Peter Mertens (PVDA)

‘In plaats van strijd tegen de sociale dumping op te voeren, heeft Europa de concurrentie heilig verklaard’

Peter Mertens (PVDA) Kamerlid PVDA

‘Europees Commissaris Marianne Thyssen klopt zich op de borst. De nieuwe detacheringsrichtlijn zou tonen dat Europese beleidsmakers inzitten met de werknemers, dat het ‘sociale Europa’ leeft’, schrijft PVDA-voorzitter Peter Mertens. ‘Er moet echter heel wat meer veranderen als we sociale dumping echt Europa uit willen.’

Dit opiniestuk is een niet-gepubliceerd fragment uit ‘Graailand’. In zijn boek pleit Peter Mertens om Europa veel diepgaander te hervormen om sociale dumping te weren. Hij wil dat sociale rechten voorrang krijgen op markt, concurrentie en diensten.

Het is aardedonker, die vroege ochtend van 16 september 2015. In droogdok vijf aan de Industrieweg in de oude haven op rechteroever zijn twee Bulgaarse arbeiders in de weer om de romp van een groot fruitschip af te spuiten. Bahri is 44 jaar jong, Serkan 29. Wanneer ze met hun hoogtewerker over een hogedrukslang rijden, worden ze uit hun cabine geprojecteerd. Ze vallen tien, twaalf meter diep op het beton van het droogdok. Ze zijn op slag dood.

‘In plaats van strijd tegen de sociale dumping op te voeren, heeft Europa de concurrentie heilig verklaard’

Waren de mannen niet aan de cabine verankerd? Of waren ze nog bezig hun veiligheidsharnas aan te trekken? ‘Het is het eerste dodelijk ongeval in tien jaar tijd’, zegt Jan Veryke me. Ik ken Jan al een hele tijd. Hij was vakbondsafgevaardigde van de scheepsherstellers bij Antwerp Ship Repair, dat eind 2013 frauduleus failliet ging. Het Antwerpse Havenbedrijf kende toen de concessie toe aan het concern Antwerp Dry Docks. In die weken ben ik veel opgetrokken met Jan en zijn vrienden scheepsherstellers. Om te luisteren. Om hun verhaal te doen in de gemeenteraad. En vooral: om te pleiten voor concessie-overeenkomsten die vakbondsrechten en veiligheid respecteren en waarin geen sociale dumping is toegelaten.

De rechtse meerderheid in de gemeenteraad, maar ook in de raad van bestuur van het Havenbedrijf, heeft dat pleidooi toen met een armslag van tafel geveegd. ‘U mag al blij zijn dat er een overnemer is’, zei schepen Van Peel. ‘Dat slaat op niks’, antwoordde ik, ‘scheepsherstelling is als een garage in de haven. Elke haven heeft zo’n garage nodig.’ Elk schip moet immers regelmatig opgelapt. De scheepsherstelling zou blijven, dat was het punt niet. Het punt was dat ervaren personeelsleden en vakbondsmensen, dat stielkennis en vakmanschap gewoon op straat werden gezet. En dat er voortaan totaal geen controle meer zou zijn op wat op de werf gebeurt, ook niet inzake de veiligheid. Dat zei ik de schepen ook met evenveel woorden.

De dood van Bahri en Serkan in het droogdok. Twee jaar geleden ondertussen. En toch weten we nog altijd niet hoe de vork precies in de steel zat. Ze hebben een sliert onderaannemingen bij Antwerp Dry Docks. Maar voor welke onderaanneming waren Bahri en Serka werkzaam? En met welk contract? Was er vakbondstoezicht? ‘Vroeger, bij Antwerp Ship Repair, waren we als vakbondsafgevaardigden continu op pad om de veiligheid van de mensen in ’t oog te houden’, zegt Jan Veryke. ‘Daarbij, dat ongeval gebeurde om half vijf ’s morgens. Was er wel verlichting in dat droogdok? Of hebben ze daarop bespaard? Want in het donker is het natuurlijk onmogelijk op tien meter hoogte die hogedrukkabel te zien liggen.’ Het blijven allemaal onbeantwoorde vragen. In de eerste plaats voor de families van Serkan en Bahri, Bulgaarse jongens, naar hier gehaald om het werk te doen van generaties Antwerpse scheepsherstellers. Maar dan tegen een hongerloon. Sociale dumping heet dat en volgens sommigen is het de toekomst van onze arbeidsmarkt.

De vier liberale economische hoekstenen van de Unie

Het is een absurde situatie: werknemers van het ene land tijdelijk invoeren als concurrenten voor werknemers van het andere land. Om ter goedkoopst werken, met alle gevolgen van dien voor veiligheid, gezondheid en salaris. Nochtans, die concurrentie op de arbeidsmarkt is ingeschreven in het concept van de Europese Unie zelf. Van bij de start in 1992 is de Europese eenheidsmarkt gebouwd op vier liberale economische hoekstenen: vrij verkeer van personen, vrij verkeer van goederen, vrij verkeer van kapitaal en vrij verkeer van diensten. Die vier hoekstenen waren eerder al in het Verdrag van Rome ingeschreven. Ze zijn het alfa en omega van de Europese Unie. Ze zorgen voor een drieste concurrentie tussen bedrijven en tussen landen. Als gevolg daarvan staan overal in Europa de loon- en arbeidsvoorwaarden onder druk.

Het vrije verkeer van personen associëren we vooral met de afschaffing van de grenscontroles in 1993. Voortaan moest je niet meer aanschuiven aan de grens met Nederland, Duitsland of Frankrijk. ‘Moest dat vroeger dan wel?’ vragen mijn kinderen. Misschien wordt vroeger wel opnieuw later, denk ik dan, want na een zomer van terreur stonden er opnieuw muren en zijn grenscontroles terug van weggeweest. Maar het vrije verkeer van personen heeft ook nog een andere lading. Namelijk dat iedere onderdaan van de Europese Unie zich overal in de Unie mag vestigen, op gelijke voet met de anderen. En dat je daar dan ook recht hebt op werk, op gelijk loon en sociale zekerheid. Dat is logisch, het maakt deel uit van de beslissing om Europa op te bouwen. Het impliceert dat een Poolse stielman of stielvrouw die hier komt wonen, helemaal valt onder de Belgische arbeidswetgeving en sociale zekerheid. Dat is dus geen sociale dumping.

Het wordt wél sociale dumping wanneer we het hebben over het vrije verkeer van diensten. Dat is moeilijker te begrijpen. Iedereen kan zich wel voorstellen dat personen zich over een grens verplaatsen, dat kapitalen zich over grenzen verplaatsen (en hoe!) en dat goederen zich met een trein, schip, vliegtuig of vrachtwagen (files!) over grenzen verplaatsen. Maar een dienst? Heeft iemand als eens een dienst aan een grensovergang zien aanschuiven? Natuurlijk niet. Waar het om gaat is arbeid. Te weten arbeid in de dienstensector. Bij deze dienstensector – of “tertiaire sector” – hoort traditioneel alles wat niet tot de landbouw of de maakindustrie behoort. Het gaat dan om vervoer, handel, bankwezen, ICT en onderhoud. Maar ook om interimkantoren en heel wat onderaannemingen. Heel wat taken die vroeger bij de industrie werden gerekend, zijn vandaag ondergebracht bij de dienstensector.

Volgens de Europese verdragen hebben ondernemingen het recht in andere lidstaten “diensten” te gaan verrichten. Daar kunnen ze hun eigen werknemers tijdelijk voor naar een andere lidstaat uitsturen. Detacheren, zo heet dat met een Frans woord. Een Bulgaarse firma of een Bulgaars uitzendkantoor kan ook Bulgaarse bouwvakkers, loodgieters of vloerleggers voor een tijdelijke opdracht naar België sturen.

Zelfs de brutaalste Far West heeft een sheriff nodig

Wanneer na de val van de Muur in 1989 het Far West-kapitalisme oostwaarts trekt, wenkt daar opeens een liberaal walhalla zonder collectieve rechten en regels, en zonder sociale zekerheden. Plots ligt daar voor de ogen van big business plukrijp een hele markt goedkope arbeidskrachten klaar. Het is een buitenkans om lonen en sociale bescherming in heel Europa onder druk te zetten. Meer concurrentie is goed voor iedereen, vertellen de machtige Europese industriële lobbygroepen. Patroonsfederaties zoals BusinessEurope lopen zich het vuur uit de sloffen om de dienstensector ‘vrij te maken’, zoals dat heet. Vrijmaken van nationale regeltjes en bescherming, openstellen voor de continentale concurrentie van allen tegen allen. De grote loonverschillen tussen west en oost laten spelen om meer concurrentie en productiviteit te krijgen. Zo klinkt de theorie. Het is de aanzegging van wat een groot gevecht zou worden, met aan de ene kant de Europese Commissie, aangevuurd door BusinessEurope en vrienden, en aan de andere kant de Europese vakbonden en sociale bewegingen.

Omdat zelfs de bruutste Far West een sheriff nodig heeft om de zaken wat onder controle te houden, komt er in 1996 een eerste zogenaamde detacheringsrichtlijn. Onder welke voorwaarden kunnen bouwvakkers, loodgieters en vrachtwagenchauffeurs van het ene land in het andere land aan het werk, zo luidt de vraag. Dat kan, klinkt het antwoord in de nieuwe richtlijn, als de uitgestuurde werkkrachten het minimumloon van het gastland ontvangen en wanneer de minimale criteria inzake de werkomstandigheden (minimum rustpauzes, maximale werkduur, minimum vakantiedagen …) van het gastland worden gerespecteerd.

Dat is sociaal niet echt een ambitieuze keuze want in veel sectoren en bedrijven ligt het gemiddelde loon stukken hoger dan het absolute minimumloon. Gelijk loon voor gelijk werk valt dan weg. Maar, zo zegt men, de richtlijn is “een minimumrichtlijn”. Een vloer, zonder plafond want een land mag ook gunstiger voorwaarden opleggen voor de uitgestuurde arbeidskrachten. Uiteraard zal dat maar zelden gebeuren. De afhoudingen op het loon die bestemd zijn voor de sociale zekerheid, worden in principe berekend volgens de regels van het land van herkomst en dan ook in dat land betaald. Omdat het per definitie om tijdelijke opdrachten gaat, blijven de uitgestuurde werknemers ook voor uitkeringen afhankelijk van de sociale zekerheid in hun thuisland.

Al snel openbaart de detacheringsrichtlijn zich als een zeef met veel en grote gaten. Vooral omdat er geen strikte limieten zijn over de duur van de opdrachten, omdat er geen of weinig controle is, en omdat er geen of veel te lichte straffen staan op misbruiken. Er is dan wel een richtlijn voor dat Wilde Westen, maar er zijn haast geen sheriffs om die richtlijn ook echt te doen toepassen. Zo belandt Europa snel in een situatie waar niemand nog zicht heeft op de omvang van de detachering. En nog minder op de misbruiken. En dan komt alles nog in een stroomversnelling, door het werk van de heer Frits Bolkestein.

De manager van Shell aan het hoofd van de sociale dumping

In 1959 arriveert de jonge zakenman Frits Bolkestein in Mombasa, Kenia om er voor Shell olie te verkopen. Het Britse koloniale regime heeft er zopas de opstand van de Mau Mau in het bloed gesmoord en tienduizenden Kenianen in concentratiekampen geïnterneerd. Dat deert Bolkestein niet, want zaken zijn zaken. Die koloniale visie zal Bolkestein blijven tekenen. Wat later reist hij door naar Tanzania, waar hij zich onledig houdt met de verkoop van olie en koloniale theeplantages. Hij maakt snel promotie. Tussen 1965 en 1972 geeft hij leiding aan Shell-divisies in Honduras en El Salvador. In Honduras verleent hij zijn diensten aan dictator Osvaldo Arellano, wiens gewelddadige coup drieduizend mensen het leven kostte. In de vroege jaren zeventig wordt Bolkestein directeur van Shell Indonesië.

Dictator Soeharto nodigt Shell uit terug te keren naar de voormalige Nederlandse kolonie. In de jaren voor Soeharto had de nationalistische Soekarno grote delen van de koloniale bezittingen van Shell genationaliseerd. Dat was buiten de imperiale machten gerekend. In 1965 greep generaal Soeharto de macht, met medeweten en steun van de Verenigde Staten, Nederland en Groot-Brittannië, zo weten we vandaag. De putsch leidde tot een grote massamoord: een half miljoen tot een miljoen vermeende aanhangers van de Communistische Partij PKI, overwegend arme boeren, zijn toen brutaal afgeslacht. Het brede publiek krijgt dat verhaal pas te zien in 2012, wanneer de Brits-Deens-Noorse film ‘The Act of Killing’ van Joshua Oppenheimer overal ter wereld documentaireprijzen wegkaapt. Nadat de lijken waren opgeruimd, kregen Shell en het internationale bedrijfsleven opnieuw toegang tot het grondstofrijke Indonesië, met Frits Bolkestein aan het hoofd.

Ik bedoel maar, Frits Bolkestein is niet een man zonder verleden wanneer hij op zijn vierenveertigste kiest voor een carrièreswitch en moeiteloos door de draaideur tussen bedrijfsleven en politiek walst. Van manager van Shell gaat het gezwind naar het staatssecretariaat van Buitenlandse Handel in het kabinet-Lubbers. Alsof buitenlandse handel synoniem is met Shell. In Nederland laat Bolkestein zich opmerken met neokoloniale meningen over kinderen van mensen zonder papieren. Die mogen geen onderwijs volgen, vindt hij. En de westerse cultuur is superieur aan andere culturen, zegt de man die heel goed weet wat de koloniale machten in Indonesië hebben uitgevreten. Neen, de geesten dekoloniseren, het is niet aan Bolkestein besteed.

In 1999 wordt Frits Bolkestein, voormalig manager van Shell, Europees commissaris voor de Interne Markt. In die functie lanceert hij in 2004 een ontwerp voor een nieuwe richtlijn over detachering, zijn omstreden ‘Dienstenrichtlijn’. Die richtlijn wil alle ‘belemmeringen’ opheffen voor zelfstandigen en voor het kleinbedrijf dat op een buitenlandse dienstenmarkt actief wil zijn. De richtlijn van Bolkestein zou gelden voor vrijwel alle diensten. Of het nu gaat om uitzendwerk, horeca, kinderopvang, consultancy, autoverhuur of thuiszorg: overal zou de tucht van de vrije markt gelden. Bolkestein wil dat zijn nieuwe regeltjes ook zouden gelden voor basisvoorzieningen zoals gezondheidszorg en onderwijs. Hij stelt koudweg voor de arbeidsvoorwaarden en de regels van veiligheid, gezondheid, milieubescherming en consumentenbescherming te laten bepalen door het land van herkomst.

Land van herkomst in de Unie, dat zijn er vanaf 2004 niet langer vijftien, maar meteen vijfentwintig. Ook Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije, Tsjechië en Cyprus kwamen erbij. Wat later volgen ook nog eens Bulgarije en Roemenië. Geen enkele van de nieuwe lidstaten heeft een sociale bescherming of een arbeidswetgeving die ook maar gelijkt op die van de meeste West-Europese landen. De vakbonden zien de “Bolkesteinrichtlijn” ook als een dreiging voor de detacheringsrichtlijn. Want eenmaal het land-van-herkomstprincipe toegepast zou worden op veiligheid, gezondheid en milieu, wie zou dan verhinderen dat het later ook niet op lonen en arbeidsvoorwaarden zou worden toegepast?

Gelukkig botst de man van Shell op een storm van protest tegen zijn Bolkesteinrichtlijn, die fijntjes Frankenstein-richtlijn wordt genoemd. De discussie valt samen met het referendum over de nieuwe, neoliberale Europese grondwet. De Fransen en Nederlanders verwijzen die grondwet meteen naar de prullenmand. En ook Bolkestein moet terugkrabbelen. Het ‘land van herkomst’ verdwijnt uit de richtlijn, net als de zorgsector, en andere diensten van algemeen belang.

Wat Bolkestein niet lukt, wordt nadien toch deels in de rechtbank afgedwongen. In 2008 veroordeelt het Europese Hof van Justitie de lidstaat Luxemburg omdat het land wenste dat werknemers van buitenlandse bedrijven de plaatselijke collectieve arbeidsovereenkomsten en de geldende indexaanpassing van de lonen zouden krijgen. Gelijk loon voor gelijk werk, zeg maar. Dat ziet het Hof anders. Als de collectieve arbeidsovereenkomsten niet algemeen geldend zijn verklaard, dan moeten ze ook niet toegepast worden door buitenlandse firma’s, vinden de rechters.

Dat heeft het Hof een jaar voordien ook al gezegd, in het Rüfert-arrest. Met die twee uitspraken maakt het Hof duidelijk dat de detacheringsrichtlijn niet als een minimumgrens moet beschouwd worden, maar als een maximumgrens.

Nog dit: de klacht tegen de lidstaat Luxemburg is ingediend door de Europese Commissie zelf. Dat maakt wel heel erg duidelijk waar de Commissie naartoe wil.

De uitspraken van het Hof krijgen alle bijval van BusinessEurope, hoe kan het anders. Het Europees Vakverbond vindt de uitspraken ‘een vrijgeleide voor sociale dumping’. Het Vakverbond wil een nieuwe richtlijn met daarin het principe van gelijk loon voor gelijk werk en ook de toelating gunstigere voorwaarden toe te kennen dan de basisvoorwaarden. Het Vakverbond staat erop dat er een ‘protocol voor sociale vooruitgang’ zou komen. Dat protocol zou de sociale grondrechten ondubbelzinnig moeten laten voorgaan op de vier liberale economische vrijheden.

Portugese bouwvakkers die werken aan 2,08 euro per uur

‘Ik dank de bouwvakkers die naar deze gemeenteraad zijn gekomen voor dit debat dat de toekomst van hun stiel mee bepaalt. Ik dank deze mannen en vrouwen. Ze staan dikwijls in de schaduw maar ze maken onze stad letterlijk mee groot. Ze bouwen scholen voor onze kinderen, ze bouwen de appartementen en huizen waarin we wonen, de infrastructuur die we elke dag gebruiken.’ Voor de Antwerpse gemeenteraad van 25 april 2016 heb ik ze met deze woorden welkom geheten. Op vraag van de vakbond waren ze er, de bouwvakkers. Want er lag een charter voor van het ABVV om sociale dumping uit te sluiten op de bouwwerven die onder de verantwoordelijkheid van de stad Antwerpen vallen.

Hier moest de gemeenteraad zijn verantwoordelijkheid opnemen, dat lag voor de hand. De raad moest het voorgestelde charter tegen sociale dumping goedkeuren om daarmee duidelijk aan de burgers te zeggen: we gaan geen belastinggeld gebruiken om sociale dumping te financieren. Zo zou de raad ook het signaal geven dat hij van zijn bevoegdheden zou gebruikmaken om ontoelaatbare praktijken van uitbuiting aan te pakken, dat hij behoorlijke werkgelegenheid wenste te beschermen en het principe van gelijk loon voor gelijk werk verdedigde. Bij die oproep van me draaide burgemeester Bart De Wever zijn ogen de lucht in vooraleer hij de gemeenteraad sec opriep de motie te verwerpen. Alle verkozenen van N-VA, Open Vld en CD&V deden dat vervolgens netjes. Ook zij die me achteraf, tijdens de pauze, kwamen zeggen dat ik eigenlijk wel gelijk had hoor. Zucht.

Het gaat om jobs, jobs van onze bouwvakkers. Waarom verdwijnen die? ‘Nee, beste heren en dames van de N-VA, niet omdat er geen werk is in de bouw. Het klopt niet dat er geen projecten zijn. De bouw draait goed, dat zie je aan alle cijfers. De omzetcijfers van de grote bouwfirma’s zijn historisch hoog. Ze hebben pas nog de grootste sluis ter wereld gebouwd en er zijn nog veel grote projecten’, zo verwoord ik het op de gemeenteraad. ‘De jobs verdwijnen omdat dag na dag volwaardige contracten uit de markt worden geduwd door mensen die hier werken voor een hongerloon. Voorbeelden? Controleurs op een Brusselse bouwwerf stuitten op vijftig Portugese arbeiders die er werkten aan 2,08 euro per uur. Met dat loon zouden zij 480 uur per maand, of zestien uur per dag, weekend inbegrepen, moeten werken om boven de armoededrempel te geraken. Dat willen we toch niet op de werven van de stad?’

Als ik iets onwettigs zie, dan moet ik dat rapporteren, klinkt het antwoord laconiek. Ja natuurlijk. Maar dat is nu net de kwestie. Dat er veel meer controle en inspectie nodig is en dat de stad het voorbeeld zou moeten geven.

Want de toestand is heel ernstig. Cijfers van het staatssecretariaat voor Bestrijding van de sociale fraude leren dat in 2015 bij gerichte controles naar sociale dumping de helft van de bedrijven in de fout ging. De helft! Een derde van de gecontroleerde werknemers was niet in orde. Een kwart van de gecontroleerde buitenlandse werknemers kreeg niet eens het minimumloon uitbetaald.

Voorts kloppen gedetacheerde werknemers ook veel te veel uren. Op die manier worden bedrijven die met eerlijke contracten werken, kapot geconcurreerd. In december 2015 sloot de betongroep Holcim vijf betoncentrales in ons land. Vakbondsafgevaardigde Jeroen Boone legt uit: ‘Holcim is net als de meeste andere betonfirma’s langlopende contracten aan het afsluiten met deloyale concurrenten. Dat zijn concurrenten die hun vrachtwagens overladen, die werken met chauffeurs zonder het statuut van bouwvakker of betonmixer-chauffeur, die de rusttijden niet respecteren … Op alle gebied overtreden ze de wet, maar Holcim sluit er wel contracten mee af. En zo gaan een pak jobs verloren.

Kuifje in het postbuskapitalisme

Als het erom gaat met getrapte constructies de wettelijke verplichtingen te omzeilen, dan staat er geen maat op de creativiteit van het grootbedrijf. Dat zagen we al bij de grote geldverstopperij via de driehoek Luxemburg-Zwitserland-Panama. Ook om de sociale wetgeving te omzeilen worden complexe constructies opgezet, met een schier onuitputtelijke blokkendoos van mogelijkheden. Ook hier draait het allemaal om anonimiteit. De echte opdrachtgevers blijven vaak het langst in de schaduw en dat is meteen ook de moeilijkheid. Wie is uiteindelijk verantwoordelijk in een piramide van schijnzelfstandigen en onderaannemingen die door verschillende landen loopt?

De Franse bouwgigant Bouygues bijvoorbeeld werkte met een Iers agentschap dat Poolse arbeiders ronselde langs een Cypriotisch filiaal. Dat is de helft van het Europees Kampioenschap bijeen om sociale dumping te organiseren. De jackpot wordt helemaal ingezet met schijnzelfstandigen, die niet onder de richtlijn vallen, heel dikwijls met niets in orde zijn en helemaal onderaan de piramide van ondernemingen aan het werk worden gezet. In 2014 komt er wel een ‘Handhavingsrichtlijn’ die voor het eerst de aansprakelijkheid van de opdrachtgever vastlegt, maar slechts voor één niveau in de piramide en ook enkel voor de bouwsector, niet voor de transportsector. De voorziene handhavingsmaatregelen op zich zullen volstrekt onvoldoende zijn om de wantoestanden in te dijken.

Er is nog meer wat doet denken aan de Panamadriehoek, te weten: postbusbedrijven. Het lijkt wel een virtuele wereld met virtuele bedrijven in een virtuele economie. Kuifje in het postbuskapitalisme. Als transportbedrijf richt je een postbusfirma op in een land waar je bijna geen sociale bijdragen moet betalen. Je kan daar dan chauffeurs of bouwvakkers ronselen om in naam van het fictieve bedrijf transport- of bouwopdrachten in België te verrichten. Money money voor het bedrijf, want op die manier betaal je geen socialezekerheidsbijdragen.

De Belgische Transportarbeidersbond gaf zonet een derde Zwartboek uit. In haar Zwartboeken toont de vakbond concreet dat die bedrijfjes in Oost-Europa in veel gevallen niet meer zijn dan een postbus, een naamplaatje in de hal, een parkeerplaats of een kantoortje. Buitenlandse chauffeurs worden naar België getransporteerd in een bestelwagen of busje, werken er een paar maanden en worden dan teruggestuurd. Een recent onderzoek naar postbusbedrijven in één enkele Europese lidstaat geeft aan dat 110 transportbedrijven er samen vijftien adressen delen. En geen enkele van die vijftien adressen is geschikt als operationeel centrum voor een transportbedrijf. Al die bedrijven zijn bovendien filialen van moedermaatschappijen uit lidstaten in het centrum van Europa.

Postbusbedrijven kan je ook gemakkelijk doen verdwijnen of failliet laten gaan. Daarom gebruikt ook de georganiseerde misdaad ze. Voor werknemers of regeringen is het dan ook dikwijls onmogelijk achterstallige lonen of belastingen op te eisen. Er is immers niemand meer. Postbusje dicht. En zo word je als werknemer van het kastje naar de muur gestuurd: om de zes maand aan het werk voor een nieuw postbusbedrijf zonder ooit sociale rechten op te bouwen. Wat doe je dan als je oud bent en opgewerkt? In heel het continent rondgereden en gebouwd, maar amper of geen pensioen. Zelfs de karige bedragen voor de sociale zekerheid die naar de landen van herkomst moeten worden gestort, geraken vaak niet op hun bestemming, door fraude of door gebrekkige controle.

Postbusfraude bestaat niet alleen in de bouw- en transportsector. Zo heeft het Europees Vakverbond de sociale dumping bij de slachthuizen van het vleesverwerkende bedrijf Danish Crown aan het licht gebracht. Met eenentwintig miljoen geslachte varkens per jaar kroont Danish Crown zich graag tot de grootste “producent” van varkensvlees in Europa. Industriële massaproductie van vlees, verwerkt aan dumpinglonen.

Om de Duitse lonen in zijn Duitse slachthuizen te ontwijken, zet Danish Crown een netwerk van onderaannemingen en postbusbedrijven op in Polen, Hongarije en Roemenië. Eén na één komen de schandalen aan het licht. De Ierse onderaannemer Atlanco Rimec betaalt voor Roemeense arbeidsters en arbeiders in de Duitse slachthuizen slechts 3 euro per uur. Een andere onderaannemer, Marbar, houdt het loon van Poolse werknemers gewoon maandenlang in. Het programma Frontal van de Duitse tv-zender ZDF meldt in een reportage over de Duitse slachthuisjungle dat arbeiders en arbeidsters uit Hongarije tien tot veertien uur per dag werken voor Danish Crown en daarvoor een loon van 362 euro voor twee maand werk krijgen. In maart 2015 wordt bekend dat Roemeense arbeiders in het slachthuis van Essen niet alleen geen loon betaald kregen, maar ook 220 euro per maand moesten neertellen voor een matras in een schimmelige barak. Zo worden de werknemers van Danish Crown behandeld. De firma zelf boert wel goed, dank u. In 2015 haalde ze nog 237 miljoen euro winst binnen. En daarvan keerde ze 200 miljoen meteen uit aan de eigenaars van het bedrijf.

En wat doet Marianne Thyssen?

Verenigd Links in het Europees Parlement heeft een onmogelijke afkorting: GUE/NGL. Eind januari 2016 nodigt Verenigd Links me uit. Binnen hun fractie volgt een werkgroep het detacheringsdossier op. Eén van de leden ervan spreekt me aan over Europees commissaris Marianne Thyssen, die de detacheringsrichtlijn moet vernieuwen. Een hachelijke onderneming is dat, legt ze uit, met een BusinessEurope dat het vuur nog aanpookt door de operatie op voorhand al af te wijzen als ‘nutteloos, gevaarlijk en contraproductief’. Nice friends, die van big business. Binnen twee maand, in maart, zou Thyssen met haar voorstel voor de pinnen komen. Het principe zou ‘gelijk loon voor gelijk werk op dezelfde plaats’ worden, en dat voor alle arbeid waar collectieve arbeidsovereenkomsten gelden die wettelijk bindend zijn verklaard. Dat is een terechte vraag van de vakbonden.

Twee maand later, in maart 2016, ligt het voorstel van Thyssen inderdaad op tafel. De grote punten van de herziening kloppen met de verwachtingen. Gedetacheerde werknemers krijgen recht op dezelfde verloning als de werknemers in het gastland, en niet langer alleen maar op het minimumloon. Het gaat bijvoorbeeld ook om een dertiende maand, verplaatsingsonkosten of, in de bouwsector, de aanvullende vergoeding bij tijdelijke werkloosheid wegens slecht weer. Ook wie via een uitzendkantoor of in onderaanneming als gedetacheerde werkkracht werkt, krijgt recht op dezelfde verloning. En ten slotte: de detachering mag hoogstens 24 maand duren. Het zijn alvast verbeteringen.

Een grote beperking in de plannen van Marianne Thyssen is dat het principe van gelijk loon er pas komt als het loon bij wet is vastgelegd of bij een algemeen geldende collectieve arbeidsovereenkomst. Voor België is dat geen probleem, maar voor heel wat andere lidstaten wel. Lang niet alle collectieve arbeidsovereenkomsten zijn algemeen geldend verklaard en dan zou het principe van gelijk loon voor gelijk werk niet meer gelden.

BusinessEurope schiet meteen met scherp op de nieuwe richtlijn. In een persverklaring heeft de patroonsclub het over “buitensporige regels voor verloning” die de concurrentiepositie zouden ondermijnen. Nou moe, waar het over gaat is gewoon gelijk loon voor gelijk werk. Maar in hun kruistocht tegen een strengere richtlijn krijgen de patroons de steun van tien vooral Oost-Europese lidstaten. Die geven de nieuwe richtlijn een “gele kaart” om haar zo tegen te houden. Marianne Thyssen wordt gedwongen haar ontwerprichtlijn opnieuw te bekijken. Maar ze houdt voet bij stuk.

Dankzij de druk van de vakbonden, slaagt Verenigd Links er in een parlementaire commissie mee in het voorstel van Thyssen ietwat te verbeteren. Zo wil de bevoegde parlementaire commissie Thyssen doen erkennen dat het doel van de Richtlijn ook sociaal is én dus niet enkel een betere marktwerking nastreeft, zoals Thyssen zelf voorstelde. Dat is belangrijk als het Europees Hof zich straks over de toepassing van de Richtlijn moet uitspreken. Ook zouden alle collectieve arbeidsovereenkomsten erkend moeten worden, mag de Commissie niet zo maar zelf definiëren wat wel en wat niet loon is, en zouden ook interimwerknemers dezelfde rechten moeten krijgen.

Maar zelfs over wat er nu op tafel ligt, moet nog verder onderhandeld worden.. Ondertussen nam immers ook de Europese Raad van Ministers standpunt in. Zij willen de nieuwe richtlijn pas binnen vier jaar in werking laten treden. De transportsector willen ze helemaal uit de nieuwe richtlijn houden.

Hoe lang zal detachering echt duren? Hoe veel jaar vooraleer de nieuwe richtlijn in werking treedt. Wat de molen van de Europese bureaucratie er straks van heel laat, is nog af te wachten. Toch weten velen nu al dat het niet genoeg is. Denk bijvoorbeeld aan de maximumtermijn. De fractie van Verenigd Links stelt – tevergeefs – een maximumtermijn van 3 maanden voor. Gedurende 24 maanden blijft, als het van de Commissie afhangt, of 18 maanden voor de Raad, het geldende arbeidsrecht, maar ook de sociale zekerheidsbijdragen, dat van het land van herkomst. De gemiddelde detachering duurt echter vaak slechts enkele maanden. De achterpoortjes blijven zo wijd open. In De Tijd telt Johan Willemen zijn winst. De voorzitter van de belangrijkste Belgische familiale bouwgroep hoeft niet eens te sjoemelen: ‘Als ik via detachering een Poolse bouwvakker in dienst neem, betaal ik hem het Belgisch minimumloon en de Poolse sociale lasten. Die lasten zijn ook nog eens berekend op het Poolse minimumloon. Zelfs met alles in regel, geeft mij dat een arbeider die 40 procent goedkoper is dan een Belgische.’

Gelijk loon voor gelijk werk

De inzet is groot. In 2014 waren in ons land 205.000 gedetacheerde werknemers actief, bijna het dubbele van in 2010. Dat is 4,4 procent van de totale tewerkstelling in ons land, maar in de bouwsector is dat ondertussen wel opgelopen tot drieëndertig procent. Als je het zou omrekenen naar voltijdse equivalenten dan presteren gedetacheerde werknemers twaalf procent van het werkvolume in de bouwsector. Dat is best veel en het zorgt voor veel onrust.

In de Europese Unie is bijna de helft van alle gedetacheerde werknemers actief in de bouw: 43,7 procent. In de Unie zijn 1,9 miljoen gedetacheerde werknemers actief, zevenhonderdduizend meer dan in 2011. De hoogste concentratie van uitgestuurde werknemers gaat verhoudingsgewijs naar België, Luxemburg en Oostenrijk. Ons land zit dus mee in het hart van de problematiek.

Alle Menschen werden Brüder, euh Entschuldigung, Konkurrenten.” Zo omschreef ik in ‘Hoe durven ze?’ het Europese project. Een continent waar alle werknemers tegen elkaar worden uitgespeeld is niet leefbaar. Het leidt tot een race to the bottom. De koopkracht wordt aangetast en de economie gaat sputteren.

De verarming van de landen in de periferie van Europa, zowel in het oosten als in het zuiden, en de sociale dumping zijn twee kanten van eenzelfde muntstuk. Lokale economieën worden op de knieën gedwongen door kapitaalexport uit Duitsland en de sterkste Europese landen. Massa’s Polen, Portugezen, Roemenen en Bulgaren verlaten hun land op zoek naar werk in de Benelux, in Frankrijk, in Groot-Brittannië of in Duitsland. De sociale dumping tegengaan betekent ook opkomen tegen dit model van ongelijke ontwikkeling en van onevenwicht, waarop de Europese Unie is gebouwd.

Sociale dumping echt aanpakken, wil niet alleen zeggen dat er meer gedaan moet worden. De Europese instellingen moeten ook gewoon stoppen zélf sociale dumping te vergemakkelijken. De Europese Commissie doet al jaren alles om de detacheringsrichtlijn zo asociaal mogelijk te gebruiken. In 2013 tikte de Commissie België op de vingers. Ze vond het niet kunnen dat België zelf de papieren van gedetacheerde werknemers ging goed- of afkeuren. Ze probeert ook de invoering van een minimumloon voor buitenlandse vrachtwagenchauffeurs in Duitsland en Frankrijk ongedaan te maken. Een minimumloon zou volgens de Commissie “buitensporige obstakels” creëren voor de goede werking van de interne markt. En dus stelde de Commissie een inbreukprocedure tegen Duitsland en Frankrijk. Op die manier wil ze komaf maken met het minimumloon voor buitenlandse chauffeurs.

Om uit de helse spiraal van de sociale dumping te geraken, hebben we minstens drie elementen nodig.

Het principe van gelijk loon voor gelijk werk is daarbij het eerste element. In het Latijn, lex loci laboris: iedereen valt onder de wetten van het land waar hij of zij werkt. Dan geldt voor elke werknemer het loontarief en het socialezekerheidstarief van het land waar hij of zij is tewerkgesteld. De sociale bijdragen moeten vervolgens naar het land van herkomst worden doorgestort.

Ten tweede moet de uitbouw van de sociale inspectie in elke lidstaat een prioriteit worden. Gelijk loon voor gelijk werk begint bij strenge controle, zowel in de landen waar het werk gepresteerd wordt als in de landen van herkomst. Strenge controle is nodig om bedrijven die werken met postbussen streng aan te pakken, bijvoorbeeld door transportfirma’s niet langer een vergunning toe te kennen. Door strenge controle kan men ook de opdrachtgevers aan de top van de piramide vinden en hen volledig aansprakelijk stellen wanneer er in de piramide geen lonen of sociale bijdragen worden betaald, of wanneer er inbreuken zijn op de arbeidswetgeving.

Ten derde zijn er solidariteitsmechanismen nodig die het landen in het oosten en zuiden van Europa mogelijk maken zich te ontwikkelen. Zolang er een grote ongelijkheid is in economische ontwikkeling en levensniveau zullen arbeiders op zoek gaan naar een beter leven in het buitenland. In plaats van een concurrentie naar beneden moeten er minimumnormen komen. Een Europees minimumloon is hier een knooppunt. Bijvoorbeeld ter hoogte van zestig procent van het mediaan inkomen van elk land.

Investeringsplannen vanuit de Unie zouden in de eerste plaats naar die landen kunnen gaan die het zwaarst geleden hebben onder de invoering van de euro. Zolang we geen Unie bouwen op basis van solidariteit en samenwerking, waar financiële transfers en hulp mogelijk zijn tussen sterkere exportlanden en zwakkere importlanden, zal men in de periferie altijd naar dumpingdetachering willen grijpen.

Dit Europa heeft de concurrentie heilig verklaard. Markt, concurrentie en diensten krijgen voorrang op sociale basisrechten. Dat hoort omgedraaid te worden, door een bindende clausule die sociale rechten en vooruitgang laat voorgaan op economische vrijheden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content