Het Belgische publiek heeft the Dutch disease: we zwijgen niet meer

© Saskia Vanderstichele

Ooit kreeg het Belgische publiek complimenten van artiesten. Omdat we zo goed luisterden en ook een beetje crazy waren. Maar alles verandert.

Een paar keer had ik al mokkend omgekeken, maar indruk maakte dat niet. Voor me speelde Elvis Costello op het podium van het Rivierenhof, achter me taterden een man en een vrouw.

Tijdens Alison hadden ze het over hun nieuwe telefoon.

Tijdens Accidents Will Happen ging het over hun kinderen.

Tijdens Watching the Detectives over hun liefdes.

Alleen tijdens I Want You waren ze twee seconden stil. ‘Kennen we dit nummer niet?’ vroegen ze. Waarna ze vrolijk verder taterden.

Toen Costello van het podium stapte, dacht ik aan een tweet van John Cleese. ‘ Juist mijn laatste show beëindigd. Slechtste publiek: die luie, dikke, bierdoordrenkte pseudo-Franse Belgische rotzakken in Hasselt. Het was alsof ik Moby-Dick voorlas aan nomaden.’

Cleese en de Belgen, het is een eeuwigdurende running gag. Of misschien niet. Misschien méénde hij het dit keer.

In Nederland hebben ze dat gepraat tijdens optredens een naam gegeven: The Dutch Disease. Mannen met hoge voorhoofden schrijven er analyses over. Concertorganisatoren zetten overal stiltebordjes en delen lul-niet-lolly’s uit, maar tevergeefs. De Hollanders lullen gewoon verder.

Gepraat tijdens optredens is in alle zalen een issue geworden. Maar we kunnen mensen toch moeilijk een prop in hun mond steken?

Kurt Overbergh, AB

Zanger Stijn Meuris weet maar al te goed wat De Hollandse Ziekte is. ‘Ik ga soms naar optredens in Nederland en heb er ook al een paar concerten gegeven. Het is inderdaad niet simpel om het publiek daar bij de les te houden. Er hangt vaak zo’n brallerige sfeer. We paid for it, entertain us. Dan valt het in België al bij al nog mee. Het Belgische publiek luistert veel beter, maar het is ook nogal gereserveerd. We applaudisseren beleefd en zeggen achteraf aan de toog dat we het fantastisch vonden. Ooit zag ik Bruce Springsteen in Brussel. Een briljant optreden, maar het Belgische publiek was gematigd enthousiast. Hoezo gematigd enthousiast, dacht ik. Wat hadden jullie in godsnaam verwacht? Het is een beetje zoals met de Rode Duivels. Pas toen ze wonnen tegen Japan hingen we massaal de vlag buiten.’

Ooit zijn we wel jong en wild geweest, zegt Belpopkenner Jan Delvaux. ‘Toen wij in de jaren zeventig en tachtig naar optredens gingen, waren daar alleen twintigers. Onze ouders hielden van James Last en Nana Mouskouri, die gingen niet naar concerten. Als we daar een dertiger zagen rondlopen, dachten we dat het iemand van de Bijzondere Opsporingsbrigade was. (lacht) We kregen ook altijd complimenten van de buitenlandse artiesten omdat we zo goed luisterden en enthousiast waren. Misschien verzorgden die artiesten gewoon hun pr, maar stiekem waren we trots.’

Ik blader in oude knipselmappen, op zoek naar die complimenten. Patti Smith vertelde al vaak over haar eerste optreden in het Auditorium Janson in Brussel, waar het publiek die 14e mei 1976 maar bleef applaudisseren. Bono had het over ‘ the holy ground of Werchter’, waar het allemaal begon. ‘Daar hebben we ontdekt wat het betekent om in een band te zitten.’ Tom Waits noemde zijn Belgische publiek van de Beursschouwburg ‘een van de beste’ waarvoor hij ooit optrad. En Suzanne Vega praat al jaren over die ‘crazy Belgians’.

Ze heeft gelijk. Dit land is gemaakt door zijn toeschouwers. Het eerste Belgische publiek zat op 25 augustus 1830 in De Munt in Brussel. Voor De Stomme van Portici, een populair stuk over een volksopstand. De opera was door de politie verscheidene keren verboden, omdat hij tot onlusten had geleid. Maar die 25e augustus mocht hij wel doorgaan. In alle spleten en openingen van De Munt stonden jongeren. Rock-‘n-roll bestond nog niet in 1830, maar meer rock kon een opera niet zijn. Er werd gedronken en ‘Mort aux Hollandais’ geroepen. Toen iemand op het podium zong ‘aan mijn land dank ik mijn leven. Het zal aan mij zijn vrijheid te danken hebben’, brak in de zaal de revolutie uit. De voorstelling werd stilgelegd, maar het publiek speelde ‘De Stomme’ verder in de straten van Brussel.

'Niet alleen de artiesten, ook het publiek is veel braver geworden. Alleen als er geen bier is, durven we te morren.'
‘Niet alleen de artiesten, ook het publiek is veel braver geworden. Alleen als er geen bier is, durven we te morren.’© Saskia Vanderstichele

129 jaar later waren we nog altijd even crazy. Op 2 augustus 1959 bezochten we het eerste festival van Europa, in een klein dorp nabij Luik.

Het jazzfestival van Comblain-la-Tour is een beetje en stoemelings ontstaan, zegt Delvaux. ‘Organisator Joe Napoli was een Amerikaanse GI die daar tijdens het Ardennenoffensief gestationeerd lag. Tien jaar na de oorlog keerde hij terug naar dat dorp, uit dankbaarheid omdat ze hem toen zo goed ontvangen hadden. “Kan ik iets voor jullie doen?” vroeg hij aan de inwoners. “Onze kerktoren is kapot”, antwoordden ze. Napoli was intussen een impresario van jazzmuzikanten en kwam op het idee om een festival te organiseren. Hij haalde alle groten naar hier, van John Coltrane tot Chet Baker. Later werden, in het kader van de verbreding, ook andere artiesten uitgenodigd. Dat vond het publiek niet zo leuk. Ze smeten met appelen naar Adamo en met gras naar André Brasseur. In die tijd had die een grote hit met Early Bird. De Amerikaanse zender NBC wilde opnames maken van dat nummer, maar het publiek zag dat niet zitten. Pas toen Brasseur beloofde dat hij daarna jazz zou spelen, hielden ze ermee op. Om maar te zeggen: tijdens de wonderjaren van de festivals ging het er soms behoorlijk wild aan toe.’

Ook in mijn knipselmap zitten veel wilde oud-strijdersfoto’s. Van de punkers van Jazz Bilzen, die in 1977 een prikkeldraad sloopten. Van Joe Strummer van The Clash ook, die wilde meeslopen en er een gebroken neus aan overhield.

Het meest gewelddadig waren we een jaar later, op 16 juni 1978 in de AB in Brussel. Die dag zou Elvis Costello zijn eerste Belgische optreden geven. ‘Ik ging ervan uit dat ik van een hartelijk welkom verzekerd zou zijn omdat ik enige gelijkenis vertoonde met koning Boudewijn‘, schreef Costello later in zijn biografie.

Hij had als voorprogramma Suicide meegenomen, maar Brussel vond hun synthesizers maar niets. De groep werd weggehoond en iedereen begon luid ‘Elvis! Elvis!’ te scanderen. Een toeschouwer pakte de microfoon af van Suicide-frontman Alan Vega. ‘Geen micro, geen Elvis!’ riep de organisatie. Het hielp niet: het optreden liep uit op rellen, een balkon vloog in brand.

Daarna gaf Costello een furieus optreden. Na een halfuur stormde hij het podium af. ‘Ik herinner me nog dat de politie met traangas aankwam en dat ook buiten op straat mensen met elkaar op de vuist gingen’, schrijft Costello. ‘De wapenstok van de politie zwaaide, en als je het geluid van paardenhoeven op kasseien hoort, dan kun je er behoorlijk zeker van zijn dat de zaken niet goed zullen aflopen.’

24 jaar zou Costello niet optreden in de AB. ‘In 2002 hebben we hem opnieuw uitgenodigd’, zegt Kurt Overbergh, artistiek directeur van de AB. ‘Zijn manager informeerde eerst of die punkbende nog altijd in de zaal zat. (lacht) Toestanden zoals in 1978 zijn vandaag ondenkbaar. Heel zelden gebeurt het nog weleens dat een publiek zijn ongenoegen laat blijken. Onlangs hebben we het nog eens meegemaakt met Anohni. Mensen hadden een kaart gekocht omdat ze de zanger van Antony and The Johnsons wilden zien. Maar de man Antony was intussen de vrouw Anohni geworden, die iets nieuws wilde doen. Toen ze eerst een kortfilm vertoonde van Naomi Campbell, die 20 minuten lang met de Amerikaanse vlag zwaaide, hoorde ik het publiek morren. Ik herinner me ook een concert met Mike Patton van Faith No More en John Zorn. De eerste doet soms iets moeilijks, de tweede doet altijd moeilijke dingen. Zoals we aangekondigd hadden, werd dat een hele experimentele avond. Na het concert riepen tweeduizend mensen “awoert”. Terwijl dat eigenlijk een fantastische avond was in zijn genre, alleen had het publiek verkeerde verwachtingen. Maar nogmaals, dat gebeurt heel sporadisch.’

Het is een beetje zoals met de Rode Duivels. Pas toen ze wonnen tegen Japan hingen we massaal de vlag buiten

‘Niet alleen publieken zijn veel braver geworden’, zegt Jan Delvaux. ‘Ook de artiesten zelf. The Specials namen in 1980 een bus skins mee naar Torhout-Werchter, die de veiligheidsmensen uitdaagden. Op het podium jutte de groep intussen het publiek op tegen de securitymensen “omdat die te agressief waren geweest”. Het Belgische publiek ging er niet op in, de Slag van Tachtig mislukte. “Op dat moment heb ik beseft dat ons publiek geen massa is, maar een groep individuen met verstand”, zou Herman Schueremans later zeggen.’

Alleen als er geen bier is, durven we nog weleens te morren. Van Morrison eiste op Blues Peer 2010 dat de bar tijdens zijn concert dicht zou blijven. Tijdens de eerste nummers werd hij massaal uitgefloten. Het gejoel stopte pas toen op de videoschermen lopende tapkranen verschenen.

Ik blader verder door mijn oude knipselmap. Stoot op een concertrecensie van Stijn Meuris over een concert van Dire Straits, op 27 mei 1992. ‘Huilen met de haarband om’, heet het stuk. ‘Ik leefde tot voor kort in de waan dat mensen die een Dire Straits-concert bezoeken ook daadwerkelijk fans van die groep waren’, schreef Meuris in 1992. ‘Van de 50.000 bezoekers woensdagavond stonden minstens 35.000 ongeïnteresseerd in de achterste regionen aan een biertje te nippen. Ze wiegelden een beetje op het ritme van de hits en keken mekaar aan met die blik van “Toch goed hè, die mannen.” Vreemd als je weet dat die mensen ook 1000 frank en een file achter de rug hadden om op de weide te geraken.’

‘Dat stuk herinner ik me nog goed’, zegt Meuris. ‘Sommige Dire Straitsfans waren kwaad. Hun ticket had maanden op de koelkast gehangen – zozeer hadden ze ernaar uitgekeken – en dan beschreef ik hen zo. Maar in die tijd was er iets aan het veranderen. Mensen gingen steeds meer naar concerten en festivals voor de collectieve ervaring. Vandaag is dat helemaal zo. In Glastonbury moet je bij het buitenkomen van het festival al een kaart kopen voor volgend jaar, zonder te weten wie er komt. In mijn jonge tijd gingen we nog naar festivals voor de affiche. We voerden daar discussies over. Als The Tragically Hip erbij kwam, ja, dan gingen we. Anders twijfelden we.’

‘Ik vergeet die eerste edities van Torhout-Werchter nooit’, zegt Delvaux. ‘Daar was 15.000 man. Zoveel volk hadden wij nog nooit bij elkaar gezien, dat leek gigantisch. Vandaag zijn er vijf keer zoveel mensen. Er worden ook veel meer concerten georganiseerd dan toen. In de jaren zeventig vond er in de AB misschien een concert per week plaats. Daar zag je dan altijd dezelfde vijfhonderd man.’

‘Mensen geven geen geld meer uit aan platen en cd’s, ze halen alle muziek van het internet’, zegt Overbergh. ‘Ze hebben dus meer geld om naar een concert te gaan, maar kennen het repertoire vaak minder goed.’

Stijn Meuris: 'Het meest enthousiaste publiek vind je vaak in Koekelare-West. Die mensen zijn blij dat je naar hen gekomen bent.'
Stijn Meuris: ‘Het meest enthousiaste publiek vind je vaak in Koekelare-West. Die mensen zijn blij dat je naar hen gekomen bent.’© Saskia Vanderstichele

‘Vroeger gingen alleen de fans van Nick Cave naar zijn concerten’, zegt Meuris. ‘Tegenwoordig speelt Cave in het Sportpaleis. De fans komen nog altijd, maar ook mensen die gehoord hebben dat ze erbij moeten zijn. Ik kan ze er zo uithalen: de boetiekeigenaren met hun Porsche Cayenne, een duur truitje mooi over de rug gedrapeerd en een geblondeerde vrouw aan hun zijde. Ze weten wel dat Cave ooit een ballade heeft gezongen met Kylie Minogue, maar daar stopt het dan. Dat krijg je bij schaalvergroting. Een deel van het publiek is daar niet van harte maar omdat de anderen daar zijn. Die grote shows in het Sportpaleis worden ook steeds meer netwerkevents. Je zou ervan schrikken hoeveel tickets gekocht worden door pakweg ING. Op een of andere manier is dat hip geworden. Mensen gaan eerst uitgebreid eten in de vip-tent en daarna naar het concert, waar ze het diner eigenlijk een beetje verderzetten. En ja, je zult maar een avond naast zulke mensen zitten. Verschrikkelijk. Vroeger sprak ik die mensen aan, maar daar ben ik mee gestopt. De helft van de tijd eindigt het met ambras. Het resultaat is dat je zelf kunt ophoepelen.’

‘Het gepraat tijdens optredens is in alle zalen een issue geworden’, zegt Kurt Overbergh. ‘Dus ook in de AB, al valt het bij ons nog mee. Ook al omdat wij geen bar in de zaal hebben, wat bijvoorbeeld bij de Melkweg of Paradiso in Amsterdam wel het geval is. Nee, we gaan geen maatregelen nemen. Er bestaan al zoveel regels in de samenleving. We kunnen toch moeilijk elke bezoeker een prop in de mond steken? Al is het voor een artiest natuurlijk allesbehalve leuk.’

Op het podium kun je het geklets alleen met humor beteugelen, zegt Meuris. ‘Soms probeer ik zo’n boosdoener kalt te stellen met een grappige opmerking. In het begin van een optreden heb ik het altijd over de stad of het dorp waar we spelen. Later in de set praat ik ook over het dorp ernaast. “Zijn er toevallig ook mensen uit Zutendaal?” Zo probeer ik een scheiding in het publiek te maken. Op papier klinkt het misschien venijnig, maar in het vuur van zo’n concert werkt dat fantastisch. Als er dan later aan het babbelen zijn, kan ik zeggen: “Ah ja, maar dat zijn die twee uit Zutendaal.”‘

‘Het gepraat heeft ook te maken met de manier waarop je opkomt, met je openingsnummer, met de setlist. Zoiets samenstellen is een vak apart. Veel groepen bouwen hun set rustig op. Dat klinkt mooi in theorie, maar het werkt meestal niet in de praktijk. Na twintig minuten staan de eerste slechte recensies al op het internet en zijn die lui weg. Een publiek voelt direct aan of een concert urgentie heeft. Bij softe mainstreampop, bijvoorbeeld, zullen ze sneller beginnen te babbelen. Dat is iets heel anders dan een concert van pakweg TC Matic, de beste Belgische liveband ooit. Een bubbel was dat, alsof je op de zon zat. Je dacht er nog niet aan om iets te zeggen. Bart Peeters kan dat vandaag ook, of je nu van zijn muziek houdt of niet. Met zijn enthousiasme en dadendrang neemt hij het publiek bij de kraag. Iedereen voelt dat hij aan de touwtjes trekt. Achteraf kun je alleen maar denken: die gast ging ervoor. Daar heb ik wel respect voor.’

Het Antwerpse publiek is veeleisend, omdat ze al zoveel optredens gezien hebben in hun mooie Roma of in Trix. Maar als je die publieken overtuigt, doet dat des te meer deugd

Stijn Meuris

Het loopt niet altijd zo goed af. In Eindhoven verliet Tindersticks ooit het podium na twintig minuten geroezemoes in het publiek. ‘Dat heb ik ook eens meegemaakt bij Morrissey’, zegt Meuris. ‘Na zeventien minuten was hij weg omdat een fan iets geroepen had. “Oei, oei, ” dacht ik toen, “ik heb ooit iets soortgelijks gedaan.” Een zwarte bladzijde uit het Noordkaapverhaal, waar ik absoluut niet trots op ben. Bij een concert in Halle stonden twee gasten luid te babbelen. Na elk nummer staken ze hun middelvinger op. Op den duur zag ik het publiek niet meer, alleen nog die twee gasten. Ik maakte mijn microfoon los en smeet ‘m in hun richting. Terwijl ik wierp, had ik al spijt. Maar het was te laat. Het publiek keerde zich tegen mij. Achteraf in de kleedkamer was de sfeer onder nul, mijn bandleden waren razend. Toen kwam een man met een bebloed voorhoofd binnen, met die microfoon in de hand. Bleek dat ik niet een van die twee gasten geraakt had, maar de man achter hen. Toevallig de organisator van het volgende concert van Noordkaap. Meer Spinal Tap is mijn carrière nooit geworden. Gelukkig kon die man er nog om lachen, maar ik zou het vandaag niet meer proberen. Ze dagen je direct voor de rechtbank. Of je staat op de voorpagina van Het Laatste Nieuws. Ik weet niet wat het ergste is.’ (lacht)

Het optreden in Halle zit niet in mijn knipselmap, wel een paar andere artikels van Meuris. In Werchter begon hij ooit zijn concert met: ‘Bon, staan alle gsm’s af?’ Maar eigenlijk is Meuris’ stoplap al eeuwen: ‘U bent een fijn publiek.’

‘Dat meen ik ook’, zegt hij. ‘Al zijn er eigenlijk veel publieken. Die van de theaterzalen zijn de moeilijkste om voor te spelen. Zeker als een kwart van het publiek een abonnement heeft. Ze nemen de beste plaatsen in en zitten daar dan met hun armen gekruist. “Laat maar eens zien wat je kunt.” Het Antwerpse publiek is ook veeleisend, omdat ze al zoveel optredens gezien hebben in hun mooie Roma of in Trix. Maar als je die publieken overtuigt, doet dat des te meer deugd.’

Toch vinden de meest fantastische optredens vaak plaats in een of ander hol van Pluto, zegt Meuris. ‘Je raapt er misschien geen eer mee. En zeker als je de dag ervoor in de AB hebt gestaan, is het toch altijd een beetje een domper om naar Koekelare-West te rijden. Tot het optreden begint en alles fantastisch loopt. Dan gaat er niets boven dat enthousiaste publiek, dat blij is dat je naar hen gekomen bent.’

Ik steek een nieuw artikel in mijn knipselmap, één met slecht nieuws : Elvis Costello heeft kanker en moet de rest van zijn tournee annuleren. Maar hij wil toch zijn laatste publieken bedanken. ‘Our friends in Amsterdam and Antwerp, for bearing me up.’

Ik klap mijn map dicht en zet Accidents Will Happen op. Zonder gepraat van het Antwerpse publiek klinkt het nog altijd wondermooi. ‘Accidents will happen/We only hit and run’, zingt Costello ergens. Ik geloof hem.

Partner Content