In memoriam Kris De Bruyne: ‘Het lot bepaalt wie blijft en wie weggaan mag’

KRIS DE BRUYNE. 'Hij was de rebel van de school. Voortdurend ging hij in de clinch met de leraars.' © Saskia Vanderstichele
Stijn Tormans

Nu Kris De Bruyne er zelf niet meer is, worden zijn oude klassiekers weer gespeeld op de radio. Onze reporter keert terug naar de Far West in Vilvoorde, de plek waar ze geschreven zijn, en gaat op zoek naar het verhaal van de zanger, zijn cafébaas en hun Drinkwinkel.

Een dag nadat Kris De Bruyne de karavaan heeft verlaten, post zijn oude collega Jan De Smet een foto van zijn debuut uit 1973 op Instagram. De eerste Nederlandstalige rockplaat ooit, al heeft bijna niemand ze gehoord. Na een paar weken werd ze alweer vernietigd. Omdat de persing te slecht was, zeggen sommigen. Omdat ze te wild was voor het brave Vlaanderen, zeggen anderen. ‘Ik ben blij dat ik mijn exemplaar gered heb’, schrijft Jan De Smet bij zijn bericht.

Hij kocht de plaat destijds gewoon in de winkel. Zevenenveertig jaar heeft hij er niet meer naar geluisterd, maar vandaag nam hij het vinyl weer uit de hoes. En ‘het klonk verrassend goed’. Vooral de stem van Kris De Bruyne: een snerp met grain. Niet die van een jongen, wel van een man die op zijn drieëntwintigste al geleefd heeft en daar geweldige songs over schreef zoals Grote Japie of Ook omdat Brussel stinkt. ‘In die stad hebben we elkaar eind jaren zestig voor het eerst gezien’, vertelt Jan. ‘Allebei studeerden we aan Sint-Lukas. Kris zat twee jaar hoger, maar iedereen kende hem. Hij was de rebel van de school. Voortdurend ging hij in de clinch met de leraars.’

Midden van de weg begon hij plots heel luid te huilen. ‘Ik ben de volgende, Piet’, zei hij.

Niet alleen daar schopt hij keet. Op het skifflefestival in Hove daagt hij het publiek uit met een bluesversie van Klein Klein Kleutertje. De mensen jouwen, maar hij krijgt de zilveren trofee van Wannes Van de Velde. ‘Van dan af was Kris de vedette op school en hij gedroeg zich ook zo’, zegt Jan. ‘We keken naar hem op.’ Misschien zijn zijn krullen niet even wild als die van Bob Dylan, maar hij heeft wel hetzelfde lef, dezelfde branie. En hij zingt in het Nederlands.

Wat later beginnen Jan De Smet en zijn broer met een eigen folkgroep, De Snaar. ‘We repeteerden in Vilvoorde, want onze violist had daar een lokaal. Daarna gingen we altijd nog iets drinken in Ture’s Drinkwinkel.’

Daar ontmoet Jan de rebel van Sint-Lukas opnieuw. Omdat Brussel stinkt was die naar de Olmstraat in de Far West verhuisd. Een arbeiderswijk in Vilvoorde zonder kleur maar met een geur: ook daar is de stank om te snijden. Maar dat café in zijn straat maakt alles goed. Zeker omdat cafébaas Tuur goede muziek draait: Déjà vu van Crosby, Stills, Nash & Young. En The Gilded Palace of Sin, de eerste plaat van The Flying Burrito Brothers.

‘Kris De Bruyne en Jan De Smet waren niet de enige muzikanten die in Ture’s Drinkwinkel kwamen’, vertelt klankman en vaste stamgast Piet Vermonden. ‘Johan Verminnen zag ik er ook soms. Net als de jonge Roland, Raymond, Miek en Roel, Zjef Vanuytsel…’ Vooral op zaterdagavond is het huisje aan de Olmstraat 113 een pleisterplaats voor spelers en drinkers. ‘Alles was daar aan het pruttelen’, zegt Piet. ‘Alleen beseften we dat toen niet.’

Van de wilde jaren van Ture’s Drinkwinkel blijft vandaag alleen een foto over. Een vergeeld zwart-witbeeld van een uitgelaten bende: de meesten hebben een pint in hun hand, een enkeling een kind. ‘De man helemaal vooraan is cafébaas Tuur’, zegt Piet. ‘Hij was ook een muzikant, de eerste in België die pedalsteelgitaar speelde.’

Ook Firmin Michiels komt vaak in Ture’s Drinkwinkel. ‘Tuur en ik hadden elkaar heel toevallig leren kennen. Begin jaren zeventig speelde ik gitaar bij de groep Pendulum. Op een dag stond er een recensie in Het Laatste Nieuws: “Pendulum verlegt de grenzen in Vlaanderen, Firmin Michiels speelt zelfs pedalsteelgitaar.” Tuur heeft toen een lezersbrief naar de krant gestuurd. “Dat is onmogelijk. Ik ben de enige mens in Vlaanderen die pedalsteelgitaar speelt.”‘

De leden van Pendulum gaan uit nieuwsgierigheid naar een optreden van Tuur kijken. Ze raken onder de indruk van de exotische, weemoedige klanken die uit zijn pedalsteel komen en vragen of hij bij de band wil komen. Op hun eerste optredens samen tonen ze een bord: WE HEBBEN NOG GEEN DRUMMER, MAAR WE HEBBEN WEL TUUR. ‘Dankzij Tuur kregen we aandacht’, zegt Firmin. ‘Niemand in Vlaanderen had zo’n pedalsteelgitaar gezien.’

Het is een instrument uit de echte Far West. Ooit en stoemelings uitgevonden in Honolulu toen een jongen een roeste bout langs de weg had opgeraapt en dat ding toevallig zijn gitaar geraakt had. Later kwamen er poten en pedalen bij. De pedalsteelgitaar werd een instrument voor gevorderden: alleen muzikanten met goede handen en voeten kunnen erop spelen, maar die heeft Tuur Huysveld.

Met hem erbij maakt Pendulum een van de mooiste belpopsingles uit de jaren zeventig: It’s a Beautiful Day. Het wordt een hit en de groep mag overal optreden. Ook in de Far West in Vilvoorde, in het voorprogramma van Kris De Bruyne. Na It’s a Beautiful Day volgt Early Morning Rain, maar die tweede single flopt.

Firmin Michiels en Tuur verdrinken hun teleurstelling in de Drinkwinkel: Tuur achter de toog, Firmin ervoor. ‘Daar heeft Kris De Bruyne mij aangesproken’, zegt Firmin. Ook zij kenden elkaar nog van in Sint-Lukas. ‘Kom in mijn groep spelen’, zegt De Bruyne.

In zijn hoofd zit een groots plan: een solo-lp maken met elektrische gitaren en veel lawaai. Vanuit de Far West wil hij een revolutie beginnen tegen de brave kleinkunstenaars met pijp en baard. In een R4 trekt de bende naar de Madeleinestudio’s in Brussel. ‘De jaren gaan voorbij, haast je’, zingt De Bruyne in de microfoon. En dan: ‘Je hebt nu nog al de tijd om je talent zo nodig te bewijzen. Wat je kan, wat je graag had willen doen, wat zo belangrijk is er iemand op te wijzen.’ Achter hem rammen Raymond van het Groenewoud en Firmin Michiels op hun elektrische gitaar.

De Drinkwinkel in de Olmstraat in Vilvoorde. Destijds de pleisterplek van veel muzikanten. Helemaal vooraan ligt Tuur Huysveld.
De Drinkwinkel in de Olmstraat in Vilvoorde. Destijds de pleisterplek van veel muzikanten. Helemaal vooraan ligt Tuur Huysveld.

Wie iemand herkent op bovenstaande foto, mag altijd mailen naar stijn.tormans@knack.be.

In de herfst van 1973 komt de eerste lp van Kris De Bruyne uit. Niemand kijkt op. ‘We werden niet gedraaid op de radio’, zegt Firmin. ‘En in de schaarse recensies werd de plaat afgebroken.’ De teksten zijn onverstaanbaar, roepen de vitters. Alleen Jean-Marie Aerts prijst de plaat de hemel in. Het is, zegt hij, alsof die zanger uit de Far West ‘de elektriciteit heeft uitgevonden in Vlaanderen’.

Na een paar weken wordt de lp uit de handel genomen. De Bruyne kijkt naar hoe ze gaten boren in al zijn onverkochte exemplaren. Het vinyl wordt gesmolten voor andere platen van andere artiesten. Hij vraagt of hij nog een exemplaar mag houden voor zichzelf. Dat mag, op voorwaarde dat hij zijn eigen plaat zelf betaalt.

Op zijn drieëntwintigste lijkt de carrière van De Bruyne voorbij. Hij heeft de hemel bestormd, en verloren. ‘Dat was een heel ongelukkige periode in zijn leven’, zegt Piet Vermonden. ‘Niet alleen zijn plaat was geflopt, ook zijn huwelijk liep op de klippen – zijn vrouw Christine vertrok naar Amsterdam.’

In Ture’s Drinkwinkel vindt hij drank, troost en lotgenoten. ‘Soms bleven we daar tot heel laat zitten’, zegt Piet.

De laatste twee klanten krijgen eeuwigdurend krediet van Tuur. Wanneer ook dat opgebruikt is, vraagt Kris soms: ‘Piet, wandel je niet even mee naar huis?’ ‘Hij woonde aan het andere einde van de Olmstraat, maar dat is een lange straat. Ik weet nog dat hij tijdens een van die nachtelijke wandelingen in het midden van de weg heel luid begon te huilen. Wat later is zijn broer Koen gestorven. “Ik ben de volgende, Piet”, zei hij.’

In die morsige dagen schrijft De Bruyne, op de houten tafels van de Drinkwinkel, zijn mooiste songs: ’s Nachts als het donker is, Amsterdam, en dat ene nummer over Vilvoorde City. Met ook een regel over de Drinkwinkel: ‘… waar het zeer droevig drinken is. Loopt het soms uit de hand daar ik mijn meisje mis. Maar mijn lotgenoten kijken niet eens vies naar mij. Ze kennen het en ze begrijpen me.’

‘Zo was het ook’, zegt Jan De Smet. ‘Kris kon een pateeke zijn als hij gedronken had.’

‘Kris was een geweldige kerel’, zegt Piet Vermonden. ‘Een groot artiest, dat zagen we allemaal. Maar hij had een kwade dronk, dat was zijn drama. Alleen in De Drinkwinkel kon hij zich wel wat permitteren – Tuur dekte dat allemaal toe. Die song, Vilvoorde City, ging helemaal niet over de stad, maar over zichzelf. Het was een zelfportret.’

Zo ziet de toenmalige burgemeester van Vilvoorde het niet: hij is ziedend over het nummer. De naam van de zanger gaat over de tongen. Radiomakers draaien zijn tweede album grijs. Midden jaren zeventig verlaat Kris De Bruyne de Far West, zoals hij beloofd had in het liedje. Met zijn nieuwe vriendin, Barbara, aan zijn zijde wandelt hij de bekendheid in.

Tuur heeft de Drinkwinkel dan allang overgelaten aan Cuyvers Pol. Ook hij verlaat de Far West, de anonimiteit in.

‘Jaren hebben de andere bandleden en ik Tuur niet meer gezien’, zegt Serge Demol, de zanger van Pendulum. Op de radio horen ze hun oude bandlid nog wel pedalsteel spelen op Ik heb zoveel te danken aan mijn moeder van Will Tura en op zijn solosingle Countrytrip. Maar ze weten niet dat de man intussen weer werkt als patissier, zoals hij ooit begonnen is.

Tot ze in 1996 weer samenkomen om een glas te drinken in Grimbergen, vlak bij de Far West. De zon schijnt en de wijn is lekker. It is a beautiful day, maar dan vijfentwintig jaar ouder en grijzer. ‘Dat was onze laatste voltallige reünie,’ zegt Serge, ‘kort daarna is onze drummer gestorven.’

Na de reünie zoekt Serge zijn oude maat Tuur elk jaar weer op. ‘Uit erkentelijkheid, omdat we toch veel aan hem te danken hadden. Hij woonde met zijn vrouw in een appartementje in een flatgebouw aan de Blaarmeersen in Gent. Hij was een beetje een eenzaat geworden, maar altijd was het fijn om elkaar weer te zien.’

Ze praten veel over vroeger, over de vrolijke dagen van Pendulum en de Drinkwinkel. Maar Serge voelt ook zijn pijn. ‘Zijn pedalsteelgitaar stond in de gang. Hij had artrose in zijn handen en kon er niet meer goed op spelen. Dat vond hij heel erg. Hij miste ook het publiek en het succes. Een keer heeft hij het instrument zelfs kapot willen slaan. Ik nam hem soms mee naar de Gentse Feesten. Uit nostalgie, omdat we daar begin jaren zeventig nog gespeeld hadden bij Sint-Jacobs. Ik heb ook een kleine biografie gemaakt van Pendulum, op A4-papier met veel foto’s. Daar was hij heel blij mee.’

Tuur wandelt in die dagen vaak door de straten. Soms met de biografie in zijn handen, om die aan iedereen te tonen. Maar het maalt ook in zijn hoofd. ‘De jaren gaan voorbij, haast je. Je hebt nu nog al de tijd om je talent zo nodig te bewijzen. ‘

Op een dag in 2015 krijgt Serge telefoon van Tuur. ‘Hij was bevriend geraakt met een paar studenten en had hen verteld over It’s a Beautiful Day. “Speel het nog eens op een buurtfeest”, hadden ze voorgesteld. In een zotte bui had hij dat toegezegd.’

Serge rijdt naar Gent, maar hij is de enige van Pendulum. ‘De andere leden hadden die avond elders afspraken. We hebben It’s a Beautiful Day dus niet kunnen zingen in Gent, maar het werd toch heel gezellig. Ik maakte kennis met de studenten, die heel enthousiast waren over Tuur. Ze zeiden dat hij soms met een krat bier binnenkwam en af en toe op een houten bank bleef slapen in hun woonkamer.’

In zijn late dagen heeft Tuur weer een nieuwe Drinkwinkel gevonden. Niet in de Far West in Vilvoorde City, maar in een andere wijk met kleine arbeidershuizen: de Brugse Poort in Gent.

Terug op de plaats waar ooit de Drinkwinkel was. Er woont nu een man die nog nooit van de zanger gehoord heeft.
Terug op de plaats waar ooit de Drinkwinkel was. Er woont nu een man die nog nooit van de zanger gehoord heeft.© Saskia Vanderstichele

Hij komt ook nieuwe muzikanten tegen. Een van hen is Quinten Vermaelen. De zanger van The Calicos, die in 2018 Humo’s Rock Rally wonnen. ‘We repeteerden toen in de Strodekkersstraat in Gent’, zegt Quinten. ‘Dat is zo’n straat waar iedereen bij elkaar over de vloer komt. Het was dus niet zo vreemd dat er op een dag een oude man ons repetitielokaal binnenstapte. “Ik ben Tuur”, zei hij. Hij vertelde allemaal straffe verhalen en ging weer weg. Een figuur uit de buurt, dachten we. Maar Tuur kwam terug. Op een dag zag hij Déjà Vu van Crosby, Stills, Nash & Young liggen. “Dat is ook mijn favoriete lp”, zei hij.’

Omdat Jerry Garcia er pedalsteel op speelt. Ooit had hij van dat instrument gedroomd, vertelt hij. Hij wilde er ook een hebben, zodat hij net zulke mooie muziek kon maken als zijn countryhelden uit de Far West. Na lang sparen kocht hij die van Gus Derese, auteur van de wereldhit Kili Watch, en hij scoorde er ook een hit mee.

Quinten kan het verhaal amper geloven, maar tikt toch It’s a Beautiful Day in op YouTube. Tot zijn verbazing hoort hij een prachtige song. ‘Ik was ook verbijsterd toen ik zag dat Firmin Michiels erop meespeelde, de oom van onze bassist.’

De maanden erna bleef Tuur terugkomen, zegt Quinten. ‘Hij was niet meer goed te been en wij repeteerden op de tweede verdieping. Maar toch deed hij alles om erbij te zijn. Hij wilde zo graag bij muzikanten zijn. Meestal had hij ook een paar flesjes tripel meegebracht voor ons. We hebben vaak gepraat over muziek, het leven… Soms zag ik tranen in zijn ogen, zeker toen hij vertelde over de moeilijke relatie met zijn zoon, die nu op de pedalsteelgitaar speelde. Tuur was een lieve, gevoelige man.’

Af en toe kleurt hij zijn verleden bij. Tegen een reporter van buurttelevisie TV Ekkergem zegt hij dat hij nog met Mick Jagger en Dolly Parton op het podium gestaan heeft. ‘Dat filmpje hadden ze nooit op het internet mogen zetten’, zegt Firmin. ‘Ik heb gevraagd om het er meteen weer af te halen. Ook al zagen we elkaar zelden nog, ooit hebben we wel samen in een band gezeten. Dat schept een band voor altijd. Je blijft elkaar eeuwig verdedigen.’

Met Mick Jagger en Dolly Parton speelde Tuur alleen in zijn hoofd. ‘Maar ik denk wel dat hij graag eens met die jonge gasten van The Calicos op het podium had willen staan’, zegt Serge. ‘Hij durfde dat waarschijnlijk niet te vragen. En zij hebben er wellicht ook niet aan gedacht: zo’n oude man in een jonge band, dat ligt niet voor de hand.’

Tuur raakt zijn instrument niet meer aan. Ook niet wanneer zijn vrouw sterft aan longkanker. Hij verhuist naar de seniorie Carpe Diem in Eeklo en haalt nog een keer de krant. Op de regiopagina’s van Het Laatste Nieuws staat op 24 februari 2016 een kort faits-diversbericht: ‘Bij een zware brand in het serviceflatgebouw Carpe Diem op het Van Hoorebekeplein in Eeklo is gisteren een man omgekomen: Arthur Huysveld. De brand ontstond toen zijn sigaret in bed viel. De man kon geen kant meer uit.’

‘Ik was verbaasd toen ik het nieuws hoorde’, zegt Quinten. ‘Maar toch ook weer niet.’

Een week later nemen zijn oude bandleden van Pendulum in het crematorium van Lochristi afscheid van hem, samen met vijfentwintig anderen.

Iemand draait It’s a Beautiful Day en leest dan een brief van Firmin voor: ‘We hebben samen misschien wel de mooiste momenten van ons leven gedeeld, Tuur. Pendulum zou nooit geworden zijn wat het was zonder jou. Ook daarna heb je een grote impact gehad op ons leven. Zonder jou hadden we waarschijnlijk allemaal een andere draai aan ons professionele leven gegeven. Zou ik platenbaas en muziekproducer geworden zijn? Zou Mich Verbelen een topmuzikant geworden zijn? Zou Serge Demol recensies voor de krant zijn gaan schrijven? Zou Erik Van Neygen zo’n succesvolle zanger geworden zijn? Ik ben bijna zeker van niet. Ik durf te hopen dat we jou ook gelukkige jaren hebben geschonken. Vroeger dacht ik altijd aan jou wanneer ik een nummer met pedalsteel hoorde op de radio. Vanaf nu zal ik denken dat alle liedjes met pedalsteel door jou gespeeld zijn en dat is wellicht nog zo.’

Vanuit de muzikantenhemel speelt die oude Tuur nog altijd mee met de band. Op 28 mei komt The Soft Landing uit van de nieuwe rockhelden The Calicos. Straffe americana op z’n Belgisch, mee geproducet door Firmin Michiels en met pedalsteelgitaar erop.

‘Dat is toeval’, zegt zanger Quinten, geen eerbetoon aan Tuur. Of misschien toch, een beetje. Net zoals het ook geen toeval is dat de radio vandaag weer veel nummers draait van Kris De Bruyne: iedereen houdt weer van Amsterdam. En van Vilvoorde City, ‘de ergste straf voor wie ooit zonden begaat’.

Ik kijk opnieuw naar die uitgelaten groepsfoto van de bende van de Drinkwinkel. Daar waar het allemaal begon en het ook soms droevig drinken was. Toen leek dat allemaal nog onschuldig. Later pas, op een andere plek, vielen de woorden weg.

In de Olmstraat 113 wordt vandaag geen bier meer geserveerd. Er woont een man die een beetje op Kris De Bruyne lijkt, maar hij spreekt Frans en heeft nog nooit van de zanger gehoord. Ook de rest van de wijk is veel veranderd. Het ziet er niet meer uit zoals in het liedje. De stank is weg, net als de fabrieken en de cafés – het laatste in de Groenstraat sloot vorig jaar voorgoed. In deze Far West beginnen allang geen muzikale revoluties meer. Alleen de houten tafels zijn er nog, waarop de zanger in 1973 schreef:

Het lot bepaalt wie blijft en wie weggaan mag

De vergeetput is veel dieper dan men aanvankelijk dacht

zo spreekt de straatfilosoof, de vertolker van het laffe lied

het is wel jammer maar hij vergist zich niet.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content