Lerarenopleidster Brenda Froyen over haar psychose: ‘Ik dacht dat ik de dochter van Jezus was’

BRENDA FROYEN, bij haar thuis: 'Ik heb de dood in de ogen gekeken. Sindsdien weet ik dat ik er wil zijn voor andere mensen.' © foto Carmen De Vos

De kraambedpsychose die ze in 2012 had, noemt ze ‘gewoon wat van het goede te veel’. Maar de strijd om erkenning die ze in de jaren daarna voerde, is Brenda Froyen spuugzat. Met een nieuw boek kiest de lerarenopleidster opnieuw voluit voor levensvreugde.

Elke week vraagt Knack aan ondernemende Belgen hoe ze lijf en psyche in balans houden.

In de tuin van Brenda Froyen, diep in het Waasland, staat sinds kort een serre. De lerarenopleidster trekt zich er graag terug: ze kan er in alle rust en stilte lessen voorbereiden, digitaal vergaderen of schrijven aan haar nieuwe kinderboek, haar tweede al, na Pssst – Het grote weetjes en niet-weetjes boek over psychische… euh… je weet wel.

De tuin is haar absolute rustpunt, vertelt ze. Weinig zaken ervaart ze zo hoopvol als tuinieren, wroeten in de aarde en bloembollen planten.

En dat het na acht roerige jaren de hoogste tijd is voor verstilling en vertraging blijkt al meteen uit de inleiding van Froyens pas verschenen boek Ben ik dan nu weer normaal? ‘Ik schrijf dit boek, niet als psychiatrisch patiënt, niet als “ervaringsdeskundige”. Ik ben ook geen psychiatrische overlever, geen cliënt of gebruiker van de geestelijke gezondheidszorg, of zelfs ex-patiënt. Ik ben niets van die woorden meer. Ik doe er afstand van. Ik ben lang genoeg gevangen geweest in een taal die niet de mijne was.’

Twee alinea’s hoger vat Froyen haar medische rapport nog eens bondig samen: een psychose na de geboorte van haar derde zoon; drie opnames in drie verschillende psychiatrische ziekenhuizen, waarvan twee gedwongen; drie keer isoleercel en drie keer fixatie; een zware depressie met suïcidale neigingen; de diagnose bipolaire stoornis type 1, gepaard met de prognose: ‘chronische aandoening, levenslange medicatie is noodzakelijk, wellicht niet meer in staat om te werken’.

Acht jaar na de psychose is Froyen vrij van medicatie en symptomen. Ze is opnieuw voltijds aan het werk en stapt stilletjes van de barricaden af. Gedaan met de lezingen, de opiniestukken, de tweets, de kwaadheid. ‘Ik ben moe van het strijden’, schrijft ze in het laatste hoofdstuk. ‘Ik mis mijn onbezonnen leven soms.’

Valt er nu een last van uw schouders?

Brenda Froyen: Jazeker, maar het is natuurlijk ook wat dubbel. Met dit boek sluit ik een periode van mijn leven af, een missie die ik met veel vuur heb ondernomen en die me heeft geholpen mezelf te helen. En het vuur dooft niet zo snel, merk ik. Ik moet me inhouden om niet te reageren als ik dingen lees, zie of hoor waar mijn bloed weer van gaat koken. Maar het is goed geweest, ik voel het, ik heb geen zin meer om in dialoog te gaan, om te verbinden, om de hele tijd in debat te gaan met een of andere psychiater die zegt dat we toch meer moeten nuanceren. Talk to the hand now, denk ik na al die jaren, ‘cause the face don’t wanna hear it anymore. (lacht) Ik heb alles nog een laatste keer opgeschreven, het is klaar nu.

De voorbije jaren ben ik een rondwandelende zelfmoordlijn geweest. Dat werd lastig.

Het is tijd voor levensvreugde?

Froyen: Ja! Pas op: ik heb altijd levensvreugde gehad, maar ik ben ook jaren aan een stuk boos geweest en boosheid is een miskende emotie in onze samenleving. We mogen nooit boos zijn, we moeten beheerst zijn en verbinding leggen. Ik vind dat jammer, want boosheid kan ook krachtig zijn. De boosheid heeft me juist energie gegeven, jarenlang. Maar de strijd om het taboe rond psychiatrie en psychische problemen te doorbreken, die ben ik wel spuugzat.

Was uw cri du coeur anders onthaald als u een man was geweest?

Froyen: Hm, moeilijk te zeggen. Omdat we boze vrouwen gemakkelijk wegzetten als ‘hysterisch’ en ‘onhandelbaar’, bedoel je? (denkt na) Ik heb met mijn boeken en lezingen zo veel mensen kunnen bereiken omdát ik een vrouw ben, denk ik. Een moeder bovendien, die gekraakt is, van wie de identiteit echt met de grond gelijkgemaakt is. Van een man zouden we dat toch nog altijd een pak minder kwetsbaar vinden, nee? En daarnaast: krijg als man maar eens een psychose, dan beland je hoe dan ook in een ander traject, dat kan ik je verzekeren. Denk maar aan Jonathan Jacob of Jozef Chovanec. Misschien was mijn geluk net dat ik een vrouw was.

Bij het afwerken van dit boek barstte de zaak-Chovanec los. Heeft dat bij u oude wonden opengereten?

Froyen: O ja. Ik heb in die weken enorm veel gehuild, het raakte me tot in mijn kern. Ik heb niets bereikt, dacht ik, wezenlijk is er niets veranderd. Dat zijn wonden die voor altijd voelbaar zullen blijven. En toen begon iedereen ook nog eens over het excited delirium syndrome, een aandoening die nog niet eens aanvaard wordt door de DSM, de bijbel van de psychiatrie. Wat een bullshit. Bij George Floyd viel de term ook al. Dan denk ik: een aandoening die vooral voorkomt bij contact met politieagenten, wat voor een rare aandoening is dat? Is het niet eerder een bewijs dat we als samenleving alles wat afwijkt van ‘de norm’ willen beteugelen? Zouden we niet beter wat minder etiketten op mensen plakken en wat meer naar elkaar luisteren? Maar goed, ik zou niet meer boos zijn. (lacht)

Voor een buitenstaander lijkt de psychose die u in 2012 hebt gehad een breuklijn in uw leven. Hebt u nog veel voeling met de Brenda van voor de psychose?

Froyen: Ondertussen weer wel, maar het heeft lang geduurd. Ik weet nog dat ik op een bepaald moment in mijn dagboek schreef: ‘Ik mis me, ik mis me, ik mis me.’ Ik was helemaal verloren, ik wist niet meer wie ik was. Het zal misschien raar klinken, maar de psychose op zich voelde bijna als een verlengstuk van mezelf: ik ben altijd al een zotte doos geweest, ik heb altijd al veel energie en veel ideeën gehad. Zo’n psychose was gewoon een beetje van het goede te veel. (lacht) Met de juiste behandeling had het daarbij kunnen blijven, maar de breuklijn zit hem helaas net in die behandeling. Ik werd geconfronteerd met zo veel onrecht, zo veel onmenselijkheid, en daardoor ben ik mezelf kwijtgeraakt. Opeens bleek ik niet meer ‘normaal’ te zijn, maar ‘ongeneeslijk zot’. Om aan de verplegers te laten weten dat ik wel degelijk een méns was, lag ik in de isoleercel te roepen dat ik in het oudercomité zat! En in de volleybalclub! (lacht) Ondertussen heb ik mezelf teruggevonden en ik heb niet het gevoel fundamenteel te verschillen van wie ik voor 2012 was, maar misschien vergis ik me daarin. Tegelijk kan ik me voorstellen dat jij ook niet meer dezelfde bent als acht jaar geleden, dat jij misschien ook niet zo veel voeling meer hebt met je jongere zelf. Identiteit is geen vaststaand gegeven, je ervaringen vormen je tot wie je bent.

Brenda Froyen, Ben ik dan nu weer normaal?, Borgerhoff en Lamberigts, 256 blz., 22,99 euro.
Brenda Froyen, Ben ik dan nu weer normaal?, Borgerhoff en Lamberigts, 256 blz., 22,99 euro.

Zijn uw lichaam en geest op dit moment in balans?

Froyen: Volgens mij zijn die twee onlosmakelijk met elkaar verbonden, en dus probeer ik zo veel mogelijk aandacht aan mijn lichaam te besteden. Ik ben geen gezondheidsfreak, we eten ook weleens lasagne uit een bakje, maar ik probeer zo gezond mogelijk te koken, vegetarisch bovendien, ik drink zelden of nooit alcohol en ik hecht veel belang aan beweging. Doorgaans sta ik vroeg op, bij het eerste geblaf van onze hond. Ik ga meteen een uur wandelen, tot ik het goed warm heb, en daarna spring ik in onze zwemvijver. Al is die wel echt fris aan het worden: elf graden is het water tegenwoordig, meer dan twee lengtes kan ik niet meer zwemmen. (lacht) En wanneer ik me mentaal niet goed voel, boek ik een massage. Daar kom ik elke keer als herboren van terug.

U monitort uw slaap, las ik. Hoe precies?

Froyen: Omdat ik van nature veel energie heb, en omdat dat zowel mijn sterkte als mijn kwetsbaarheid kan zijn, moet ik mijn slaap goed bewaken. Ik ben een ochtendmens en dus ga ik meestal vroeg naar bed. Zeker in de zomer, wanneer het ’s ochtends vroeg licht wordt. En daarbovenop neem ik overdag regelmatig een powernap, de ideale manier om je gedachten helemaal stil te leggen. Gelukkig heb ik nooit problemen om in slaap te vallen. Zodra mijn hoofd het kussen aanraakt, val ik in slaap. Tot grote spijt van mijn man, die meestal nog andere plannen heeft. (lacht) En als ik ’s nachts wakker word en niet opnieuw in slaap val, leg ik dikwijls de Peaceful Piano-afspeellijst van Spotify op, of ik voer een bodyscan uit: dan overloop ik mijn hele lijf, lichaamsdeel voor lichaamsdeel, van teen tot hoofd. Meestal kom ik niet tot bij mijn knieën.

Facebook, Twitter, Instagram, LinkedIn, een auteurspagina: u hebt het allemaal. Staat dat niet wat haaks op de rust die wandelen, zwemmen en tuinieren brengt?

Froyen: Zeker, ik ben me daar goed van bewust. Soms ben ik het beu en stop ik een paar weken met al die digitale platformen. Maar ik keer er wel altijd naar terug, heb ik ondervonden. (denkt na) Je kunt gemakkelijk smalend doen over Facebook, maar voor mij is het de voorbije jaren wel een belangrijke bron van steun geweest. Mijn vrienden snapten niet altijd waarom ik al die lezingen gaf en waarom ik al die boeken en opiniestukken schreef, maar via Facebook kreeg ik telkens veel berichten van mensen die me bedankten of een virtueel schouderklopje gaven. Dat heeft me rechtgehouden. Met Twitter ben ik wel gestopt. Al die witte mannen met hun universitaire diploma’s die over eender welk onderwerp gelijk denken te hebben: nee, dank je, dat hoeft niet meer voor mij.

Na al die jaren bent u een aanspreekpunt voor mensen die soortgelijke ervaringen met u willen delen. Er gaat haast geen dag voorbij dat u niet met het diepste lijden van de menselijke ziel wordt geconfronteerd, schrijft u. Hebt u uw buik nog niet vol van ‘de mensch’?

Froyen: Niet van de mens op zich, nee, maar het is wel bijzonder lastig geweest. De voorbije jaren ben ik niet meer of minder dan een rondwandelende zelfmoordlijn geweest. En dat stopt natuurlijk niet onmiddellijk. Afgelopen zaterdagavond nog kreeg ik telefoon van een vrouw wier verhaal ik in mijn boek vertel: dat ze het niet meer zag zitten, dat het op was, dat het niet langer ging. Tja, wat zeg je dan? Uiteindelijk ben ik op zondagochtend heel vroeg met haar gaan wandelen, en dat heeft haar misschien geholpen, maar ik weet nog niet hoe ik van nu af aan met zulke noodkreten moet omgaan. Ik kan toch niet plots gewoon het nummer van de zelfmoordlijn doorgeven? Wat als het dat maar is, denk ik in zulke situaties altijd, wat als ik met mijn ene kleine wandeling het verschil maak? Geestelijke gezondheidszorg is iets van ons allemaal, dat heb ik aan den lijve ondervonden. We zijn maar zo sterk als het sociale weefsel rondom ons. Niemand kan het in zijn eentje, ook al denken we graag van wel. Dus wil ik er zijn als het nodig is. En gelukkig heb ik een héél begripvolle man, die me altijd is blijven steunen en me nooit iets kwalijk genomen heeft.

De zaak-Chovanec raakte me tot in mijn kern. Ik heb in die weken enorm veel gehuild.

Bent u altijd al zo empathisch geweest?

Froyen: Ik ben vooral altijd al een wereldverbeteraar geweest, als kind al. Ik weet nog goed, toen ik tien was, dat ik samen met mijn buurmeisje ‘De natuurvriendjes’ oprichtte en we krantjes maakten die we voor twintig frank verkochten in het dorp. Onze opbrengst, 6000 frank, hebben we aan het WWF gedoneerd. En op mijn veertiende heb ik met vriendinnen een sponsoractie op poten gezet om zwerfvuil op te halen, gesponsord per verzamelde kilogram. Na mijn veertiende heb ik die kant van mezelf wat verwaarloosd, maar midden in mijn psychose kwam het helemaal terug. Veel mensen die een psychose hebben, voelen zich een wereldverbeteraar. Ik dus ook. Ik dacht dat ik de dochter van Jezus was, ik zou de hele wereld redden en daardoor wereldberoemd worden. Heel typisch natuurlijk, maar voor mij was het wel het signaal dat ik me opnieuw meer moest inzetten voor de mensen rond me. Zoals de dalai lama zegt: ‘Als je denkt dat je te klein bent om een verschil te maken, probeer dan maar eens in slaap te vallen met een mug in je kamer.’

Het motto van uw boek is een citaat uit The Greatest Love of All van Whitney Houston. Wanneer kreeg u voor het laatst kippenvel door schoonheid?

Froyen: Vanochtend nog, toen ik aan het wandelen was met Wifi, onze hond – die naam heb ik niet gekozen, laat dat duidelijk zijn. Hij kan zo trouw naar boven kijken, ik krijg er nog elke keer kippenvel van. Of gisteren, toen ik zat te huilen bij een YouTubefilmpje over inclusie in het kinderonderwijs. Door zulke zaken word ik snel geraakt. Ik heb een positieve filter, en ik geloof ook keihard in de goedheid van de mens.

Zelfs na al uw negatieve ervaringen in de psychiatrie?

Froyen: Ja, en dat is net het moeilijkste om aan te kaarten. Als het vanuit een slechte bedoeling zou starten, zou je hen als mens nog kunnen veroordelen. Maar dat is niet het geval, weet ik nu. Ik ging ervan uit dat iedereen in de psychiatrie het slecht met me voorhad. Ondertussen ben ik erachter gekomen dat ze alles met de beste bedoelingen doen, en dat dát juist de reden is waarom het zo vaak fout loopt. Als je met z’n allen met de beste bedoelingen het verkeerde doet, verander je niet zo snel van aanpak.

En de zin van het leven, hebt u die al achterhaald?

Froyen: Iets betekenen voor iemand anders, dat is voor mij de zin van het leven. Toen ik zwaar suïcidaal was en mensen me zeiden dat ik eigenlijk nog geluk had, dat er tenminste nog mensen waren die voor me wilden zorgen, heb ik dat ingezien. Dat mensen voor je zorgen is geweldig. Maar wat mijn leven zin geeft, is dat ik zelf een verschil kan maken voor andere mensen, hoe klein het ook is. Ik heb de dood in de ogen gekeken, ik heb zelfs een tijdje met een doodswens rondgelopen, en sindsdien weet ik dat ik er wil zijn voor andere mensen. Dat ik inderdaad, zoals ik dacht in mijn psychose, de wereld kan verbeteren, maar dan gewoon op mijn eigen vierkante meter, op mijn eigen kleinschalige manier.

Brenda Froyen

– 42 jaar

– woont in Moerbeke-Waas met haar man en drie kinderen

– werkt als lerarenopleidster aan de AP Hogeschool in Antwerpen

– kreeg in 2012 een kraambedpsychose en bracht over haar ervaringen in de psychiatrie het boek Kortsluiting in mijn hoofd uit

– trok de voorbije jaren het land rond voor lezingen en optredens, onder meer in samenwerking met Te Gek?!, met als doel de stigma’s rond geestesziekte en psychiatrie te doorbreken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content