Kathleen Van Brempt (Vooruit)

‘Hoe kan de internationale gemeenschap een rem zetten op de vluchtelingenstroom?’

Kathleen Van Brempt (Vooruit) Europarlementslid voor Vooruit

‘Als Europa en haar lidstaten niet bereid zijn te helpen aan de uitbouw van een toekomst in de regio’s waar de vluchelingen vandaan komen, dan zal de vluchtelingenstroom naar ons continent niet stoppen’, schrijft Kathleen Van Brempt (SP.A).

De vluchtelingencrisis kwam in Europa goed een jaar geleden op gang en nog steeds is het tastend zoeken naar een begin in de beheersing van het probleem. De omvang en complexiteit van het drama zijn immers van die aard dat er geen eenvoudige en eenduidige oplossingen voorhanden zijn.

Nochtans is er wel een aantal heldere streefdoelen te onderscheiden. Voor ons, Europeanen, is er niet enkel de uitdaging om vluchtelingen op te vangen én te integreren; om die uitdaging beheersbaar te maken én ons sociaal model te beschermen, moeten we eveneens bereid zijn grote inspanningen te leveren in Syrië en de buurlanden.

‘Hoe kan de internationale gemeenschap een rem zetten op de vluchtelingenstroom?’

Europa kan inderdaad niet op z’n eentje alle humanitaire problemen van de planeet oplossen. Het is dus nodig om ook oplossingen te zoeken buiten de grenzen van Europa. Opvang in de regio is wel degelijk een goede zaak, op voorwaarde dat vluchtelingen daar in ‘veilige havens’ reële kansen krijgen om een toekomst uit te bouwen voor zichzelf en hun kinderen. De meeste oorlogsslachtoffers willen bovendien niet liever dan dicht bij huis kansen krijgen. Aan die laatste keuze zijn echter consequenties verbonden, consequenties die populisten liever niet aan aan hun kiezers vertellen. Want veilige havens uitbouwen, betekent investeren in die plekken.

Als Europa en haar lidstaten niet bereid zijn te helpen aan de uitbouw van die toekomst in de regio, zal de vluchtelingenstroom naar ons continent niet stoppen. Wij moeten dus verregaande inspanningen leveren, niet alleen wat de beëindiging van het Syrische conflict betreft, maar ook voor humanitaire opvang in de regio. De Brusselse socioloog Marc Elchardus heeft gelijk als hij zegt dat dat “miljarden zal kosten” en dat we “voor een degelijk vluchtelingenbeleid al snel per jaar 0,2 à 0,3 van het bbp zullen moeten uittrekken”.

‘Het komt er nu op aan om de beloften ook waar te maken en bij de bevolking een draagvlak te creëren voor die inspanningen.’

De Donorconferentie voor Syrië, die gisteren en vandaag in Londen plaats vindt, biedt daar een uitgelezen kans toe. Het is de vierde Donorconferentie georganiseerd door de Verenigde Naties. Een constante in de vorige versies was de terughoudendheid van landen om voldoende middelen vrij te maken. Meer nog, van de eerder karige beloofde middelen werd slechts éénderde ook effectief doorgestort. De grote humanitaire hulporganisaties, waaronder de vluchtelingenorganisatie van de VN (UNHCR), zijn daardoor volstrekt ondergefinancierd en dreigen failliet te gaan. Op dit moment is er zo’n 8 miljard dollar nodig om te kunnen voorzien in de de meest noodzakelijke humanitaire hulp voor de 13,5 miljoen oorlogsslachtoffers in Syrië zelf – waarvan zes miljoen kinderen – en nog eens 1,3 miljard voor de 4,6 miljoen vluchtelingen in de buurlanden zoals Turkije, Libanon, Jordanië, Irak en Egypte. Europa bood in 2015 onderdak aan 440.000 Syrische vluchtelingen.

De noodzakelijke middelen werden deze week in Londen toegezegd. Daar beloofde de internationale gemeenschap zo’n 10 miljard. 75 miljoen daarvan komt van ons land, verspreid over twee jaar. De extra middelen voor Syrië komen bovenop de 3 miljard euro steun aan Turkije die deze week afgesproken werd tussen de lidstaten en de Europese Commissie, om de opvang van Syriërs daar te verbeteren. Ons land zal daar voor voor 57,6 miljoen aan moeten bijdragen.

De vluchtelingenstromen uit Syrië hebben landen doen beseffen dat hulp in de regio wel degelijk hoog nodig is. Het komt er nu op aan om de beloften ook waar te maken en bij de bevolking een draagvlak te creëren voor die inspanningen. De vraag zal uiteraard komen waar dat geld vandaan moet komen. Vaak komt het neer op keuzes maken, prioriteiten stellen. Want die 57,6 miljoen euro voor Turkije is slechts een twaalfde van kost van de Patriot-raketten waar deze regering van droomde en zelfs minder dan wat het jaarlijkse onderhoud van die raketten zou kosten. En het is een peulschil in vergelijking met 3,5 miljard euro die ons land wil besteden aan nieuwe F35 gevechtsvliegtuigen én de 283 miljoen euro jaarlijkse onderhoudskosten voor die vliegtuigen. Die vraag moet dus duidelijk gesteld worden: willen we dat geld besteden aan humanitaire programma’s voor oorlogsvluchtelingen en hun opvang in de regio, of aan oorlogstuig?

Steun voor onderwijs

Essentieel in de uitbouw van een toekomst voor oorlogsslachtoffers in de regio is het voorzien van onderwijs voor kinderen en jongeren. Zonder onderwijs, geen toekomst. Zo is de EU al gestart met een beurzensysteem gebaseerd op de Erasmus-ervaringen om Syriërs zowel in de regio als in Europa hoger onderwijs te laten lopen. De uitdaging van de Donorconferentie is ook om de getroffen kinderen tegen het einde van 2017 allemaal onderwijs te kunnen aanbieden. De Europese sociaal-democraten roepen dan ook op om de Europese steun aan onderwijs op te trekken van 2 naar 4 procent van de humanitaire budgetten. Dat zou 7 miljoen kinderen ten goede komen. Daarnaast moet er gezocht worden naar opportuniteiten om de economie terug aan te zwengelen, jobs te creëren en nu al plannen te smeden voor de heropbouw van het land met het oog op het einde van de oorlog.

‘We moeten de Europese asielprocedure hertekenen en snel evolueren naar één EU-asielstatuut, gebaseerd op Europese solidariteit.’

Als de internationale gemeenschap er in slaagt om oorlogsslachtoffers in de regio weer hoop te geven om ginds een toekomst uit te bouwen, zetten we al een flinke rem op de vluchtelingenstroom naar Europa. Die zal uiteraard niet helemaal stoppen en daarom hebben we een betere bewaking van de buitengrenzen nodig onder toezicht van de Unie, zodat we een duidelijk onderscheid kunnen maken tussen vluchtelingen die recht hebben op asiel en diegenen die zich niet op dat recht kunnen beroepen.

Dat betekent ook dat we de Europese asielprocedure moeten hertekenen en snel evolueren naar één EU-asielstatuut, gebaseerd op Europese solidariteit. Dat zou verhinderen dat vluchtelingen asiel moeten aanvragen in één specifieke lidstaat en zou de verantwoordelijkheid daarvoor ook wegnemen bij frontline-staten zoals Griekenland. Er zou dan slechts één niet-arbitraire asielprocedure zijn, zodat shoppinggedrag waarbij gekozen wordt voor de meest gunstige procedure uitgesloten wordt.

De eerste opvang en registratie gebeurt dan in hotspots in die frontline-staten, waarna vluchtelingen volgens een verdeelsleutel verspreid worden over de hele Unie. Daarbij moet rekening worden gehouden met het BBP, het bevolkingsaantal, de werkloosheid evenals de inspanningen die de betrokken lidstaten in het verleden al hebben gedaan.

‘Ook die integratie zal handenvol geld kosten, daar mogen we niet naïef in zijn. Het impliceert grote investeringen op al die domeinen, wat in het huidige klimaat van besparingsfetisjisme nog steeds een taboe is.’

Zo’n eengemaakte asielprocedure zou al veel spanningen kunnen wegnemen in de Unie, maar het echte werk zal pas dan beginnen. De allergrootste uitdaging binnen de grenzen van Europa is de integratie van vluchtelingen. Dan gaat het niet enkel over huisvesting, onderwijs en tewerkstelling, maar eveneens over de erkenning van de zogenaamde European way of life.

Ook die integratie zal handenvol geld kosten, daar mogen we niet naïef in zijn. Het impliceert grote investeringen op al die domeinen, wat in het huidige klimaat van besparingsfetisjisme nog steeds een taboe is. Nochtans is er onder economen grote overeenstemming dat de besparingen die Europa de afgelopen jaren heeft opgelegd geen positieve effecten hebben gehad op het herstel van de economie, wel integendeel. Een doortastend publiek investeringsbeleid zou allicht een veel grotere impact hebben.

Niet langer aanmodderen

De Europese sociaal-democraten pleiten dan ook voor zo’n Europees publiek investeringsprogramma dat niet alleen een belangrijke impact kan hebben op de aanpak van de vluchtelingencrisis, maar ook gunstig is voor de Europese bevolking zelf. Investeren in onderwijs, tewerkstelling en huisvesting komt immers iedereen ten goede. Europa zou daarbij een beroep moeten doen op Eurobonds die over een termijn van vijf tot zeven jaar lopen om gerichte publieke investeringen te kunnen doen. Die publieke investeringen moeten binnen de flexibiliteitsafspraken van het Stabiliteits- en Groeipact vallen, zoals dat ook geldt voor het Europese investeringsplan EFSI. Lidstaten mogen dus niet afgestraft worden als ze specifiek investeren in de domeinen die we afspreken voor dat publieke investeringsplan. De Europese Commissie heeft dat trouwens ook toegestaan voor de 231 miljoen euro die Italië nu moet vrijmaken voor de steun aan Turkije.

We kunnen niet blijven aanmodderen in de vluchtelingencrisis. Niet alleen is wat de meeste oorlogsvluchtelingen meemaken mensonterend, bij de Europese bevolking leeft een terechte vrees dat besluiteloosheid, gecombineerd met wat lukrake maatregelen die her en der in Europa genomen worden, ons samenlevingsmodel op de helling zetten. De Donorconferentie voor Syrië geeft goede hoop dat de internationale gemeenschap langzaam beseft dat ingrijpende steun aan de slachtoffers in de getroffen regio absoluut noodzakelijk is. Niet alleen moeten we nu bewijzen dat we boter bij de vis kunnen leveren, maar Europa moet ook dringend tonen dat het snel en in een geest van Europese solidariteit de Europeanen een uitzicht kan bieden op oplossingen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content