Intussen in Hemelrijk, in het land van de woede: ‘We zijn geen dommekloten’

LINDA EN FRANÇOIS (met hun fijne buurvrouw Doris en Dominique Willaert). ‘Ik kan me niet voorstellen dat ik ooit nog voor de socialisten ga stemmen.’ © SASKIA VANDERSTICHELE
Stijn Tormans

Een zomer lang stapte theatermaker Dominique Willaert door de Denderstreek. In de wijk Hemelrijk werd hij midscheeps geraakt door het verhaal van François en Linda. Héél lang geleden waren ze trotse bewoners van hun buurt en socialist.

Ik wilde deze zomer tijd kopen voor mezelf’, had Dominique Willaert me aan de telefoon gezegd. In mei stopte hij na twintig jaar als artistiek leider van het Gentse cultuurhuis Victoria Deluxe. Hij droomde van vakantie: met de fiets door Frankrijk rijden of met de trein door Europa. Tot een opbouwwerkster uit de Denderstreek hem een andere vakantiebestemming suggereerde: ‘Je hebt net een boek geschreven over woede, Dominique. Heb je geen zin om naar een plek te gaan waar veel kwaadheid woedt?’

Drie maanden lang stapte hij door haar buurt, door het land van de Dender, van den Tir in Aalst tot de wijk Hemelrijk in Denderleeuw. Overal belde hij aan: bij huizen waar een Vlaamse vlag voor het raam hing, maar ook bij mensen van kleur. ‘Niemand weigerde om te praten. Mensen wilden net ontzettend graag hun verhaal doen. Ze krijgen zo veel lessen over wat ze moeten doen of denken. “Wij zijn geen dommekloten”, zeiden ze me. Omgekeerd heb ik niemand proberen te bekeren. Ik heb vooral heel veel geluisterd. In die drie maanden is er niemand over het klimaat begonnen. Woke? Ze weten zelfs niet wat dat woord betekent. Bij de mensen van kleur voelde ik optimisme. Ze hebben een betaalbaar huis gekocht en zien dat hun kinderen goed onderwijs krijgen. Ze geloven dat ze kunnen klimmen op de sociale ladder. Bij de oude Vlamingen voelde ik vooral teleurstelling en kwaadheid, omdat ze zo veel verloren hebben.’

Een van de verhalen die Willaert midscheeps geraakt hadden, is dat van François en zijn vrouw Linda. Op mijn verzoek wilde hij hen opnieuw opzoeken.

Een aanvaardbare zaterdagochtend, in een huis in Hemelrijk. Aan de ene kant van de tafel zitten de langste haren van links, aan de andere kant een koppel dat op het Vlaams Belang stemt. Ze willen luisteren naar elkaars verhaal. Maar eerst vraag ik aan François en Linda waarom er KARATE op hun brievenbus staat.

Niemand in de Denderstreek begon over het klimaat. Woke? Ze weten zelfs niet wat dat woord betekent.

‘Op school was ik altijd de kleinste van de bende’, zegt François. ‘Ik werd vaak uitgelachen, maar ik was een toeker.’ Later leerde hij zich op een ordentelijke manier verdedigen tegen de wereld: hij volgde lessen in karate. Tot er niemand nog met hem lachte. François werd sensei, leraar in de Japanse krijgskunst. Een belangrijke scheidsrechter ook, die jarenlang de wereld rondreisde.

Ondertussen werkte hij voor de schoenlappers en sleutelmakers van Mister Minit in Erembodegem, waar hij zich opwerkte van arbeider tot manager. Hij was toen al getrouwd met Linda: een meisje uit Denderleeuw dat hij op zijn zestiende had leren kennen op een bal van de socialisten. Will Tura kwam zingen, maar François had meer oog voor haar. Op 1 mei gingen ze naar de stoet kijken.

In 1976 gingen François en Linda in de nieuwe wijk Hemelrijk wonen. Op voorspraak van de socialisten – zo ging dat in die jaren. ‘Mijn vader was een vreëe socialist’, zegt Linda. Zoals iedereen in Denderleeuw – zelfs de pastoor leek wel een socialist. In het midden van Hemelrijk bouwde hij een kerk en de hele wijk bouwde mee. De hagen tussen de tuinen waren nog laag en dat deerde niemand. ‘Iedereen kende iedereen’, zegt Linda. ‘Wij waren ongelofelijk trots dat wij hier in deze buurt mochten wonen.’

Zesenveertig jaar later blijft er van die trots weinig over. De pastoor is al lang dood. En Hemelrijk maakt zijn naam niet meer waar: het is hun hemel niet meer. Jaar na jaar zagen ze hun buurt verkleuren. De hagen tussen de tuinen zijn vandaag hoog in Hemelrijk. ‘Het enige wat wij willen, is in onze tuin van de zon en de vissen genieten’, zegt François. Maar dat lukt niet altijd: hun gesprekken worden soms overstemd door de muziek die de buren urenlang uit de luidsprekers laten knallen. François heeft er al eens aan gedacht om, bij wijze van tegenzet, Will Tura uit zijn boxen te laten schallen: Mooi, ’t leven is mooi. Maar dat heeft hij toch maar niet gedaan – er zijn grenzen aan de ironie.

‘Sommigen gooien hun afval gewoon over de haag’, zucht Linda. ‘Ik heb onlangs een paar afvalfoto’s op een Facebookgroep over Denderleeuw gezet,’ zegt François, ‘maar de beelden werden verwijderd door de beheerder. Ze willen geen negatieve verhalen.’

Niet dat François en Linda met elke Hemelrijker van kleur een slechte relatie hebben. ‘Verre van zelfs’, zegt hij. ‘Cedric bijvoorbeeld, een Rwandees die bij ons lesgeeft in de club: een fantastische mens. Of onze buurvrouw Doris, dat is een heel toffe vrouw: ik heb haar onlangs leren parkeren. En toen een paar weken geleden brand uitbrak in Hemelrijk, ben ik gaan blussen. Iemand moest zijn tong uitsteken voor de ambulancier, maar die verstond geen Nederlands. “Ta langue, montre ta langue”, zei ik. Om maar te zeggen: ik heb tegen niemand iets. We zijn allemaal mensen. Maar als je in Vlaanderen woont, moet je je ook aanpassen aan onze mentaliteit.’

Dominique: ‘Er zijn ook Vlamingen aan wie ik me niet wil aanpassen.’

François: ‘Mensen zijn dat allang vergeten, maar na de oorlog zat België diep in de miserie. Mijn familie wilde een beter leven en emigreren naar Australië. Dat kon toen niet zomaar: je moest de taal perfect spreken en een bedrag betalen. Een paar van mijn nonkels zijn gegaan, mijn vader uiteindelijk niet. Veel later ben ik die ooms gaan opzoeken: dat waren Australiërs geworden. Ik vond dat ook belangrijk. Overal waar ik in de wereld kwam als karatescheidsrechter, paste ik me aan. Ik deed mijn best om de taal te leren en met de mensen te communiceren. De meeste lui die in Hemelrijk komen wonen, doen dat niet. Sommigen leven hier al vijftien jaar, maar spreken nog altijd geen woord Nederlands. Tijdens een vergadering van het Buurtinformatienetwerk, dat ik heb opgericht, begon zelfs de burgemeester Frans te praten.’

Dominique: ‘Kan het gemeentebestuur geen buurtregisseur aan het werk zetten?’

Linda: (schudt het hoofd)

‘Hier heb ik beseft dat mensen troost putten uit lokaal nieuws. Het is een stommiteit van de VRT om de regionale ochtendprogramma’s van Radio 2 af te schaffen.’
‘Hier heb ik beseft dat mensen troost putten uit lokaal nieuws. Het is een stommiteit van de VRT om de regionale ochtendprogramma’s van Radio 2 af te schaffen.’ © SASKIA VANDERSTICHELE

François: ‘Een tijd geleden hebben ze hier een buurtfeest georganiseerd. Wie kwam daarnaartoe? Alleen Vlamingen, niemand van kleur. Misschien omdat ze de uitnodiging niet kunnen lezen, dat kan. Maar ook omdat hun sociaal leven zich niet hier afspeelt. Ze gaan uit in Brussel en blijven soms een week weg.’

Dominique: ‘Vind je mij een naïeve pipo omdat ik er wél nog in geloof?’

François: ‘Je woont hier niet, Dominique. Het verschil is te groot. Die mensen denken anders. Ze begrijpen onze cultuur niet. De mix is mislukt. Het is geschifte mayonaise.’

Linda: ‘Ze dumpen hier ook veel sociale gevallen.’

François: ‘De sociale huisvestingsmaatschappij krijgt geld om huizen te renoveren. Meer dan zestig gezinnen worden uit hun huis gezet. Wij niet, want we hebben ons huis gelukkig kunnen kopen. Maar de huurders zitten in zware problemen.’

Dominique: ‘Minister van Wonen Matthias Diependaele (N-VA) heeft dat beslist. Een man uit Zottegem, die een Vlaamse vlag aan zijn raam heeft hangen. Niet bepaald een linkse rakker.’

François: ‘Onze buurvrouw heet Anita. Haar man is overleden en haar drie kinderen zijn het huis uit. Al tientallen jaren zijn we goede buren: we zorgen voor elkaar. Een tijd geleden kreeg zij ook een brief in de bus: ze moet verhuizen. Na de renovatie mag ze niet meer terugkomen, want ze is nu alleen. Rationaliseren noemen ze dat. En wie komt er straks in haar huis wonen? Een gezin met kinderen dat geen woord Nederlands praat. Die komen met drie, maar even later wonen ze er met zes. Voor Anita is dat een drama. Ze doet niets anders dan huilen. Ik leef met haar mee: ze moet straks leven in een klein appartement in een wijk vol ontheemde mensen waar ze niemand kent. Onderschat dat niet: als je jong bent, leg je gemakkelijk contacten. Maar hoe ouder je wordt, hoe kleiner je wereld wordt.’

Dominique: ‘Mensen die heel hun leven naast elkaar gewoond hebben, haal je niet uit elkaar. Zo creëer je problemen. Hoeveel zal dat de overheid kosten? Jullie moeten met de buurt haar huis bezetten, François, en zeggen: Anita blijft hier.’

François: ‘Overal ben ik haar toestand gaan aanklagen. Denk je dat er iemand luistert? Ik word weggelachen. Ik noem die ministers “mini-sters”. Ze denken dat ze sterker zijn en misschien is dat ook zo. Eigenlijk leven we nog altijd zoals in de middeleeuwen: zij zijn de kasteeleigenaren, wij de lijfeigenen.’

‘Ik put nog altijd kracht uit de karateclub’, zegt François dan. Daar waar hij zich ooit leerde verdedigen tegen de wereld en waar hij nu anderen hetzelfde leert. ‘Een tijdje geleden kwam er zo’n ADHD-kind binnen bij ons op de club. Onlangs zei ik tegen zijn moeder: “Hij is goed bezig.” Zij begint meteen te huilen. “Wat is er?” vraag ik verbaasd. “Dat is de eerste keer dat iemand iets positiefs zegt over onze zoon.” Dat is het mooie aan karate: je doet een witte tenue aan en je laat je ego achter in de kleedkamer. Iedereen is gelijk.’

Al is dat niet altijd zo. ‘Soms zeggen jongens mij: “Ik wil niet met meisjes trainen.” En als ik hen vraag om op hun knieën te gaan zitten met hun voeten naar achter, antwoorden ze: “Dat mag niet van mijn godsdienst.” “We zitten hier in de karateles”, repliceer ik dan. Als ik jonger was, zou ik zeker kandidaat zijn voor het Vlaams Belang. Maar ik ben tweeënzeventig. Op die leeftijd word je door de anderen afgeschreven.’

Dominique: ‘Kun je je voorstellen dat je opnieuw voor de sossen zou stemmen zoals vroeger?’

François: ‘Niet meer.’

Dominique: ‘Toch begrijp ik niet dat je op een partij stemt die net antisociale maatregelen neemt. In het Europees Parlement stemmen ze tegen de verhoging van de minimumlonen. Ik heb hier in de streek met veel mensen van kleur gesproken die wél hard werken. Ze staan op bouwwerven, of ze poetsen. Ze doen jobs die geen enkele Vlaming nog wil doen en worden daarvoor bijzonder slecht betaald. Hoe komt het dat zowel de Belgische als de Europese wetgeving zoiets toelaat? Daarover praat het Belang nooit. Ze stampen liever naar beneden dan naar boven.’

Dansen op een ziedende vulkaan, Een onderzoek naar de woede en het onbehagen in onze cultuur, van Dominique Willaert is uitgegeven bij EPO.
Dansen op een ziedende vulkaan, Een onderzoek naar de woede en het onbehagen in onze cultuur, van Dominique Willaert is uitgegeven bij EPO. © National

François: ‘Europa is passé. Je ziet het nu aan de energiecrisis: het is ieder land voor zich.’

Dominique: ‘Geloof je dat het Vlaams Belang alles zal veranderen als het de absolute meerderheid zou behalen?’

François: ‘Dat zou geen goede zaak zijn, maar het moet wel mee aan de macht komen. Bij karate draait alles rond balans. Als je veel getraind hebt, moet je rusten. En omgekeerd. Anders komt het niet goed. Een ongezond lichaam is een lichaam dat niet in balans is. Zo is het ook in de politiek: het Vlaams Belang moet niet alleen regeren, maar het zou wel tegenwicht kunnen bieden. Nu is er een onevenwicht.’

Tien minuten later, in de auto, op weg naar Ninove. ’Het gesprek heeft me geraakt’, zegt Dominique. ‘Linda en François zijn schone mensen. Geen hardcore racisten en niet uit op hun eigen, grote gelijk – wat ik bij heel wat geprivilegieerde mensen wel zie. Ze willen gewoon gehoord en ernstig genomen worden. Daarom is het zo verschrikkelijk fout dat Vlaams minister Bart Somers (Open VLD) de lokale opkomstplicht afschafte: zo zullen we de stem van zulke mensen nog minder horen. En dan mag hij, om zijn geweten te sussen, nog twintig Hannah Arendt Instituten oprichten om het vertrouwen tussen de burgers te herstellen. Somers demoniseert het Vlaams Belang ook graag. Ik zal me altijd blijven verzetten tegen de kopstukken van die partij, maar hun kiezers neem ik wél ernstig. De overheid heeft de shit gecreëerd waarin mensen als François en Linda vandaag zitten. Ze heeft de migratie hier in Hemelrijk, zoals op zo veel plaatsen, totaal verkeerd aangepakt. Ze had tegen de mensen hier moeten zeggen: “Migratie is van alle tijden. Er komen hier mensen wonen met andere culturele gewoontes.” Omgekeerd had ze ook de migranten veel beter moeten begeleiden. “Je gaat nu in een land en een wijk leven met een geschiedenis en tradities.” Misschien hadden er ook quota moeten komen: zodat de migratie gespreid werd en sommige buurten zoals Hemelrijk niet overspoeld worden. Dat is allemaal niet gebeurd. Nu mogen een paar opbouwwerkers de miserie opruimen. Dat is een bijzonder lastige opgave, hè.’

Hoe zou jij het leven in Hemelrijk verbeteren? vraag ik.

‘Ik zou niet meteen een feest organiseren, maar wel mensen samenbrengen’, zegt Willaert. ‘Ik zou naar de nieuwkomers luisteren, maar hen ook zeggen: “Hou rekening met de oudere bewoners van de wijk.” Ze kennen François vandaag in Hemelrijk als iemand die vaak van zijn oren maakt. Terwijl hij zo veel meer is: hij is op zijn tweeënzeventigste nog bijzonder fit en een autoriteit in karate. De jongens van de buurt zouden ontzettend veel van hem kunnen leren. Wat een gemiste kans.’

We stappen het Vlaams Huis binnen in Ninove, ‘dé ontmoetingsplaats voor alle Vlamingen die de cultuur, eigenheid en onze Vlaamse tradities in ere willen houden en verdedigen’. Buiten aan het raam hangen leeuwenvlaggen, binnen is het ambiance. Aan de toog drinken de vaste jongens Ninoofse Leeuw, een bier dat een brouwerij maakt op verzoek van Guy D’haeseleer. In een achterkamer houdt de politicus van Forza Ninove spreekuur.

‘Links heeft dit soort huizen bijna niet meer’, zegt Willaert. ‘Toen Karel Van Miert voorzitter was van de socialisten, zijn ze de volkshuizen beginnen af te breken. Een ongelofelijke stommiteit was dat. Als jonge gast heb ik vaak in het café gezeten. Daar zaten mensen van alle generaties en standen. Ik leerde er discussiëren met andersdenkenden. Het ging er soms hevig aan toe. Maar wanneer mensen dronken werden, zag je dat iedereen voor elkaar zorgde. Dat soort kameraadschap is er niet meer op Facebook: als je iemand beu bent, ontvriend je hem gewoon. Daarom zijn plekken zoals deze belangrijk voor een politieke partij. Kijk naar Guy D’haeseleer: hoezeer ik het ook oneens ben met hem, je kunt alleen maar constateren dat hij de woede perfect capteert. Niemand hoeft eerst een afspraak te maken met hem of naar vervelende wachtmuziekjes te luisteren. Hij is hier gewoon in het Vlaams Huis en kijkt mensen in de ogen: “Ik luister en zorg voor jullie.” Tijdens corona was hij de eerste die mondmaskers had, nog lang voor de overheid er had. Hij deelde die uit aan mensen en aan hulpverleners. Alleen aan de Vlamingen natuurlijk. Maar de volkse manier waarop hij zichzelf verkoopt: dat hebben veel politici van andere partijen niet meer in de vingers. Het zijn technocraten geworden.’

Terwijl we nog een koffie bestellen, valt ons oog op een lade met allemaal Vlaamse vliegenvangers en leeuwenvlaggen. ‘Stel je voor’, zegt Willaert, ‘dat je in een café binnenkomt waar T-shirts liggen met als opschrift: IK BEN LINKS EN DAAR BEN IK TROTS OP. Dat is vandaag toch totaal ondenkbaar?’

Heb je in deze streek nog iets geleerd?, vraag ik.

‘Dat bijna niemand nog de traditionele media volgt. Daar herkennen ze zich niet meer in. Zelf heb ik een abonnement op De Standaard. Ik heb er deze zomer eens op gelet: in die krant worden alleen mensen uit de middenklasse en de hogere klasse geïnterviewd. Als er al eens een arbeider opduikt, dan is het om te zeggen hoe slecht het gaat. Of omdat ze de energieprijzen niet meer kunnen betalen. De mensen met wie ik sprak, kijken wel naar lokale televisie en luisteren naar Radio 2. Dat is geen toeval. Ze wonen rond de kerktoren en zijn vaak niet erg mobiel. Geen kosmopolieten. Maar uit het nieuws van hun streek halen ze troost. Daarom is het een grote stommiteit dat de directie van de VRT onlangs besloot de regionale ochtendprogramma’s op Radio 2 af te schaffen. Weer zo’n wereldvreemde beslissing die in Brussel genomen werd. Een verdoken besparingsoperatie ook, al zeggen ze dat er natuurlijk niet bij. François zou het rationalisering noemen. Terwijl regionaal nieuws ongelofelijk belangrijk is. Daar zie je de lokale democratie: mensen die hun wijk opnieuw betoveren omdat ze een actiecomité oprichten, of een processie voorbereiden. Dat wil toch elke mens? Een beetje erkenning en waardering krijgen?’

Het is één uur ‘s middags. Het spreekuur in het Vlaams Huis is afgelopen. Guy D’haeseleer sloft het café uit. Een vrouw van Forza Ninove vraagt of we iets willen drinken op haar kosten.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content