Hendrik Schoukens

‘Geef de wolf recht op leven en eigendom’

Hendrik Schoukens Milieujurist verbonden aan de UGent, schepen voor Groen in Lennik

Milieujurist Hendrik Schoukens staat stil bij de vraag of we effectief kunnen spreken van een ‘moord’ op een ‘wilde wolf’. Wat zegt dat over onze kijk op de natuur?

De voorbije weken was er terecht heel wat commotie omtrent de ‘laffe moord’ op Naya, de eerste wolvin die Vlaanderen binnenliep. Ook de overheidsinstanties gaan ervanuit dat enkele kwaadwillige jagers Naya, die net moeder was geworden, hebben afgeknald. Maar diende diezelfde overheid conform Europees recht die wolf niet net te beschermen tegen jagers? De woordkeuze en tonaliteit van het debat maken bovendien duidelijk dat er sprake is van een shift in onze kijk op de natuur, die niet langer louter een ‘object’ lijkt. Kan men effectief spreken van een ‘moord’ op een ‘wilde wolf’? En zo ja, erkennen we dan impliciet dat de natuur rechten heeft?

Geef de wolf recht op leven en eigendom.

Is er één diersoort die meer tot de verbeelding spreekt dan de wolf? Is er één diersoort die zo’n ambivalente gevoelens opwekt als de wolf? Want welk dier schopte het zowel tot officieuze stichter van het eerste wereldrijk op onze planeet – als redder van de Romeinse jongetjes Romulus en Remus die reddeloos werden achtergelaten op de Tiber – als tot volksvijand nummer één in landelijke streken? Het vergde niet minder dan een mirakel van de heilige dierenvriend Sint-Franciscus om de mensen van het Italiaanse stadje Gubbio te verzoenen met de woeste en wreedaardige wolf die hen wekenlang teisterde. Een menseneter, zo fluisterde men.

Tegen alle verwachtingen in slaagde de moedige Sint-Franciscus erin de wolf tot inkeer te brengen. ‘Broeder wolf, als jij bereid bent vrede te sluiten en die te bewaren, beloof ik ervoor te zorgen dat jij je leven lang van de inwoners van deze stad te eten krijgt, zodat je geen honger meer hoeft te lijden’. Sint-Franciscus toonde zich begripvol. Het was de honger die de wolf tot al die kwade dingen had gedreven. En het wonder geschiedde. De wolf legde zijn voorpoot in Sint-Franciscus handen. Eind goed, al goed.

Papieren bescherming

Het mirakel van Gubbio kende geen navolging. De wolf werd een zeldzaamheid. Uitgeroeid en verguisd. Maar de goedkeuring van de Europese Natuurrrichtlijnen in het begin van de jaren negentig zorgde voor een kentering. Jagen op wolven werd principieel verboden, zowel de wolf zelf als zijn leefgebied diende strikt te worden beschermd. Niet alleen op papier, maar ook in de feiten.

Dat Vlaanderen pas in 2018 met een wolvenplan op de proppen kwam, leek dan ook rijkelijk laat. Vanuit zijn Oost-Europese bolwerken had Ysengrijn reeds enkele decennia vaste voet aan de grond gekregen in buurland Duitsland, met als gevolg dat een uitjes richting lage landen géén science fiction meer werden. Ondanks de mooie woorden bij de uiteindelijk ‘goedkeuring’ van het niet-bindende Vlaamse wolvenplan, lijkt het plan nu al een maat voor niets. Een eerste wolf werd begin 2018 het slachtoffer van onze typische Vlaamse verkavelingsdrang. Hij werd levenloos aangetroffen langs één van de vele wegen die onze versnipperde natuur doorklieven. Een punt waar het niet-bindende plan niet meteen iets aan verandert.

En dan moest de farce omtrent wolvin Naya nog komen. Oorspronkelijk leek het wolvensprookje haast te mooi om waar te zijn. Vlaanderen heette wolvin Naya hartelijk welkom vorig jaar. Dat ze August tegen het lijf liep, verliefd werd en ook aan een nageslacht dacht, maakte het plaatje helemaal compleet. De eerste ‘Limburgse’ wolvenroedel leek een feit.

Dat te midden van het wolvengebied nog steeds drukjachten op everzwijnen plaatsvonden, ook iets wat niet werd uitgesloten door het wolvenplan, werd afgedaan als een detail. Het liefdesnest lag gelukkig iets meer uit de buurt. Tot enkele weken terug bleek dat Naya allicht door een drieste jager was ‘geëlimineerd’.

Tolerance hunting

Vlaanderen vervoegt daarmee het weinig benijdenswaardige lijstje van landen als Denemarken en Noorwegen, waar de eerste wolven die terugkeerden in hun habitat een gelijkaardig lot te beurt vielen. Van modelstaat tot failed state. De wolf werd dan uiteindelijk toch eerder een symbool van onze halfslachtige pogingen om de biodiversiteit in stand te houden. Niet dat de Vlaamse overheid iedere jager kan controleren. Maar de onderbemanning van Natuurinspectie is een oud zeer. En drijfjachten toestaan zonder enige vorm van natuurtoets te midden van die zone in Vlaanderen waar de eerste wolvenwelpjes rondstruinden, getuigt van een ongelooflijke goedgelovigheid. Minstens is hier sprake van een nalatigheid die strijdig lijkt met artikel 12, lid 1 van de Habitatrichtlijn. De rechtspraak is op dit punt duidelijk: er wordt effectieve bescherming vereist.

Dat het Europese Hof van Justitie net vorige week de puntjes op de ‘i’ zette in een nieuwe Finse wolvenzaak verstrekt deze these alleen al. De zaak handelde over zogenaamde ’tolerance hunting’, een, zo men wil, ietwat cynische 21e -eeuwse adaptie van het mirakel van Gubbio. Wolvenjacht in beperkte mate toelaten om het draagvlak van de aanwezigheid van de wolf te vergroten en illegale stroperij tegen te gaan. Dit kan volgens het Hof van Justitie enkel bij uitzondering. Het voorzorgsbeginsel speelt. Men moet duidelijkheid hebben over de effectiviteit van die beperkte jacht, die bovendien ook het voortbestaan van de soort niet in gevaar mag brengen. Aan deze strikte voorwaarden lijkt enkel maar voldaan wanneer er sprake is van een gezonde wolvenpopulatie, wat niet het geval was in Finland. Terug naar af dus.

Rechten voor de wolf?

Maar waarom stoppen bij de huidige opvattingen van het recht, dat de intrinsieke waarde van de wolf niet expliciet erkent?

Onze wetgeving vormt slechts een afspiegeling van een bepaalde maatschappelijke consensus over bepaalde waarden en belangen. Ook bedrijven hebben geen eigen bewustzijn maar ‘bestaan’ wel in onze juridische wereld. We hebben hen namelijk de voorbije eeuwen rechtspersoonlijkheid toegekend, ze zijn de drager van rechten en plichten. Al betreft dit een juridische fictie. Ze hebben namelijk geen stem.

Reeds in de negentiende eeuw werd duidelijk dat onze Cartesiaanse kijk op de natuur – waarin de natuur en de mens gescheiden werelden betroffen – niet langer steek hield. Niemand minder dan Charles Darwin himself laakte de menselijke arrogantie: ‘Man in his arrogance thinks himself a great work, worthy of the interposition of a diety. More humble and, I believe, truer to consider him created from animals‘. Hij pleitte er toen al voor om de ethische cirkel te verruimen en dieren op te nemen in de morele gemeenschap. De mens en de aap hebben een gemeenschappelijke voorouder, waarom apen dan ook niet bepaalde rechten toekennen? En bij uitbreiding ecosystemen, waarnaar de Duitse ‘uitvinder van de natuur’ Alexander Von Humboldt reeds leek te hinten.

Temeer nu ethologen zoals Frans de Waal niet alleen hebben aangetoond dat vele aapsoorten erg vergevorderde vormen van moreel gedrag vertonen maar geleidelijk aan duidelijk werd dat zelfs minder voor de hand liggende soorten, zoals dolfijnen, varkens en ratten, in bepaalde omstandigheden morele handelingen lijken te stellen.

Vrije wil als breekpunt?

Ondertussen is ook duidelijk dat het concept ‘recht’ aan een herdefiniëring toe is. In onze liberale samenleving is dit concept sterk vervlochten met het idee van de ‘vrije wil’. Het idee van een vrije burger, die om de zoveel jaren zijn stem kan uitbrengen. Iemand die vrij morele keuzes maakt. Maar hoe vrij is de mens nog wanneer we Darwins evolutietheorie au sérieux nemen?

De Israëlische auteur Yuval Noah Harari raakt de achillespees van ons humanistisch wereldbeeld aan wanneer hij zich het volgende afvraagt ‘als mensen vrij zijn, hoe kunnen ze dan gevormd zijn door natuurlijke selectie?’ Amerikaanse filosoof Mark Rowlands poneert dat ‘onze moraliteit (..) meer in onze biologie geworteld (is) dan (in) ons intellect’. En wanneer we weten dat dieren ook kunnen lijden, waarom ook dieren, en zelfs planten, geen rechten toekennen? Zij hebben vanuit onze invalshoek misschien géén vrije wil – maar hebben wij dat dan wel, in tijden van algoritmen? En is het niet logischer om het concept ‘recht’ vast te koppelen aan een ‘belang’, een soort ‘interest’ die beschermenswaardig is?

Want finaal doen we dit in zekere zin al in onze bestaande natuurbeschermingswetten. Dat verklaart ook waarom deze wetten, wanneer ze strikt worden toegepast, tot zoveel commotie kunnen leiden. Kijk maar naar het gepolariseerde debat in Scandinavië over wolvenjacht of de hoog oplopende discussie in Nederland over de omvang van de veestapel in het licht van onze overbelaste Europese natuurgebieden.Wanneer de rechter streng oordeelt, en de uitzonderingsclausules erg strikt interpreteert, schiet de politiek in een kramp. Want de uitzonderingspositie van de mens wordt in vraag gesteld.

Nochtans gaat onze natuurbeschermingswetten al deels die richting uit. Alleen missen ze een ruimere bedding van grondrechten, die we wel hebben door de erkenning van onze onvervreemdbare mensenrechten. Is het toeval dat men die ‘intrinsieke’ rechten aanduidt als het ‘natuurrecht’?

We stellen in onze natuurwetgeving in elk geval een aantal menselijke handelingen ten overstaan van bedreigde diersoorten expliciet verboden, zoals het betekenisvol verstoren of doden van wolven.

Naya’s dood kan dingen in beweging zetten. En is zo hopelijk niet vergeefs geweest.

En die impact rijkt verder dan gedacht. Want wat is dit anders dan het recht op ‘bestaan’ of ‘leven’ van een beschermde soort te erkennen? Ook de huidige wetgeving beschermt reeds het habitat van wolven. Men kent hen als het ware een soort rudimentair eigendomsrecht toe: beschermde soorten hebben in zekere zin recht op leefgebied, waarin zij ongestoord moeten kunnen rondstruinen. Wanneer een milieuvereniging naar de rechter zou trekken om een jachtverbod te eisen in het wolvengebied, handelt zij in feite toch niet in haar eigen statutaire belang? Zij handelt in functie van het belang van de wolf. Als een voogd.

Enkele decennia terug oordeelde een Amerikaanse rechter nog dat het zinvol was om bij gerechtelijke acties onder de Amerikaanse Endangered Species Act te aanvaarden dat een diersoort zelf centraal staat in rechtszaken. In een casus over de Palila, een bedreigde vinkachtige, kwam de rechter haast lyrisch tot volgende besluit: ‘(The Palila) also has legal status and wings its way into federal court as a plaintiff in its own right‘. De zaak kende vooralsnog weinig navolging, maar echoot wel na. Want in vele van die juridische zaken gaat het uiteindelijk om de ecologie en habitatvereisten van die soort, niet van de natuurvereniging die de kwestie aankaart.

In een andere, meer recente Argentijnse zaak, die handelde over een gevangengehouden orang oetang genaamd ‘Sandra’, kwam de rechter tot de conclusie dat het dier vrijgelaten moest worden. De rechter schakelde de primaat niet helemaal gelijk tot de mens, hij stelde dat Sandra weliswaar niet kon worden gelijkgesteld met een mens, maar niettemin als een ‘niet-menselijk persoon’ moet worden beschouwd, die over basisrechten beschikt, waaronder het recht op vrijheid en de afwezigheid van gevangenschap’.

Rechters zoeken naar meer houvast bij de toepassing van natuurbeschermingswetten, die op indirecte wijze een aantal van de basisfundamenten van ons rechtsstelsel in vraag stellen. Met name de speciale status van de mens. Het lijkt wel alsof er een sokkel met grondrechten ontbreekt voor natuurbescherming in een juridisch systeem dat nog steeds te zeer gestoeld is op Antropocentrisme. Al zeker wanneer de samenleving lijkt te vooronderstellen dat de de natuur zelf, of minstens bepaalde soorten, het ‘recht op bestaan’ wordt toegekend.

Weduwenaar August naar de rechter?

Naya’s dood kan dingen in beweging zetten. En is zo hopelijk niet vergeefs geweest. Het kwalijke voorval illustreert onze voortdurende worsteling met de natuur, die we eeuwenlang buiten ons rechtssysteem hebben geplaatst en als quantité négligeable hebben behandeld. Men zou zelfs kunnen stellen dat het ‘recht’ er pas gekomen is toen we ons bestaan als jager-verzamelaar achter ons lieten en de natuur begonnen op te delen in akkers en weiden. Maar overtuigt deze beperkende interpretatie van het recht nog langer?

Ook de klimaatverandering maakt duidelijk dat dit paradigma aan heroverweging toe is.

Zoals de Amerikaanse milieufilosoof Aldo Leopold eertijds nog stelde in zijn pleidooi voor een nieuw visie op het beheer van de aarde: ‘(a) land ethic changes the role of Homo sapiens from conqueror of the land-community to plain member and citizen of it. It implies respect for his fellow-members and also for the community as such‘. Van veroveraar van de natuur tot onderdeel ervan.

Of hoe wolf en mens misschien gewoon deel zijn van één ecologische gemeenschap. In die zin is het hooguit een kwestie van tijd eer iemand namens de overgebleven wolf August naar de rechter trekt voor betere bescherming.

Hoog tijd om de natuur terug de plaats te geven in ons rechtssysteem die het verdient.

En het mirakel van Gubbio helemaal te voltrekken.

Partner Content