Geens bespreekt hate speech op internet en aanpak Syriëstrijders

Minister van Justitie Koen Geens (CD&V)

Minister van Justitie Koen Geens (CD&V) heeft maandag met een reeks West-Europese collega’s van gedachten gewisseld over de aanpak van foreign terrorist fighters (ftt’s) en van hate speech op het internet. Het ging om een informeel overleg, waarbij de betrokken ministers zich buigen over de juridische kant van grensoverschrijdende samenwerking in de strijd tegen terrorisme en ernstige misdaad.

Geens zat met zijn collega’s uit Frankrijk, Duitsland, Italië, Luxemburg, Nederland en Spanje samen in het Egmontpaleis. De vergadering wordt ook wel de Vendôme-groep genoemd, naar de plaats in Parijs waar ze in november vorig jaar de eerste keer samenkwamen.

De ministers en staatssecretarissen bogen zich over twee actuele thema’s. Het eerste is dat van de buitenlandse IS-strijders die in kampen in Syrië zitten. Het thema was enkele weken geleden brandend actueel, nadat VS-president Donald Trump aankondigde dat de VS hun troepen uit Syrië zouden terugtrekken. De vrees bestaat dat de Syriëstrijders op vrije voeten zouden komen en zouden terugkeren om aanslagen te plegen.

De ministers bespraken verschillende opties over vervolging, berechtiging en strafuitvoering. Ieder land neemt uiteindelijk zelf zijn beslissing, maar het is duidelijk dat die keuzes ook een invloed zullen hebben op de andere landen. Daarom werd afgesproken dat de ministers elkaar op de hoogte zullen houden van de laatste ontwikkelingen.

In ons land is de regering van lopende zaken voorstander van een vorm van internationale berechtiging van meerderjarige IS-strijders met de Belgische nationaliteit, in overleg met ander landen die met hetzelfde probleem kampen. De jihadisten zouden dan worden vastgehouden in detentiekampen in de regio. ‘We zullen er alles aan doen om een terugkeer te vermijden’, sprak premier Charles Michel in februari.

Geens en co bogen zich ook over de aanpak van hate speech op het internet en de samenwerking met de providers. Dat thema kwam weer volop in de aandacht na de terreuraanslag in Christchurch van anderhalve weken geleden. De dader streamde op het internet hoe hij een bloedbad aanrichtte in twee moskeeën in de Nieuw-Zeelandse stad.

Na die aanslagen merkte minister Geens op dat de politie vandaag reeds de aanwezigheid van hate speech op het internet van dichtbij screent. Op Europees niveau is er een gedragscode gesloten met de grote providers. ‘Maar qua strafbaarheid zijn we nog altijd niet ver genoeg, om redenen dat we bang zijn van de vrijheid van meningsuiting’, stelde Geens toen. Hij doelde daarmee op een arrest van het Grondwettelijk Hof dat een bepaling vernietigde die ervoor zorgde dat de verspreiding van boodschappen tot het aanzetten van terreur als een misdrijf an sich werden beschouwd.

In Duitsland gelden strengere regels. Daar zijn providers verplicht om op melding van een burger snel illegale content en hate speech op het internet te verwijderen. In Frankrijk ligt een gelijkaardig voorstel voor.

E-evidence speelt een centrale rol in de Europese raad en voor de Europese ministers van Justitie. Het draait erom dat rechters, procureurs, speurders en providers een juridische oplossing nodig hebben om toegang tot internetdata, zoals communicatie via WhatsApp of Facebook, binnen een misdaadonderzoek te reguleren. Momenteel wordt op Europees niveau gediscussieerd over een ontwerp van wetgeving. De ministers focusten zich op de onderhandelingen met de Verenigde Staten om conflicten tussen de Amerikaanse wetgeving en de toekomstige Europese regels te voorkomen.

Partner Content