Liesbeth Homans: ‘Jammer dat men te pas en te onpas over racisme spreekt’

'Alle evaluaties worden vrijdag door de Vlaamse regering besproken.' © Yann Bertrand
Joël De Ceulaer
Joël De Ceulaer Was redacteur bij Knack van 1999-2011 en van 2013-2015

In Knack geeft N-VA-boegbeeld Liesbeth Homans, die in Antwerpen onder meer Schepen voor diversiteit en samenlevingsopbouw is, nog eens haar mening over racisme en discriminatie.

In een interview met De Standaard hebt u racisme ooit ‘relatief’ genoemd.

Homans: Ik sta nog altijd achter ieder woord dat ik toen heb gezegd. Ik vind het jammer dat men te pas en te onpas over racisme spreekt. Als ik een jongen op de tram vraag om zijn voeten van de bank te halen, wil ik niet uitgescholden worden voor racist. Ik vind ook dat iedere vorm van racisme moet worden vervolgd, maar het misbruik van de term is jammer voor de echte slachtoffers. Die er natuurlijk wel degelijk zijn.

Maar er bestaat toch zoiets als structureel racisme. Wie Mohammed heet, vindt moeilijker een job dan wie Bart heet.

Homans: Ik weiger mee te gaan in de veronderstelling dat iedere Vlaming een racist is. Ik ontken niet dat racisme en discriminatie bestaan. Maar de achterstand van bepaalde groepen heeft verschillende oorzaken. Als je thuistaal niet het Nederlands is, lijkt het mij niet onlogisch dat je met achterstand aan het eerste leerjaar begint.

Taal kan niet de verklaring zijn. Bij hoogopgeleide, perfect Nederlandstalige mensen uit de allochtone gemeenschap is de kloof op de arbeidsmarkt even groot, soms groter.

Homans: Als die mensen inderdaad het gevoel hebben dat ze het slachtoffer zijn van discriminatie, dan vind ik dat ze dat moeten aanklagen. Ik zal de eerste zijn om hen te verdedigen.

Dan zult u veel werk hebben. Vlaanderen scoort in vergelijkende onderzoeken anders altijd zeer hoog op racisme.

Homans: Ik weiger mee te gaan in de stelling dat de Vlaming au fond een racist is.

Maar hoe verklaart u dan de achterstand van hoogopgeleide allochtonen?

Homans: Dat weet ik niet. Dat moet u aan de betrokkenen vragen. Nogmaals, dat er vormen van discriminatie bestaan, ontken ik niet. Maar waarom dat gebeurt, weet ik niet. Die vraag kan ik niet beantwoorden. En ik wil er op wijzen dat ook het omgekeerde fenomeen bestaat. Ik vind het niet normaal dat een jonge vrouw met een korte rok op straat wordt uitgescholden voor hoer. Dat vind ik even verwerpelijk als het feit dat iemand van allochtone origine wordt uitgescholden.

Racisme en discriminatie gaat niet alleen over uitgescholden worden. Het probleem is dat je veel moeilijker aan de bak komt, in het onderwijs, op de woningmarkt, op de arbeidsmarkt.

Homans: En ik blijf erbij dat taalachterstand een belangrijke factor is. In Antwerpen spreekt meer dan vijftig procent van de kinderen van ouders met een migratieachtergrond thuis geen Nederlands. Wie is daarvoor verantwoordelijk? De maatschappij? Of de ouders?

Allebei. De overheid zou kleuteronderwijs kunnen verplichten.

Homans: Dat is inderdaad essentieel. Daarom staat het in ons programma. Als alle kinderen Nederlands spreken, en hetzelfde onderwijs volgen, met dezelfde resultaten, dan kan ik mij niet voorstellen dat er nog mensen zullen gediscrimineerd worden.

U gelooft dus dat een kind van Marokkaanse ouders vandaag evenveel kansen heeft als een kind van autochtone Belgische ouders?

Homans: Als de ouders er alles aan doen om de kansen te grijpen die de maatschappij hen biedt? Dan wel, ja. Absoluut. Mensen moeten hun kinderen zo vroeg mogelijk naar school sturen, naar de jeugdbeweging, integreren in onze maatschappij.

Een groot interview met Liesbeth Homans over de voorbije verkiezingscampagne leest u deze week in Knack.

Partner Content