Herman Jacobs

‘Griet Op de Beeck haalt zich vergelijkbare problemen op de hals als deze vergeten auteur’

Herman Jacobs Medewerker Knack

Herman Jacobs, medewerker van Knack, over Griet Op de Beeck, literatuur, verdrongen herinneringen en het werk van een zekere Binjamin Wilkomirski.

Het zou kunnen dat de naam Griet Op de Beeck u niet onmiddellijk terugverplaatst naar de jaren negentig en het Duitse taalgebied. Het zou ook kunnen dat u nooit van het boek Bruchstücke hebt gehoord.

Griet Op de Beeck haalt zich gelijkaardige problemen op de hals als deze vergeten auteur.

Maar zo buitenissig is het niet, om naar aanleiding van Op de Beecks nieuwe roman, Het beste wat we hebben, even terug te keren naar het geval-Wilkomirski.

In 1995 publiceerde een zekere Binjamin Wilkomirski bij de Jüdischer Verlag uit de gerenommeerde Duitse uitgeversgroep Suhrkamp het boek Bruchstücke. Aus einer Kindheit 1939-1948.

Deze Brokstukken, zoals het werd vertaald (behalve in het Nederlands in nog elf andere talen), beschreven fragmentarisch, overwegend uit het gezichtspunt van een kind, wat de joodse verteller had meegemaakt in de oorlogstijd en de eerste jaren daarna in Letland en Polen, en tot slot in Zwitserland, waar hij als wees geadopteerd werd.

Het ging hier niet om fictie, maar om literair vormgegeven herinneringen. Om autobiografie. De lezer werd geacht zich voor te stellen dat dit alles precies zo was geschied, of dan toch zo precies als bij optekening een halve eeuw later mogelijk is.

Concrete herinneringen heb ik aan het boek niet bewaard; wél weet ik nog dat ik er, ik was toen 34, van onder de indruk was. En ik was niet de enige: Wilkomirski werd vergeleken met auteurs als Elie Wiesel en Primo Levi, en zowel de Engelse als de Franse vertaling van Bruchstücke werd bekroond.

Alleen bleek enige tijd later, in de loop van de jaren 1998 en 1999, dat Binjamin Wilkomirski een nom de plume was van de Zwitserse klarinettist Bruno Dösseker, die nimmer in enig concentratiekamp had verbleven (wél in een weeshuis) en ook niet joods was. Consternatie.

Dössekker bleef volhouden dat dit echt zijn verhaal was, maar kon dat op niet één wezenlijk punt werkelijk aantonen. Dat hij zich tot ver in zijn volwassen leven niet had kunnen herinneren dat hij ooit dat joodse jongetje in Riga, en later in twee Poolse vernietigingskampen was geweest, verklaarde hij als volgt: dat had hij dus inderdáád ook zelf lange tijd niet geweten, maar in de loop der jaren had hij, daarbij ook geholpen door een therapeut tot wie hij zich had gewend voor zijn ernstige psychische klachten, die ‘verdrongen herinneringen’ weten op te delven uit de diepste spelonken van zijn geest.

Bruchstücke is sindsdien door voor zover ik kan overzien alle uitgevers ervan van de markt gehaald.

Men herinnert zich misschien dat in de jaren negentig, zowel in de therapeutische gemeenschap als in westerse rechtbanken, een zeer hevige strijd heeft gewoed over het toen gloednieuwe fenomeen van deze repressed/recovered memories.

Met name omdat enige jaren later sommige van deze ‘hervonden’ herinneringen, die haast altijd seksueel misbruik in de vroege jeugd betroffen, en op basis waarvan verschillende mannen tot gevangenisstraf veroordeeld waren, door de klaagsters zelf werden ingetrokken. Ze waren er intussen van overtuigd dat het om valse herinneringen ging, hun ingeplant door het daarom niet kwaad bedoelende, maar ondeskundige therapeuten.

Griet Op de Beeck vertelde maandagavond in De Wereld Draait Door tegen Matthijs van Nieuwkerk en de rest van de NPO-kijkende wereld dat ze van haar vijfde tot haar negende door haar (intussen overleden) vader seksueel is misbruikt, wat ze vervolgens bijna dertig jaar lang had ‘verdrongen’. Maar wat in de loop van een therapie een jaar of vijf, zes weer geleden aan het licht was gekomen.

Nu gaat het mij in dit stuk om wat ánders, maar naar aanleiding van de ’therapeute die al zovele malen heeft bewezen, bij mij en vele anderen, hoe geniaal en goed ze is’ over wie Op de Beeck het afgelopen maandagavond had, toch het volgende.

De theoretische onderbouwing van het verschijnsel ‘verdrongen herinnering’ is dubieus, sommige psychologen en cognitiewetenschappers zullen zelfs zeggen: frauduleus.

Verdringing (in haar specifiek freudiaanse betekenis: ‘het onvrijwillig en abrupt uit het autobiografische geheugen bannen van een traumatische gebeurtenis, wat een ziekmakende uitwerking op de psyche heeft’) is een geloofsartikel uit de psychoanalytische catechismus, maar overtuigend bewijs uit niet-psychoanalytische hoek dat het überhaupt echt bestaat is nimmer geleverd.

Verdringing is een geloofsartikel uit de psychoanalytische catechismus.

Nooit is er iemand opgestaan die in de leeftijd van ergens tussen vijf en negen jaar in een dodenkamp heeft verbleven (zeer weinig kinderen hebben die overleefd, maar ze bestaan wel) en zich daar vervolgens niets van kon herinneren, tót dan, decennia later, dankzij een ‘geniale therapeut’…

Nooit hebben we van iemand gehoord die op de lagere school jarenlang vernederd en uitgelachen werd door de pestkop(pen) van de klas, maar dat allemaal ‘verdrong’ en er nooit meer enige herinnering aan had, tót dan, vele jaren later, liggend op de spreekwoordelijke divan…

‘Voor de theorie dat schokkende gebeurtenissen kunnen leiden tot “dissociatie”, waarbij de traumatische herinneringen als het ware afgesplitst worden en daardoor later moeilijk toegankelijk zijn (voor het bewustzijn en het geheugen, nvdr.) is geen steun gevonden,’ schrijft de in de functies van het geheugen gespecialiseerde Nederlandse psycholoog Douwe Draaisma in zijn fascinerende Vergeetboek (Historische Uitgeverij, 2010).

Dit alles roept een zeer interessante, en bijzonder moeilijke, vraag op.

Niet, zoals sommigen nu misschien denken, naar het ‘waarheidsgehalte’ van Op de Beecks nieuwe roman. En al helemaal niet naar de relevantie van het thema ervan.

Incest, en algemener seksueel misbruik van kinderen, komt vaak voor. Dat het een op de tien kinderen treft (meisjes meer, jongens wat minder) is geen hoge schatting, het tegendeel is waar, als men wat (overigens wild divergerende) cijfers bij elkaar zoekt. Een verwant probleem is verkrachting in het algemeen, waarvoor minstens 90 procent van de daders nooit veroordeeld wordt. Dit alles is weerzinwekkend en een grof schandaal, en zou gerust elke dag de krantenkoppen mogen halen.

Men mag van Griet Op de Beeck vinden wat men wil. En van haar boek ook – maar in dat laatste geval dan u003cemu003enietu003c/emu003e op buiten-literaire gronden.

Wat mij bij Op de Beeck en Wilkomirski specifiek interesseert is dit. Verreweg de meeste literatuur dient zich als fictie aan, als niet ‘echt zó gebeurd’ dus, niet letterlijk waar, maar wel met de ambitie waarachtig te zijn.

Waarom werden mensen dan toch zo boos, want dat werden ze, op ‘Wilkomirski’? Ja: Dössekker heeft gelogen, want hij heeft zijn fictie als echt feitelijk waar voorgesteld. Maar Brokstukken is, écht, een goed boek (de bovengenoemde bekroningen, telkens specifiek uit joodse kring, bewijzen het). Geen autobiografie weliswaar (niettemin wél zo waarachtig klinkend dat er die eerste drie, vier jaar geen enkele stem opging die klaagde over inauthenticiteit), maar een roman. Waarom accepteren we dat kennelijk niet?

Het moet iets met de notie ‘onrechtmatigheid’ te maken hebben. Wat geeft jou, niet-jood, niet-kampoverlever, het recht om je deze materie toe te eigenen?

Maar mag je je dan als man niet van een vrouwelijk, als vrouw niet van een mannelijk, als Vlaming niet van een Koreaans en als Zambiaan niet van een Zweeds hoofdpersonage bedienen? En wat als een bepaalde thematiek zózeer innerlijk resoneert bij een auteur dat hij of zij zich er helemaal aan uitlevert en er zelfs in de ik-vorm over gaat schrijven – zónder het nu echt zelf zo meegemaakt te hebben? Wat weet John Irving nu, ‘aan den lijve en aan der ziel’, van abortus af? Toch schreef hij De regels van het Ciderhuis – en is dat een ‘vals’, ‘exploiterend’ boek?

Voorspelbaar is, om redenen die ieder uit het voorgaande zelf kan afleiden, dat Griet Op de Beeck zich nu enigszins vergelijkbare problemen op de hals heeft gehaald als destijds Wilkomirski/Dössekker.

Maar Het beste wat we hebben moet, en kan ook heel goed, op zijn literaire merites beoordeeld worden, en op niks anders. Men mag van Griet Op de Beeck vinden wat men wil. En van haar boek ook – maar in dat laatste geval dan niet op buiten-literaire gronden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content