‘Hoe moet het verder na corona: is het nog redelijk om te spreken over een “terugkeer naar het normale”?’

‘Op de veel gehoorde vraag naar “het nieuwe normaal” zijn verschillende antwoorden mogelijk, schrijft Eric Corijn (VUB).

Het duurt wel allemaal langer dan gedacht. Toen de ellende in februari doorbrak spraken sommige experts over beterschap tegen mei of juni, en toen vonden we dat al lang. Na de eerste lockdown dachten velen dat het voorbij was. De versoepelde zomer vroeg een hoge prijs. En dan kwam de tweede golf met een nieuwe en strikte minister van Volksgezondheid. Alleen de draagkracht van de ziekenhuizen leverde het kompas. De economie en de mensen moesten zich aanpassen. Vroeger dan verwacht kwamen de eerste vaccins. Maar die worden maar in golven uitgerold, in januari, dan in maart-april en dan nog in de zomer, als het meevalt. Of we volgende zomer op reis gaan zal afhangen van veel factoren, hier en in het buitenland. Dan zijn we zo’n anderhalf jaar verder. En nu al waarschuwt Herman Goossens voor de gemuteerde virussen bij behandelde patiënten, varianten die nieuwe golven kunnen verwekken, zeker als de vaccinaties niet snel genoeg gaan.

Terug naar af?

Is het dan nog redelijk te spreken van een “terugkeer naar het normale” alsof het samenleven na bijna twee jaar gewoon in de oude mal zou vallen? Alsof januari 2020 na zoveel maanden gewoon uit de diepvries kan worden ontdooid? Ik denk het niet. Hoeveel mensen keren gewoon terug naar de oude omgangsvormen, naar de oude knuffelmanieren? Hoezeer zal het bureauwerk, het vergaderen, het lesgeven, het pendelen, het reizen zijn veranderd? Welke nu gesloten panden gaan gewoon weer open: restaurants, café’s, hotels, theaters, cinema’s…? Hoe zal het gesteld zijn met de toeristische sector, met de luchtvaart, met logistiek en vervoer? En wat met de organisatie van werk zelf, op de werkvloer, tussen kerntaken en onderaannemers, de just-in-time, de distributie en verkoop? Hoe hernemen we ons familieleven en onze vriendenrelaties? Wat zal de jeugd doen? En hoe zal het gesteld zijn met de openbare schuld, en met de privé-schulden, met de koopkracht en de “willingness to pay“? Neen, het is hoogst irrationeel te denken dat we na de zomer 2021 de draad van januari 2020 gewoon weer opnemen.

Hoe moet het verder na corona: is het nog redelijk om te spreken over een ’terugkeer naar het normale’?

En dus zou het goed zijn wat meer expliciet in te gaan op de vraag naar “het nieuwe normaal” en de verschillende antwoorden op die vraag in te zetten in het democratische debat.

Een eerste debat gaat over de balans van onze gezondheidszorg. Zeker, onze ziekenhuizen hebben fantastisch werk geleverd en we moeten onze zorgverstrekkers uiterst erkentelijk zijn. Goed ook dat corona na jaren bezuiniging en “witte woede” er toch heeft voor gezorgd dat er een financiële inspanning is gedaan. Minister Vandenbroucke wil ook de gehele financiering herbekijken en gaat voor een grondige hervorming. Toch blijf ik het eigenaardig vinden dat de gehele sanitaire politiek blijkbaar alleen opgehangen blijft aan de draagkracht van ziekenhuizen en vooral van de intensieve zorgafdelingen. Terwijl er toch vooral heel wat moet herzien worden in de woonzorgcentra en ook op het vlak van de organisatie van de eerste lijn. Moeten we de discussie niet (her)beginnen over de noodzaak van wijkgezondheidscentra, die niet alleen instaan voor ziekenzorg maar ook voor gezondheid, preventie en voorlichting? Een soort voortgezet Kind & Gezin voor alle leeftijden? Een sanitair beleid dat samenspoort met sociale opvang, sport, welzijn en samenlevingsopbouw? En zou de ouderenzorg van thuiszorg tot service flat en wzc niet op die schaal moeten worden herdacht? Is een versterking van die eerste lijn niet de beste remedie tegen de overbelasting van de dure specialistenkliniek?

Ecosysteem en economie

De coronacrisis heeft nogmaals onze scheefgegroeide relatie met de natuur op scherp gezet. Zowel de oorsprong van de pandemie als de dreiging van nieuwe besmettingen is een direct gevolg van onze verstoorde ecologie en onze al te grote ecologische voetafdruk. Aan de andere kant van de medaille heeft de crisis ons ook nog enkele andere dringende milieumaatregelen geleerd: de nood aan betere behuizing, aan meer groenvoorziening, aan betere lucht, aan goed geregeld openbaar vervoer, aan een herziening van onze ruimtelijke orde… Klimaatbeleid is dringend, maar gaat al lang niet meer alleen over emissie-reductie. Een algehele herziening van onze ecosystemische aanpak staat op de agenda, met ook de noodzakelijke bescherming van de biodiversiteit, van waterhuishouding, grondstoffen en energiebeleid, open ruimte, enz.

Het toegenomen belang van gezondheid en van het ecosysteem werpt al direct een nieuw licht op de discussie over de economische relance. Een terugkeer naar het oude normaal zou een zeer slechte zaak zijn. Een eenvoudige heropstart is niet alleen onmogelijk wegens de ongetwijfeld aanwezige structurele schade, maar is ook onwenselijk omdat er een nieuw kader nodig is. Willen we gewoon de oude consumptiesamenleving terug, met koopzondagen, citytrips, funshopping, vrijetijdstress, en dus met overconsumptie en verspilling voor de enen en onderconsumptie en verarming voor de anderen? Dat gewoon heropstarten zou niet alleen uiterst dom zijn, maar wordt ook onbetaalbaar. Dat is om nieuwe crisissen vragen.

En zo ontstaat er een zeer interessante discussie over de economische structuur, over essentiële en luxevoorzieningen, en ook over de schalen en de actoren van de economie. Wat mij betreft zijn er twee sterke conclusies te trekken uit de voorbije crisismaanden. Ten eerste is de wilde globalisering op de wereldmarkt afgeremd en is er opnieuw aandacht voor de lokale markt, voor hernieuwbare en nabije productie en de korte keten. De politieke economie van het lokale moet worden uitgetekend en apart gedacht van de alomvattende financiële groeimodellen in BBP’s en andere indexen. Er is niet één markt. Die is gesegmenteerd en verschillend ingericht. De economische geografie bestaat. Hoe en onder welke voorwaarden kan de lokale markt ook zorgen voor ten minste de basisbehoeften? Hoe en onder welke voorwaarden kunnen lokale actoren en diensten overleven tegenover de privilegies van de grote spelers?

Ten tweede heeft de crisis het belang onderstreept van collectieve voorzieningen en solidaire mechanismen. Met ieder voor zich en zelfstandig ondernemen in een concurrentiële ongeregelde markt zijn we de crisis niet doorgekomen. Wel integendeel. Net dat gedrag zorgde voor ongewilde heropflakkering. En die ervaring leidt tot nadenken over de gepaste economische actoren na jaren van ideologisch eenheidsdenken, private kapitaalsaccumulatie en publieke bezuinigingen. Het gaat hier helemaal niet over afschaffen van de markt in ruil voor één of andere planeconomie. Op zich al een demagogische polarisering want de planeconomie zit nu aan de kant van de Googles, Amazons en Apples en de vrije markt en privatisering werkt in ondemocratisch China meer dan ooit. Neen, het gaat over het herdenken van een gemengde economie, met inderdaad een “leveled playing field“, maar niet alleen voor private ondernemers, maar ook voor openbare diensten en commons uit het middenveld.

Welk herstelbeleid?

De twee registers moeten samen worden gedacht in een goede herstelplanning. De schaal van wijk – de wandeleconomie – , over stad en stadsgewest – het nabije ecosysteem -, over gewest en land tot de Europese markt en de geopolitiek. Een meerschalig denken, dat vooral in onze Vlaamse mentale kaart enige beweging moet brengen. En dan de actoren, – markt, overheid én commons-, die in groeicoalities moeten samenwerken, die moeten zorgen voor heropleving op basis van bestaande middelen en vaardigheden, gericht op kwaliteit van het dagelijks leven eerder dan op snel speculatief geldgewin. Natuurlijk zal zo’n transitie niet op één dag worden gerealiseerd. Maar we moeten de richting duidelijk aanwijzen. De publieke middelen moeten in die richting worden aangewend. En we moeten de post-covid-heropening meteen als een kantelmoment zien.

De economische crisis wordt immers groter dan nu wordt verteld. Er zullen ontslagen vallen. Niet alleen omdat bedrijven de lockdown niet zullen overleven, of omdat de steunmaatregelen wegvallen, maar ook omdat de overlevers zullen inzetten op automatisering, digitalisering en informatisering. In de huidige economische functionering is de aangekondigde werkzaamheidsgraad van 80% totaal irrealistisch. Inzetten op sterke productiviteitstoename en hoge scholing enerzijds en meteen ook werkloosheid, lage scholing en armoede opslorpen is contradictorisch. Het kan alleen betekenen dat men precaire statuten, working poor en uitbuiting wil laten toenemen onder het mom van activering.

En zo draagt de economische crisis een uitdieping van de sociale crisis in zich. Vandaag zit al een derde van de stedelijke bevolking op of onder de armoedegrens. De werkgelegenheid zal nog afnemen, de levensduurte zal nog stijgen en de overheid zal meer geld nodig hebben. Een totale sociale ontwrichting kan alleen worden tegengegaan door de solidariteitsmechanismen en de sociale rechten, de sociale zekerheid en een eerlijke fiscaliteit, in stand en op niveau te houden. Maar ook en vooral door de sociale inclusie via de reguliere arbeidsmarkt aan te vullen met andere vormen van sociale netwerking. Daarvoor moeten de sociale diensten naast dienstverlening nog meer inzetten op activering, zelforganisatie en empowerment en op het uitbouwen van alternatieve economische activiteiten. De reguliere arbeidsmarkt alleen zal het sociaal weefsel niet herstellen. De middenklassen – in deze gouw wordt dat nogal potsierlijk de “hardwerkende Vlaming” genoemd – moeten uit hun individualistische bubbel worden gehaald en via een verbeterd burgerschap mee zorgen voor sociale inclusie. Anders zal de communautarisering bij de afvallers alleen maar toenemen. Nogal wiedes. Zonder die mentaliteitswijziging bij vele mensen, mentaliteit die ook al te veel in ranzig racisme is verpakt en door bepaalde partijen wordt gekoesterd en onderhouden, zullen overheidsbeleid of inspanningen van het middenveld niet volstaan. Laten we daar een echte politieke strijd van maken.

Een culturele omslag

Ja, post corona moet ook een culturele revolutie omvatten. De door doodsangst opgelegde discipline, de solidariteit met de zorgverstrekkers en het gemis van de zo nodige knuffelcontacten zou ons moeten afhelpen van het teveel aan arrogant individualisme en destructief egocentrisme. Dat moet nu, voor diegenen die meewillen, worden omgezet in een positieve vibe. En die mentaliteit inspireren en ondersteunen zou ook inzet mogen zijn (van een deel) van het onderwijs, de kunsten en het verenigingsleven wanneer ook die sectoren weer opengaan. Hoe is het nog gesteld met Hart boven Hard?

Maar zo’n hernieuwde inzet voor het algemeen belang kan alleen werken wanneer er ook zeggenschap, coproductie en middelen tegenover staan. Wanneer de politiek, de overheid en de ambtenarij niet voor eigen macht of corporatie werken, maar voor een vernieuwd samenleven. Ten dienste staan, niet van kliënteel of onderdanen, maar van actieve burgers die ook hun deel van het contract willen vervullen. Dat zou een duidelijke breuklijn moeten worden in het politieke debat. Maar dat vergt niet alleen een veranderd discours, maar vooral een veranderde praktijk van politieke militanten en een radicale afbouw van de particratie. Begin alvast met van duurzame wijkontwikkeling, met basisvoorzieningen en een essentiële economie, met een participatief budget en een coöperatieve, een hefboom te maken van vernieuwd burgerschap. Maak van, al dan niet uitgelote, burgerparlementen geen praatbarak, maar zet ze in op concrete samenlevingsopbouw.

In april 2020, midden in de eerste lockdown hebben elf media en denktanks het platform #BeterNaCorona opgestart. Sindsdien hebben die media, zoals MO Magazine, SamPol, De Wereld Morgen of Oikos vele interessante analyses, berekeningen en opinies gepubliceerd. Sindsdien is ook de Vivaldi-regering van start gegaan met naast vele vaagheden en compromissen ook enkele beloftes. Het zou inderdaad beter kunnen na corona. Toch blijft het zichtbare deel van het debat gevangen in de traditionele politique politicienne. Daarvoor zijn vooral de mainstream media, de politieke partijen en hun toneelspelers verantwoordelijk. Zij houden het bij de oude framing. Enerzijds onderschatten ze de diepgang van de crisis en anderzijds overschatten ze de crisisbestendigheid van de bestaande economie en de bestaande instellingen.

Het nodige maatschappelijke debat mogen we blijkbaar niet verwachten van de bestaande duiding en debat-programma’s. Het zal worden gevoerd via de, zelden vermelde, alternatieve media en kanalen. Maar het zou wel moeten worden opgenomen door sommige politici of enkele analisten. Die hebben wel de mond vol van vernieuwing en herverkaveling maar blijven het inhoudelijk debat beperken binnen de bestaande instellingen, de “oude vormen en gedachten”. Op dat vlak is weinig vernieuwing zichtbaar. De interessante gesprekken in de marge zijn aan een opschaling toe. Iets als een Staten-Generaal van de Post-Corona, een soort constituante voor een vernieuwd samenleven.

Wat er na corona echt zal komen blijft vooralsnog mistig. Hoe en wanneer dat debat in de openbaarheid zal worden gevoerd is onduidelijk. Het blijft voorlopig nog opgesloten in de postpolitieke TINA-orde. Jammer, want zodoende dreigt men veel solidaire goodwill bij delen van de bevolking mis te lopen.

Eric Corijn is cultuurfilosoof en sociaal wetenschapper. Hij is hoogleraar aan de VUB.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content