Kazachgate: ‘Frankrijk deed niets om afkoopwet erdoor te krijgen’

© BELGA

Frankrijk heeft geen actie ondernomen om de zogenaamde afkoopwet in België goedgekeurd te krijgen. Dat heeft de voormalige minister van Binnenlandse Zaken Claude Guéant woensdag in de onderzoekscommissie Kazachgate verklaard. Wel kwam het de Franse diplomatie ter ore dat de Kazachse president graag een positieve afloop wilde van het gerechtelijk dossier tegen het zogenaamde Kazachse trio in ons land. De enige rol van het Elysée was dan ook de naam van advocate Catherine Degoul suggereren, aldus Guéant.

Onderzoekscommisssie-Kazachgate

De onderzoekscommissie buigt zich over de omstandigheden waarin de wet op de verruimde minnelijke schikking in 2011 plots groen licht kreeg in de Kamer. Volgens mediaberichten is er een verband met een commerciële deal tussen Frankrijk en Kazachstan, waarbij de president van Kazachstan eerst wilde dat de vervolging van Patokh Chodiev, Alijan Ibragimov en Alexander Maskevitsj in ons land van de baan zouden zijn. Het trio was bij de eersten om na de goedkeuring van de afkoopwet een schikking te kunnen regelen.

De onderzoekscommissie gaat dan ook na of er sprake was van ongeoorloofde inmenging vanuit Frankrijk, om die deal te smeden. Advocate Degoul en oud-Senaatsvoorzitter Armand De Decker zouden lobbywerk hebben verricht voor de goedkeuring van de wet, wat De Decker overigens ontkent.

Woensdag maakte Claude Guéant zijn opwachting, die in de periode 2011-2012 Frans minister van Binnenlandse Zaken was, zijn opwachting in de Kamercommissie over Kazachgate. Guéants naam valt meermaals in nota’s en mails in verband met de affaire. Zo publiceerde De Standaard woensdag nog een briefje waarin Guéant in 2011 het ‘fantastische’ werk beschrijft dat De Decker en zijn ploeg hadden verricht en waarin hij zegt te hopen dat de advocaten hun loon krijgen.

In de onderzoekscommissie minimaliseerde Guéant zijn rol in de zaak, net als de interesse van het Elysée voor de affaire. Hij had het zelfs over een ’totale banaliteit’. ‘Het was een dossier dat werd opgevolgd, zoals vele andere dossiers. Er waren andere evenementen, zoals de financiële crisis en de Arabische lente, die toen alle aandacht kregen’, luidde het.

Wel gaf hij aan dat het Frankrijk ter ore was gekomen dat de Kazachse president graag de vervolgingen tegen het Kazachse trio wilde opgelost zien. Dat gebeurde in 2009, in de aanloop naar een bezoek van toenmalig president Nicolas Sarkozy aan Kazachstan, tijdens een contact tussen de Kazachse en Franse diplomatieke equipes. Op de vraag of er een verband was tussen de minnelijke schikking dat het trio halfweg 2011 kon sluiten in België en de handelsdeal tussen Frankrijk en Kazachstan, moest Guéant het antwoord schuldig blijven. Hij merkte wel op dat Kazachstan het Franse materieel gewoon ook nodig had.

‘Uit hoffelijkheid’

Om de banden met Kazachstan niet te schaden, werd vanuit het Elysée een advocate gesuggereerd, met name Catherine Degoul, die het team advocaten rond Chodiev zou leiden. ‘Een advocate zoeken bij de balie van Brussel is geen onmogelijke interventie die de soevereiniteit van België aantast’, stelde Guéant. Haar naam werd gesuggereerd door cabinetard Jean-François Etienne de Rosaies en Damien Loras, een medewerker van het Elysée, wiens naam ook geregeld terugkomt in het dossier.

Guéant heeft naar eigen zeggen nooit enig contact gehad met Belgische politici in verband met Kazachgate. Wel had hij in februari 2011, dus kort voor de goedkeuring van de wet in België en de dag waarop hij minister zou worden, een etentje met minister van Staat Armand De Decker (MR). Maar De Decker was daar aanwezig als advocaat, samen met Degoul, Etienne de Rosaies en Loras. Volgens Guéant zat hij enkel aan tafel ‘uit hoffelijkheid’, op voorstel van Etienne de Rosaies en Loras. Gezien de wetswijziging die op til stond, leek het Guéant evident dat het dossier-Chodiev ter sprake kwam.

President Sarkozy hield zich nooit rechtstreeks met die zaak bezig.

Claude Gu0026#xE9;ant, voormalig Frans minister Buitenlandse Zaken

Dat etentje was volgens Guéant het enige contact met De Decker en met eender welke andere Belgische politicus. Hij verklaarde ook dat hij ‘nooit heeft gehoord dat (vicepremier) Didier Reynders (Open VLD) van dichtbij of veraf betrokken was bij het dossier’. Ook de suggestie dat er tussen president Sarkozy en Reynders over het dossier werd gesproken, wees hij categoriek van de hand. ‘Dat is absoluut onwaarschijnlijk. President Sarkozy hield zich nooit rechtstreeks met die zaak bezig.’

Guéant kreeg erg veel tegenwind vanuit de commissie. Verschillende leden zien immers wel degelijk een betrokkenheid vanuit het Elysée. ‘Vreemde manier van zaken doen. Ik zou beschaamd zijn in uw plaats’, sneerde Vincent Van Quickenborne (Open Vld). ‘U zegt dat u enkel betrokken was bij de aanstelling van een advocate. Niets is minder waar. Twee medewerkers van hoog niveau waren permanent bezig met de zaak.’

Verschillende Kamerleden stelden zich de vraag of het de taak van het Elysée was om een advocate te suggereren voor Chodiev. Francis Delpérée (cdH) vond het vreemd dat Degoul zich tot Guéant had gericht omdat ze blijkbaar problemen had met de uitbetaling van haar onkosten, maar ook dat Guéant zich daar om had bekommerd. De ex-minister vond dat niet zo abnormaal en stelde dat het gewoon ook paste in de opvolging van het dossier. Het is voor Guéant ook logisch dat iemand wordt betaald voor haar werk. ‘Daar zijn ook stafhouders voor’, reageerde Delpérée.

Partner Content