Peter Mertens (PVDA)

‘Hoe kan je de huurprijzen indexeren, terwijl de helft van de huurwoningen niet in orde is?’

Peter Mertens (PVDA) Kamerlid PVDA

De regering besliste tot een indexsprong voor lonen en uitkeringen. Ook een indexering van de huurprijzen ligt op tafel, en dat terwijl het Grote Woononderzoek aantoont dat de helft van de huurwoningen niet in orde is. Absurd, reageert Peter Mertens, als je weet dat elke euro die je in wonen investeert op termijn dubbel terugverdient.

De kogel is door de kerk: de indexsprong komt er, zo heeft de federale regering vorige vrijdag beslist. De index beschermt de koopkracht, en zorgt ervoor dat de inkomens de stijgende prijzen volgen. Een indexsprong kost je 2 procent van je inkomen. Je kan dus uittellen wat een indexsprong betekent voor je gezinsbudget. Met deze ene regeringsmaatregel zal een koppel met een gemiddeld inkomen 34.000 euro bruto verliezen, op 20 jaar loopbaan.

Terwijl de lonen en uitkeringen de komende keer niet geïndexeerd worden, ligt de indexering van een heleboel andere prijzen wel nog op tafel. Dat betekent dat inkomens uit arbeid minder waard worden, terwijl huur, energie en verzekeringen duurder worden. Zo ben je dus dubbel gesjareld.

Geen klein bier: 1 miljoen woningen zijn niet in orde

Op het kernkabinet zou er nog wel gesproken worden over de indexering van de huurprijzen. Volgens Liesbeth Homans moeten de huurprijzen in elk geval stijgen met de index. Geen sprake van een niet-indexering, zo zegt ze. Maar de vraag is of zij daar over gaat, en het geen federale bevoegdheid is.

De discussie wordt bijzonder actueel nu morgen, op 3 maart, het Grote Woononderzoek wordt voorgesteld op een studiedag in Brussel. Het resultaat is niet al te fraai, zo blijkt uit de kranten die de resultaten al konden inkijken. 37 procent van de woningen kreeg de beoordeling ‘ontoereikende kwaliteit’. Dat komt neer op ongeveer 1 miljoen woningen in Vlaanderen. Opvallend is dat bijna de helft van de private huurwoningen niet in orde is, en dat sociale huurwoningen met 44 procent nauwelijks beter scoren. Bijna de helft van de huurwoningen in Vlaanderen is niet in orde, en dat is geen klein bier. Vooraleer minister Homans van de daken schreeuwt dat de huurprijzen moeten worden opgetrokken met de index, zou het misschien aangewezen zijn om een antwoord uit te werken op deze problematiek. Dat zou ook goed zijn voor al die verhuurders die vandaag wel hun best doen, en goede en betaalbare woningen op de huurmarkt brengen.

Een onderzoek dat je niet zo maar naast je neer kan leggen

Dat de Vlaamse regering geen grote pet op heeft van burgerbewegingen zoals Hart boven Hard, of van de vakbonden, is al langer geweten. Maar, voor alle duidelijkheid: het Steunpunt Wonen is geen belangengroep. Het is een samenwerking van wetenschappers en onderzoekers die in opdracht van de Vlaamse Overheid het wonen in al zijn facetten bestuderen. De onderzoekers gingen niet alleen af op diepte-interviews van 10.000 bewoners. Zij screenden ook zelf 5.000 woningen volgens de kwaliteitsnormen van de Vlaamse overheid, en dat is nieuw. Dat onderzoek kan je niet zomaar naast je neer leggen, om over te gaan naar de orde van de dag (de indexering van de huurprijzen).

Een verhuringsattest is dringend nodig

Er is ook goed nieuws: in twee derde van de gevallen zijn het problemen die met kleine aanpassingen verholpen kunnen worden. Het is dus niet zo moeilijk om de meeste problemen op te lossen. Vaak gaat het om desinvesteringen. Maar, het is niet omdat het probleem klein is, dat ook de gevolgen voor de veiligheid van de bewoners dat zijn. Een loshangende elektriciteitsdraad, een stopcontact zonder aarding, het kan gevaarlijk zijn. Bij meer dan één op vijf woningen vormt de elektriciteit een mogelijk veiligheidsrisico.

Erger is het gevaar op CO-vergiftiging. Ondanks vele campagnes vanuit de overheid om te waarschuwen voor de ‘stille moordenaar’ blijkt dat vandaag nog steeds bij 300.000 woningen een mogelijk risico bestaat. Precies daarom dat het hoog tijd wordt om van sensibilisering over te gaan naar actie. Het woningkwaliteitsonderzoek is streng. Je krijgt bijvoorbeeld veel strafpunten voor een slecht aangesloten gastoestel, en dat is maar goed. Maar dat betekent ook dat alle instrumenten aanwezig zijn om een woning te controleren, en een attest uit te reiken vooraleer men kan verhuren. Zo kan het theoretische goed nieuws, de problemen zijn snel te verhelpen, ook echt goed nieuws worden: de problemen worden verholpen voor de woning verhuurd wordt.

Een wooncrisis op de huurmarkt

Het overblijvende derde deel van de ontoereikende woningen vertoont dus zwaardere gebreken, zoals ernstige vochtschade, stabiliteitsproblemen of gebreken aan ramen of deuren. Die harde kern van 350.000 slechte woningen is vooral te vinden op de huurmarkt. Vaak gaat het om oude woningen bewoond door huurders, alleenstaanden of mensen met een laag inkomen. Het meest schrijnende is dat ook sociale huurwoningen het erg slecht doen. Zo heeft 38 procent van de sociale huurwoningen last van condensatie- en verluchtingsproblemen. Het is niet overdreven te spreken over een wooncrisis op de huurmarkt.

De Belg, die heeft een baksteen in zijn maag. Zo wordt ons gezegd. En, zo blijkt ook uit de cijfers van het Steunpunt Wonen. Meer dan 70 procent van de Vlamingen is eigenaar van zijn woning. Of zal dat zijn eenmaal de hypothecaire lening is afbetaald. Er komen steeds minder eigenaars bij, en daar ziten de crisis en de stijgende vastgoedprijzen voor veel tussen. Huisje, tuintje, boompje is geen zekerheid meer. In de grootsteden is het plaatje al anders, zo bleek uit eerder onderzoek. In een stad als Antwerpen is een meerderheid van de bewoners huurder: 53 procent huurders tegenover 47 procent eigenaars.

Maximaal een derde van je inkomen aan wonen: het probleem wordt groter

Woonactoren becijferden dat je maximaal een derde van het gezinsinkomen aan woonkosten mag besteden, wil je kunnen rondkomen. Makkelijk is dat niet. Velen gaan gemakkelijk boven dat derde, en niet alleen de laagste inkomens. Wanneer de huurprijzen nu opnieuw zullen stijgen, en de inkomens uit arbeid niet, wordt dat probleem groter. Meer nog: heel veel verhuurders gebruiken de één derde grens als argument om niet te verhuren. Wanneer huurders toch boven het derde zitten, werkt een OCMW-borgstelling werkt in ongeveer 1 op 3 gevallen negatief. Het probleem wordt dus groter.

Elke euro die je investeert, krijgt je op termijn twee of drie keer terug

De meest kwetsbare mensen zijn opnieuw het eerste slachtoffer. Bovendien, uit het onderzoek blijkt ook dat 1 op 5 verhuurders aangeeft dat ze liever niet willen verhuren aan huurders met een buitenlandse roots. Jongeren uit die groep vormen vandaag al de meerderheid in steden als Antwerpen en Brussel. Steeds grotere groepen in onze samenleving hebben het heel moeilijk op de private huurmarkt. Vanuit het welzijnswerk klinkt al langer de noodkreet: men is nieuwe problemen aan het creëren. Geen goed dak boven het hoofd schept immers nieuwe problemen met gezondheid, werk, en kinderen. Als we het louter financieel bekijken, kost dit veel meer aan de samenleving, dan nu te investeren in wonen.

Dat kan ook. De regering heeft de woonbonus afgeschaft. Die werd vroeger ingevoerd om het wonen betaalbaar te houden, maar resulteerde vaak in een tegengesteld effect: de prijzen werden opgedreven. In De Morgen vertelde onderzoekster Sien Winters dit weekend: “het is goed dat de overheid heeft beslist om de woonbonus af te bouwen maar ze heeft de middelen die zijn vrijgekomen niet gebruikt om andere initiatieven te nemen. Er zijn nochtans grote noden. Ik denk onder meer aan huursubsidies en de uitbreiding van sociale huisvesting.”

Men zou dus het gewonnen geld van de woonbonus kunnen investeren in renovatie en in nieuwe sociale huisvesting. Daar heeft de samenleving baat bij. Elke euro die je in toegankelijke en kwaliteitsvolle huisvesting investeert, krijg je twee tot drie keer terug met besparingen op zorg, onderwijs en politie. De baten van investeringen in huisvesting zijn positief. Het vergt alleen een langetermijnvisie, die verder gaat dan kwartaalcijfers en onmiddellijk rendement.

Partner Content