Laurens Sweeck verdedigt zijn titel op het BK Veldrijden: ‘Voor mij is minder te weinig’

Laurens Sweeck: 'Wanneer Wout en Mathieu erbij zijn, krijgt de cross meer aandacht. Dat is prettig, maar het niveau ligt zonder hen sowieso al hoog.' © JONAS LAMPENS

Na een gedempt coronaseizoen geeft Laurens Sweeck zijn Belgische driekleur weer af. De sappige startgelden en de publieke lof die de nationale veldritkampioen in andere tijden gegund zijn, moest hij missen. Maar waarom zou de Kempenaar zondag in Meulebeke niet opnieuw de titel pakken?

Interviewen in coronatijd. Laurens Sweeck doet zijn uiterste best om ons webcamgesprek de volle aandacht te geven, maar midden in dat gesprek onthult hij de bron van het gestommel op de achtergrond: Mathis Sweeck, één jaar oud, slalomt tussen de benen van papa. ”t Is mijn beurt om op hem te letten, en hij haalt op zijn loopfietsje al een hoge snelheid. Als ik even wegkijk, weet ik al niet meer waar hij zit. Tja, babysits zijn nog altijd verboden, hè?’ deelt Sweeck de smart van vele jonge ouders. Even later schudt op de achtergrond een kamerplant, het gevolg van een te scherp genomen bocht. Als daar maar geen veldrijder van komt.

De kleine Mathis draagt een kruippakje in dezelfde Belgische kleuren – weliswaar met het opschrift ‘ Little Champ‘ – die zijn vader, de regerende Belgisch kampioen veldrijden, nog minstens tot zondag zal dragen. Sweeck heeft genoten van zijn tijd in zwart-geel-rood. ‘Dankzij die trui heb ik mooie herinneringen aan 2020, dat vreemde, onaangename jaar.’

Hoe groot acht u de kans dat u hem zondag in Meulebeke opnieuw pakt?

Laurens Sweeck: Ik sluit het niet uit, maar het parcours lijkt me meer iets voor mijn ploegmaat Eli Iserbyt. Hij is in goeden doen, en Meulebeke ligt in zijn achtertuin. Hij zal scherp staan.

Pauwels Sauzen-Bingoal, jullie team, telt drie favorieten. Wordt er op voorhand een tactiek besproken?

Sweeck: Niet in de zin van: ‘Eli demarreert eerst, daarna ik, en dan is het aan Michael Vanthourenhout.’ Welke scenario’s je ook bedenkt, tijdens de wedstrijd zijn het de benen die beslissen.

Door eendrachtig te koersen, help je het lot wel een beetje. Op die manier ben ik in 2020 kampioen geworden: Eli en Michael hebben toen voorbeeldig afgestopt. Ik zal niet beweren dat we de beste vrienden zijn, maar het klikt tussen ons.

Waarom ben ik op het BK altijd top en op het WK bijvoorbeeld niet? Ik begrijp het zelf evenmin.

In het begin van het seizoen klaagde Toon Aerts dat hij door jullie in de tang werd genomen. Had hij gelijk?

Sweeck: Zo werkt het nu eenmaal. Sorry, Toon! (lacht) Dit seizoen zijn wij de sterksten en natuurlijk spelen we dat uit. (fijntjes) Misschien werken wij beter samen dan de andere teams?

Uw erelijst op het BK is indrukwekkend: in twaalf deelnames, de jeugdreeksen inbegrepen, hebt u al negen keer op het podium gestaan.

Sweeck: Het prikkelt natuurlijk dat er een trui op het spel staat, maar waarom ben ik op het BK altijd top en op het WK bijvoorbeeld niet? Ik begrijp het zelf evenmin. Op andere crossen heb ik al vaak gedacht: nu ga ik hier eens koersen alsof het een BK is. Blijkt niet te werken.

U wordt getraind door Marc Herremans, die bekendstaat als bikkelhard. De ex-triatleet gaat weleens in de weer met tractorbanden en ijzeren kettingen.

Sweeck: Dat spartaanse, meedogenloos harde trainen van de oude stempel vind ik geweldig – achteraf, tenminste. (lacht) Op het moment zelf denk je: waar ben ik aan begonnen? In weer en wind staat Marc paraat, je gaat erbij vergeten dat hij in een rolstoel zit. En hij zal eerder mij vragen of ik het koud heb dan andersom. Zagen of klagen doet hij niet.

Hij stuurt u filmpjes van kooivechters: naar hun voorbeeld moet u ‘als een leeuw uit de startblokken schieten’.

Sweeck: Die stoere kooivechters gáán ervoor, zelfs al krijgen ze slaag. Marc vindt mij te braaf, en hij is niet de enige. Iedere kenner zegt dat ik me te gemakkelijk laat wegzetten.

Liever een sympathieke tweede dan winnen terwijl iedereen je een eikel vindt?

Sweeck: Het antwoord dat iedereen van mij verwacht, zal zijn: ‘Nee! Ik móét winnen, koste wat het kost!’ Maar uiteindelijk kom je altijd terug bij je aard. Ik wil winnen, maar met respect voor de anderen. Zo zit ik in elkaar.

U hebt dit seizoen naar eigen zeggen nog niet ‘het juiste evenwicht’ gevonden. Wat bedoelt u daarmee?

Sweeck: De ene keer schiet ik als een pijl uit een boog, de andere keer voelen mijn benen loom nog voor het startschot klinkt. Ik wil meer regelmaat in mijn prestaties krijgen, en idealiter elke keer als een pijl uit een boog wegsuizen. Het heeft waarschijnlijk te maken met mijn trainingen: zijn die te zwaar of juist niet zwaar genoeg?

Sowieso heb ik het gevoel dat ik moeilijk onder stoom raak. Ik kom pas op dreef wanneer de koers eigenlijk al gereden is. Dat is niet prettig, alsof je tegen je eigen lijf verliest. Het klinkt extreem zoals ik het nu omschrijf, maar uiteraard gaat het om details. Het verschil tussen net niet aansluiten bij de kopgroep of net wel. Die ‘net’ scheelt een slok op een borrel.

Was het plezieriger koersen toen Mathieu van der Poel en Wout van Aert nog vakantie hielden?

Sweeck: De buitenwereld denkt blijkbaar dat het niveau met een ruk omhooggaat wanneer die twee erbij komen, maar het ligt sowieso al hoog. Eli Iserbyt, Toon Aerts of Tom Pidcock kunnen ook goed uit de voeten, wees gerust. Prettiger is wel dat de cross meer aandacht krijgt wanneer Wout en Mathieu erbij zijn.

Ik ken die twee al zo lang. Als negenjarigen zochten we samen kleine veldritten op in Nederland – in België mag je zo jong nog niet crossen. Al zeventien jaar zijn we elk winterweekend op dezelfde plek te vinden. Straf, hè.

Waren jullie vrienden, destijds?

Sweeck: We maakten geen speelafspraakjes of zo, maar tussen jonge kerels met dezelfde interesses ontstaat vanzelf een band. Na de cross trokken we samen de omloop op. Om ter snelst een berg op rijden. Of balanceren op een tak: daar was Mathieu een held in.

Mathieu is twee jaar jonger dan ik, hij koerste toen in een andere categorie. In mijn leeftijdsgroep ging het tussen mij, mijn tweelingbroer Diether en Wout. Meestal was ik aan het eind van het seizoen de zegekoning, Diether had een paar overwinningen minder, Wout won ieder jaar een cross of twee. Pas bij de beloften zijn de rollen omgekeerd. De winter dat we negentien werden, maakte Wout een groeispurt door. In twee maanden tijd had hij een totaal ander lichaam.

Ik wil meer regelmaat in mijn prestaties krijgen, en idealiter elke keer als een pijl uit een boog wegsuizen.

Van Diether Sweeck wordt gezegd: hij is even getalenteerd als zijn broer, maar nonchalanter. Een speelvogel.

Sweeck:(knikt) Zelf zal hij zich in die omschrijving ook kunnen vinden.

Is jullie band zo hecht als van tweelingen doorgaans wordt beweerd?

Sweeck: Wij zijn hecht, ja, maar dat ben ik ook met mijn oudere broer. Ik ben niet bepaald extravert, maar voor Hendrik en Diether ben ik een open boek. Zij zien direct wat er scheelt. Ze weten bijvoorbeeld ook dat ik in topvorm ben voor ik het zelf doorheb.

We zijn op-en-top een veldrijdersgezin. Elk weekend gaan we samen op pad. Van kameraden hoor ik dat de band met hun familie minder sterk wordt zodra ze het ouderlijke huis verlaten hebben. Bij ons gebeurt dat niet. De cyclocross verbindt ons.

De Sweecks zijn een van de weinige families die elkaar, ondanks corona, regelmatig kunnen zien.

Sweeck: Daar had ik niet eens bij stilgestaan, maar dat is zo. We zijn geluksvogels.

Volgt u de maatregelen trouw?

Sweeck: Ik ben voorzichtig, ja. Niemand weet wat de gevolgen van een besmetting kunnen zijn. Mijn lichaam is mijn broodwinning, hè. Veldrijders worden wekelijks getest, en telkens weer ben ik zenuwachtig: het zal toch niet waar zijn?

Wat is in dit coronaseizoen het vervelendst: het misgelopen startgeld of dat u uw trui niet hebt kunnen tonen aan de fans?

Sweeck: Het doet allebei pijn, natuurlijk. Maar dat ik de warmte van mijn fans moet missen, steekt me het meest. Mijn beste weken als veldrijder heb ik op het einde van vorig seizoen beleefd. Die Belgische trui geeft zo veel energie! Je wordt overal herkend, de supporters stuwen je vooruit. Ja, het brengt ook druk met zich mee – een kampioen kan zich niet verstoppen – maar de mensen verwachten sowieso dat ik vooraan koers. Minder is te weinig voor Laurens Sweeck. ‘Druk’ zou ik dat niet noemen: het hoort bij mijn status.

Cyclocross zonder biertenten en charmezangers: klopt dat wel?

Sweeck: Nu de randanimatie niet mag, ligt de focus meer op het pure presteren. Dat voelt raar, maar op hun manier zijn die doodse coronaveldritten ook charmant. Vandaag zie je er alleen de entourage van de renners. Het wereldje is er hechter door geworden.

U staat in dat wereldje bekend als het zandmannetje: dé specialist van stranden en duinen.

Sweeck: Al velen hebben me naar het geheim van zandrijden gevraagd, maar mijn antwoord valt tegen. (lacht) Het komt neer op conditie. Zand vergeeft niks. Je moet er ontspannen doorheen rijden, en dat lukt niet wanneer je tegen je limiet aanzit. En je moet jezelf fouten gunnen. Ook ik struikel weleens op zand: als je je daar niet door laat kisten, ben je al een eind. Zand is anders dan modder of bosgrond. Je moet het aanvoelen, en dat kan eigenlijk alleen wanneer je er van kindsbeen af op hebt gekoerst. Dat je het graag doet, helpt natuurlijk ook.

In het BK-parcours van zondag is een korte zandstrook opgenomen.

Sweeck: Ik weet het, maar in Meulebeke zal het aangevoerd zand zijn. Daar fiets je helemaal anders op: het is stampen – en hopen dat je overeind blijft. De fijnproever verkiest duinenzand. Dat klit aan de banden en stuift alleen wanneer het lang droog is geweest.

Ik weet nog niet hoe ze het in Meulebeke hebben geregeld, maar dikwijls is er een haakse bocht vlak voor de zandpassage. Dan is de leut eraf, want lopen gaat in dat geval sneller dan fietsen. Tenzij het regent.

Je ziet: over zand valt veel te vertellen. (lacht)

Koksijde en Zonhoven, de zandklassiekers op de kalender, gaan dit seizoen niet door. Hebt u gevloekt?

Sweeck: Als je dat maar weet. Echte zandcrossen rijden we met slicks: extra gladde tubes die heerlijk door het zand klieven. Dit seizoen zullen we ze helaas amper boven kunnen halen.

Behalve op het wereldkampioenschap in Oostende, eind januari.

Sweeck: Ja, maar het valt nog te bezien of die passage veel verschil zal maken. Ik vrees dat ze amper berijdbaar zal zijn. Ze gunnen de specialisten ook niks! (lacht)

Een wereldkampioenschap in eigen land is een belevenis, hoor. Het WK in Zolder in 2016, mijn eerste profseizoen, herinner ik me nog goed. Er was volk zover je kon kijken, er hing elektriciteit in de lucht. Zoiets had ik nog nooit meegemaakt. Dat Oostende zonder publiek zal zijn, is een serieuze domper. Naar die cross kijk ik al jaren uit.

Tot slot: op de website van jullie hoofdsponsor lees ik dat Pauwels Sauzen wel 100 miljoen kilogram saus per jaar produceert. Welke vindt u de lekkerste?

Sweeck: Aha, de gemakkelijkste vraag van het interview: andalouse!

Laurens Sweeck

– 1993: geboren in Leuven

– 2013: wint de eerste van zijn twee Belgische titels bij de beloften

– 2015: debuteert als prof

– 2016: wint zilver op het BK en zijn eerste klassementscross

– 2017: wint de GP Monseré in het wegwielrennen

– 2020: wordt Belgisch kampioen veldrijden en wint het eindklassement van de Superprestige

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content