij. Wie in een straat woont met bomen is gezonder dan wie in een straat woont zonder bomen. Zo simpel is het. Deze zomer circuleerden op sociale media veel foto’s van de temperatuur in straten met en zonder bomen. Het verschil is spectaculair. Dat komt door de adiabatische koeling door die bomen.
Pardon?
Smets: Adiabatische koeling wordt ook verdampingskoeling genoemd. Een volgroeide eik heeft ongeveer 1 hectare bladeroppervlakte. Als bijproduct van de fotogenese gaat water verdampen. Daardoor wordt warmte onttrokken aan de lucht en is het 4 graden koeler onder die bomen.
Vindt u dat overheden voldoende meegaan in dat verhaal?
Smets: Het komt op gang. Vorig jaar was er te veel water, dit jaar te weinig. Klimatologische fluctuaties zijn een blijvertje. Ook bij politici komt die boodschap stilaan binnen. Alleen gaat de klimaatverandering veel sneller dan verwacht en reageren veel politici trager dan gehoopt.
Zoals de Antwerpse schepen Annick De Ridder (N-VA), die deze zomer een foto van zichzelf tweette bij een van de tien boompjes op het Mediaplein, met de boodschap: ‘En zo probeer ik aan ieder stads- ontwikkelingsproject extra groen toe te voegen.’
Smets: Geen commentaar. Zij is een van mijn opdrachtgevers.
Hebt u veel contact met politici?
Smets: Vooral met burgemeesters. Zij zijn vaak de opdrachtgever voor de herinrichting van een publieke ruimte. Ik spreek regelmatig met Anne Hidalgo van Parijs of Philippe Close (PS) van Brussel. Als ik een project aanvaard, moet ik hun visie kennen. Wat Hidalgo doet in Parijs, is revolutionair en zeer gedurfd.
Bij de laatste presidentsverkiezing behaalde ze nog geen 5 procent van de stemmen.
Smets: Parijs is anders dan Frankrijk, net zoals New York anders is dan de rest van de VS. Wie had tien jaar geleden durven te denken dat de rue de Tivoli autovrij zou worden? Ik heb zes jaar in Parijs gewoond, ik had mijn fiets meegebracht uit Leuven. In het begin waren er bij wijze van spreken nog twee fietsers in Parijs, nu hebben zij de stad ingenomen. De geschiedenis wordt altijd vormgegeven door voorlopers. En wat vandaag in sommige steden gebeurt, zal zich als een virus over de rest van het land verspreiden.
U werkt ook in New York. Wat doet u daar precies?
Smets: We ontwerpen onder meer een immens sculpturenpark in Long Island. Daar ben ik al zes jaar mee bezig en het wordt fenomenaal. Ook in New Jersey hebben we enkele werven en in Manhattan werk ik aan de aanleg van een groot dakterras op het voormalige appartement van Robert De Niro in Tribeca.
Als u landt in Zaventem, kijkt u dan net als architect Renaat Braem uit het raampje om de ruimtelijke chaos van ons land te aanschouwen? Met dat beeld begint Braem zijn befaamde boek België, het lelijkste land ter wereld.
Smets: Ik maak veel foto’s vanuit het vliegtuig. En ja, ik herken dat gevoel. Mij valt dan telkens de enorme fragmentering van de ruimte op. Wat een gedoe. Hier is alles tegelijkertijd en overal. De eerste opdracht voor mijn bureau kwam van de KU Leuven: wat moeten we doen met de restgebieden in Vlaanderen die nog niet volgebouwd zijn? De kleine ruimtes achter de lintbebouwing. Ik heb die opdracht herdoopt tot ‘een strategie voor een land zonder landschap’.
Wat bedoelt u daarmee?
Smets: Veel landen hebben een uit- gesproken landschap. In Zwitserland woon je in een vallei tussen de bergen. Dat landschap is herkenbaar en zorgt voor een logische verdeling van de activiteiten in functie van de topografie. Als ik land in Zaventem zie ik door het raampje mijn land als een soort laboratorium. We hebben niet het sterke landschap van Duitsland en Frankrijk, maar ook niet het artificiële landschap van Nederland dat het resultaat is van de strijd van de mens tegen het water. Wij zitten daar tussenin.
Ons land is plat zonder veel natuurlijke beperkingen om te bouwen. We hebben wat polders in het westen, enkele bossen in het zuiden van het land en daartussen enkele rivieren die het land ontwateren. Dat gebrek aan landschap is ook interessant. Het geeft ons de mogelijkheid om een eigen landschap te bedenken, een soort do it yourself urbanism.
Kent u ‘Maai mei niet’, het Knack-initiatief dat mensen wil overtuigen om hun gazon minder te maaien?
Smets: Ik schreef enkele jaren geleden al dat we minstens een derde van ons gazon moeten laten verwilderen. De meerwaarde van een grasvlakte is biologisch niet groot. Ik heb mijn ouders daarvan overtuigd en meteen zie je het positieve effect: de terugkeer van insecten en bijen.
Vanwaar komt onze fascinatie voor dat keurig gemaaide gazon zonder bloemen?
Smets: Sommigen zeggen dat het in ons DNA zit. Toen mensen nog jagers waren, kon het gevaar van overal komen. In het hoge gras zagen ze hun vijanden en belagers niet. Maar in de savanne konden ze zien waar de leeuwen en tijgers zaten. Dat gaf een gevoel van veiligheid, want je had het overzicht. Later, bij de opkomst van de bourgeoisie, kon je met dat gazon bewijzen dat je ‘het gemaakt had’. Het was het bewijs dat je je iets nutteloos kon veroorloven. Dat idee moeten we los-laten. Alle tuinen samen vormen het grootste park van Vlaanderen en daarmee kun je de strijd aangaan tegen de klimaatverandering.
Alleen voelen veel mensen dat niet zo aan.
Smets: Als je deze zomer niet gezien hebt dat er een probleem is, dan ben je blind. Kijk naar wat er in Pakistan gebeurt. Daar staat een gebied onder water dat negenmaal groter is dan België. Terwijl de straatarme bewoners van Pakistan nauwelijks schuld hebben aan die klimaatverandering.
En toch zijn er kustburgemeesters die zeggen dat mensen als u overdrijven. Zij hopen op meer van die ‘fantastische zomers’.
Smets: Hun commerce draait misschien goed. Maar het is bijzonder kortzichtig en erg gevaarlijk denken. We hebben al genoeg tijd verloren met dat soort pseudowetenschap.
Bas Smets
– 1975: geboren in Hasselt
– 1999: ingenieur-architect (KU Leuven)
– 2003: master landschapsarchitectuur (Université de Genève)
– 2007: bureau BasSmets
– Enkele projecten in eigen land: de heraanleg van het Sint-Lazarusplein in Sint-Joost, het park van Tour & Taxis, Memorial 22/03 in het Zoniënwoud, de Scheldeboorden in Antwerpen, park Tweewaters in Leuven. Vorig jaar won hij de wedstrijd voor het masterplan Noord-Zuidverbinding, met een nieuw plein aan de Houtmarkt en aan Bozar.