‘Het is een laffe overheid die de straat laat zegevieren’

‘Het leek afgelopen weekend wel alsof Molenbeek aan de Noordzee lag’, schrijft Jean-Marie Dedecker.

In mijn boek Hoofddoek of blinddoek uit 2009, schreef ik op pagina 92 de volgende passage:

Juli 2009. Dertig graden warm en bakkende zonneschijn. Het strand van Oostende ligt overvol zonnekloppers wiens hoogste vakantiegenot het is om een bruiner vel te hebben dan de buurman (-vrouw). Daartussen een familie uit Tsjetsjenië. De mannen in zwemslip en de vrouwen van kop tot teen zedig bedekt met woestijntextiel: lange mouwen, bloes gesloten in de nek en rokken tot op de grond. De boerkini, de islamitische garderobe voor zwemgenot is hier nog niet op de markt. Met dezelfde vestimentaire outfit wordt er liggend gebaad in de branding. De “Belle Epoque” van Leopold II terug in beeld. Alleen droegen de mannen toen ook een zedige Ensor-maillot, een gevangenisplunje met bermuda-bilsnit. Wufte deernes met kanten pofbroeken en dito mouwen mochten toen enkel pootjebaden in de zedige beschutting en schaduw van een aangerolde badkar. Bon chique, bon genre. Tsjetsjeense islamitische vrouwen hebben op 100 jaar tijd geen millimeter textiel of genot gewonnen. De westerse beschaving ligt plots een paar meter onder de zeespiegel, de emancipatie van de vrouw op de bodem van de oceaan. We kijken politiek correct weg. Godsdienstvrijheid primeert op vrouwenrechten. Tunnelvisie van cultuurrelativisten. Weinig moslima’s kunnen zwemmen. Een levensgevaarlijk cultureel vooroordeel. Als je je identiteit laat afhangen van een lap stof, komen er vodden van.

Augustus 2020. Vandaag is bovenstaande beschavingsregressie op onze stranden eerder regel dan uitzondering. Dekens, tapijten, frigoboxen en winkeltassen vol meeneemtajines worden er met busjes aangesleept voor gesluierde families met een grote joelende kroost, puffend en stoeiend in de eigen bubbel. The clash of civilisations op een zandkorrel. Casablanca aan de Noordzee. De reisbureaus voor de jaarlijkse vakantie-exodus naar hun landen van herkomst in Noord-Afrika en het Oosten zitten op slot door de coronacrisis. De Antwerpse en Brusselse getto’s zijn stedelijke hitte-eilanden die zelfs voor heethoofden te broeierig warm zijn.

Dezelfde allochtone bendes die amok maakten in openluchtzwembaden en recreatiedomeinen van Diest tot de Blaarmeersen in Gent en van Houthalen tot de Ster in Sint-Niklaas hebben daardoor hun actieterrein verlegd naar de kust. Jongeren met grote ego’s en korte lontjes lurken op het strand verveeld aan een shishawaterpijp, en uit de gettoblaster dreunen de bastonen van kasbahmuziek, niet zelden overstemd door vrouwonvriendelijk gesis en begeleid door #MeToo-opdringerigheid.

Het is een laffe overheid die de straat laat zegevieren.

Doorgeschoten coronaregels, zoals het dragen van een mondmasker aan de waterlijn, drank, drugs en gebrek aan regulier vertier warmen de geesten extra op. Strandstewards lopen er met een bocht omheen. Ze berispen liever een bleekscheet die zijn mondmasker tot onder zijn neus heeft laten zakken, dan aan de klierende jongeren te vragen om de decibels wat te verminderen. Een opgestoken middenvinger, een dreigende vuist en de vrees om voor racist uitgescholden te worden overstemmen niet alleen de ruis van hun geweten, maar ondermijnen ook hun beperkt gezag.

In Oostende veinsden een 50-tal allochtone nitwits een verdrinking en zetten de hulpdiensten voor schut. De strandredders trokken de rode vlag op omdat ze verbaal en lichamelijk belaagd werden. Het treinstation werd er bestormd en een andere keer moesten twee ruziënde familieclans met vijftien politiecombi’s uit elkaar gehouden worden. Knokke werd belaagd door “gekleurde” Noord-Fransen, en in Blankenberge draaide een moe getergde zonneklopper de geluidsknop van de transistorradio lager en de pleuris brak er uit. Corona en hittestress in de kop. De laksheid van de media in de berichtgeving over migrantentuig van de richel dat de afkeer van onze samenleving met geweld botviert, wekt ondertussen een latente woede op bij Jan Modaal die de tolerantiedrempel altijd maar moet oprekken en het gevoel krijgt dat hij moet inleveren op zijn maatschappelijke normen.

Telkens dergelijke toestanden de spuigaten uitlopen komt er een vergoelijkingslobby op gang om de multiculturele baldadigheden te vergoelijken. Welzijnsknuffelaars, zielenknijpers, diversiteitsconsulenten en bleekwatercriminologen die hun bestaan danken aan het pamperen van draaideurcriminelen, struikelen over elkaar heen om excuses te zoeken voor het crimineel gedrag van het wit en zwart uitschot. Ik heb het ondertussen wel gehad met Brusselse stuurlui zoals Hilde Sabbe die zelf nog de wal van de Zenne niet kunnen bewaken. Lui die criminaliteit lijken te koesteren als een mensenrecht.

Sabbe vond vorig jaar al dat de Vlamingen een racistische reflex hadden tegen amokmakers in zwembaden, en vindt nu weerom dat we de schermutselingen aan de Belgische kust in perspectief moet zien. Ik heb lak aan dergelijke zoetwaterpolitici die zout in het zeewater strooien. Het ketje stond tussen een bont allegaartje op de One Brussels-SP.A-lijst en raakte met nauwelijks 620 stemmen in het Brussels Parlement, als opvolgster van Pascal Smet. Ze vindt ook ‘dat het strand gedecommercialiseerd moet worden zodat er meer plaats is voor wie niet wil consumeren’. Ze is waarschijnlijk nooit dichter bij de zee geweest dan in een ijssalon op de zeedijk. Middelkerke heeft bijvoorbeeld 348.520 m² bewaakte strandzone boven de hoogwaterlijn (ter verduidelijking voor de cityslickers: zacht zand) en amper 6.400 m² daarvan is bezet door strandbars en zetelverhuur. Daarnaast zijn er in dit tochtgat aan de Noordzee nog honderden hectare onbewaakt fijn zandstrand en duinen waarin iedereen welkom is op voorwaarde dat men zijn manieren houdt.

Hilde vindt ook dat de Brusselse regering moet ijveren voor ontspanningsmogelijkheden. Een terechte eis maar niet zelden parels voor amorele zwijnen. Anderhalve dag nadat de Johan Cruyff Foundation in 2018 een voetbalveld had aangelegd aan het Muzenpark in Molenbeek, werden het kunstgrasveld en het materiaalkot afgebrand door “mentaal zieke individuen met problemen”. Als men “problemen” onder het multicultureel tapijt veegt om vandalisme en criminaliteit te vergoelijken onder het mom van sociale ongelijkheid, discriminatie en pavloviaanse racismeriedels, blijft men water naar de zee dragen.

Als jongeren een machteloze overheid zien, geldt immers de wet van de sterkste. De plunderaars en parasolgooiers zijn allen gekend bij de politie want ze hebben een strafblad dat meer pagina’s telt dan een weekendkrant, van de Blacks tot de Maghrebijnen, de Turken of de Albanezen. Ze lachen met het gedoogbeleid van lakse activistische rechters en dragen hun veroordelingen als eretekens. Ze zouden meer deugd hebben van een heropvoedingstraject in een bootcamp dan van een uitje naar zee.

Een knip in het aantal treinen om naar de verkwikkende kust en de jodiumrijke zeelucht te sporen is een zwaktebod. Het is capitulatie van het gezag en een minachting voor de lagere sociale klassen en de dagjestoeristen die niet over een wagen beschikken. De overheid ontraadt het gebruik van een auto, maar gijzelt de gebruikers van het openbaar vervoer. Hypocriet en Kurieren am Symptom. In elk treinstation hangen voldoende camera’s om hen op te sporen en hen een strandverbod op te leggen. Dit heet niet etnisch profileren, maar een lik-op-stukbeleid om “beter te voorkomen dan te genezen.”

‘Recidivisten had men al lang moeten registreren en weren van alle plekken waar ze andere mensen het leven zuur maken…Geweld op politie dient te worden beschouwd als een terreurdaad en als dusdanig bestraft. We hebben een parket nodig die zijn werk doet, optreedt en vervolgt…’, schrijft professor Mark Elchardus in De Morgen. Een wijs man. Het is een laffe overheid die de straat laat zegevieren. Ondertussen telt Tom Van Grieken zijn zegeningen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content