Peter Casteels

‘Lees ik wel genoeg tussen de regels als ik naar het theater ga?’

‘Doe ik wel genoeg mijn best tijdens een toneelvoorstelling?’, vraagt columnist Peter Casteels zich af.

Terwijl Yves Petry zijn kritiek op literaire recensenten nog verwerkt in zijn romans – in De Geesten zijn de twee hoofdpersonages vernoemd naar de twee critici aan wie hij de grootste hekel heeft – trekt Annelies Verbeke eenvoudigweg naar Facebook om haar rekeningen te vereffenen. In Humo kreeg haar nieuwe novelle, Deserteren, maar anderhalve ster in een weliswaar piepkleine recensie waarin, aldus Verbeke, ‘de jonge Giuseppe Minervini (gmi) op pompeuze wijze het eigen onvermogen begrijpend te lezen etaleert. Blijkbaar doet hij dat consequent voor vrijwel alle Nederlandstalige auteurs.’ Maria Vlaar, die dezelfde novelle in De Standaard vier sterren gaf, krijgt dan weer een schouderklopje, maar ook wel een kleine tik omdat ze in het verhaal iets heeft gelezen wat Verbeke niet zo had bedoeld.

Lees ik wel genoeg tussen de regels als ik naar het theater ga?

Ik loop zelf al sinds enkele weken met een schuldgevoel rond. Toen las ik op De Correspondent een stuk van Micha Wertheim – ik geloof dat ik hier al eens heb gezegd hoezeer ik hem bewonder – over Who’s Afraid of Virginia Woolf van De Koe. Ze hernemen die voorstelling dit jaar. Wertheim doet meticuleus verslag van wat er op het podium gebeurt en wat hij daar zelf van maakt, en drukt vervolgens zijn teleurstelling uit over de recensenten die dezelfde voorstelling bespraken. Zij raken niet verder dan een ‘letterlijke beschouwing’, terwijl hij zijn fantasie de vrije loop liet. ‘Hoe moet het toch met theater verder als zelfs de mensen die er het meest komen geen plezier lijken te hebben in het tussen de regels door lezen, in het zoeken naar betekenis’, vraagt hij zich nogal wanhopig af.

Ergo: lees ik wel genoeg tussen de regels als ik naar het theater ga?

Ik zit het me weer af te vragen terwijl ik naar Bagaar kijk, de nieuwe voorstelling die Guy Cassiers voor het Toneelhuis met Lazarus maakte. Het is een zwartgallige komedie over een eilandgemeenschap waar kolonisten de lokale ‘vluchters’ onderdrukken. Lucien, de chef die wordt gespeeld door Koen De Graeve, begint nog als een goeiige sul, maar eindigt uiteindelijk als een moordenaar. Alle andere personages gedragen zich even corrupt en vadsig. Het is een komedie, dus ik heb een paar keer hard gelachen en me evenveel keer geërgerd aan flauwiteiten. Maar de betekenissen tussen de regels? Ik kom niet veel verder dan een weinig originele vergelijking tussen die verdorven bende op scène – Lucien gaat erin ten onder – en de elite waar wij door worden geregeerd. Het zal toch niet zo voorspelbaar zijn? Als ik vroeger naar een voorstelling als Bagaar keek, dacht ik altijd dat het de makers aan fantasie (of zelfs kunde) ontbrak. Maar misschien ligt het dus wel aan mij.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content