‘Gas is niet de brug naar een groene energiesector, het is een rem op broodnodige oplossingen’

‘Als de Europese commissie de uitstoot van CO2 tegen 2030 met meer dan de helft wil verminderen, dan is dat niet te verzoenen met miljarden euro’s investeringen in gasinfrastructuur die nu gepland zijn.’ Dat schrijft MO*-medewerker Jozef Vandermeulen na publicatie van zijn artikel over de investeringen van de Europese Unie in aardgas.

Om de globale opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 graad, zoals afgesproken in het Klimaatakkoord van Parijs, moeten we beter vroeger dan later evolueren naar een nuluitstoot. De Europese Unie wil tegen 2030 de helft minder broeikasgassen uitstoten, om tegen 2050 klimaatneutraal te zijn. Hiervoor is een totale omschakeling nodig van onze energieproductie en -verbruik. Van een economie opgebouwd op het verbranden van fossiele brandstoffen, moeten we stappen zetten naar een emissievrije economie.

Investeren in splinternieuwe gasinfrastructuur die nog decennialang fossiele brandstoffen zal oppompen en verbranden, is op geen enkele manier te verzoenen met die ambitie. Maar het is wel wat de Europese Unie (EU) doet. Via de Connecting Europe Facility: Energy en de Projects of Common Interest worden miljarden euro’s opzijgezet om meer gas naar Europa te halen en om het interne transport ervan te vergemakkelijken.

Denk aan de Trans-Adriatische Pijpleiding, die ondanks blijvend protest bijna afgewerkt is en eind dit jaar aardgas vanuit Azerbeidzjan tot in Italië zal pompen. Daar gaf de EU 700 miljoen euro aan uit. Of de geplande LNG-haventerminals (vloeibaar aardgas) in Kroatië en Polen, waar schaliegas – voornamelijk uit de Verenigde Staten – zal worden geïmporteerd. Daar heeft de EU respectievelijk 101 miljoen en 130 miljoen voor klaarstaan.

Gas is niet de brug naar een groene energiesector, het is een rem op broodnodige oplossingen.

Het Europees Parlement stemde vorige week ook in met subsidies voor aardgas vanuit het Just Transition Fund, het fonds dat net werd opgesteld voor de overgang wég van fossiele brandstoffen.

Dit alles gebeurt onder de noemer van energiezekerheid en met het argument dat aardgas de minst vervuilende van de fossiele brandstoffen is. In die visie is gas de ideale overgangsbrandstof, een brug naar een duurzame wereld.

Maar de realiteit is dat verdere investering in gasinfrastructuur niet compatibel is met het klimaatdoel dat de EU vooropstelt. Als de Europese Unie het voorbeeld wil zijn dat ze pretendeert te zijn, moet ze verder gaan dan beloftes, haar verantwoordelijkheid opnemen en volop inzetten op hernieuwbare energie.

Er is amper een argument te bedenken dat de pro-gas-politiek verantwoordt, tenzij de nog steeds grote invloed van lobbyisten van olie- en gasbedrijven. Die invloed werd uitgebreid gedocumenteerd in een verslag van verschillende klimaat-ngo’s en ‘lobby-waakhond’ Corporate Europe Observatory. Daarin bleek dat de vijf grootste olie- en gasbedrijven tussen 2010 en 2019 meer dan een kwart miljard euro uitgaven aan lobbyen bij Europa.

Zij beweren onder andere dat gas minder vervuilend is dan olie of steenkool, en dus de beste is van de fossiele brandstoffen. Dat klopt misschien als je enkel kijkt naar de CO2-uitstoot op het moment van verbranding, maar als je de volledige productielijn openvouwt, dan blijkt gas minstens zo vervuilend als steenkool en olie. Aardgas bestaat in grote mate uit methaangas, en dat veroorzaakt een nog veel sterker broeikaseffect dan CO2. Dat methaangas komt niet alleen vrij bij de verbranding, maar ook bij de ontginning en bij het transport van aardgas. Wanneer je dat bovenop de CO2-uitstoot telt, komt aardgas terug op gelijke voet te staan met olie en steenkool.

En dan hebben we het alleen maar over de atmosferische vervuiling van gas. De infrastructuur heeft ook een bredere impact op het milieu. Zo werden voor het bouwen van de Trans-Adriatische Pijpleiding olijfboomgaarden vernietigd, waterbronnen vervuild en milieuregels aan de laars gelapt. Deze maand ging een rechtszaak van start waar het bedrijf achter TAP zich moet verantwoorden voor deze ‘milieumisdaden’, die ook de focus vormden van het protest tegen de pijpleiding.

Schaliegas, dat wordt gewonnen door fracking, heeft een nog zwaardere impact dan pijpleidingen. Bij fracking wordt gas vrijgemaakt door schalielagen te breken. Dat gebeurt door een mengeling van water en chemicaliën onder hoge druk in een boorput te injecteren. Dat proces kost gigantisch veel water, veroorzaakt aardbevingen en kan giftige chemicaliën achterlaten in het grondwater rond de fracking-site. In Europa komt fracking nauwelijks voor – het is verboden in meerdere EU-lidstaten – maar we kopen wel zonder scrupules elders grote hoeveelheden schaliegas aan en bouwen LNG-terminals bij om dat nóg meer te kunnen doen.

Energiezekerheid is evenmin een valabel argument om miljarden euro’s uit te geven aan deze gasinfrastructuur. De Europese importcapaciteit van gas is op dit moment al dubbel zo hoog als wat we effectief verbruiken. Alle pijpleidingen en havens die in constructie of pre-constructie zijn, zullen onze capaciteit met nog eens 30% verhogen. In een recente studie van Artelys (pdf) over de toekomstige energiezekerheid van Europa, bleek de huidige infrastructuur zelfs in de meest pessimistische scenario’s genoeg om te voldoen aan onze gasnoden. Nóg meer hebben we niet nodig.

Het gevaar is dat we met een lock in effect komen te zitten, waar investeringen ons verbinden aan de gassector voor de komende periode en het zeer moeilijk maken afstand te nemen van fossiele brandstoffen. Pijpleidingen en haventerminals hebben tientallen jaren nodig om hun kosten terug te verdienen. Wanneer ze er eenmaal staan, zal er dus veel druk zijn om ze te blijven gebruiken. Anders was de investering nutteloos.

Voorstanders van gasinvesteringen schuiven vaak twee opties naar voren om het lock in effect te minimaliseren: het hergebruiken van gasinfrastructuur voor waterstofgas en het opvangen van CO2 via Carbon Capture Systems (CCS).

De droom van waterstofgas is dat het een groene energiedrager is die toch gebruik kan maken van al bestaande gasinfrastructuur. Maar 95 procent van het waterstofgas wordt nog steeds geproduceerd aan de hand van fossiele brandstoffen. Echt groen is het dus niet. Bovendien heeft de bestaande gasinfrastructuur allerlei vernieuwingen en aanpassingen nodig voor die effectief benut kan worden voor waterstofgas. Dat vereist dan opnieuw gigantische investeringen, waardoor we dubbel betalen.

Ook CCS is op dit moment nog enorm duur en niet efficiënt. Zeker als men het wil gebruiken om de CO2-uitstoot van elektriciteitscentrales op te vangen. Dan moet die centrale namelijk nog eens een derde extra energie produceren om de CCS-installatie te doen draaien, terwijl minder energieverbruik cruciaal is voor een duurzaam energiesysteem.

Het IPCC bevestigde in een rapport in 2019 (pdf) dat CCS zelfs na jaren onderzoek en tests niet dezelfde vooruitgang heeft geboekt als zonne- en windenergie. Waarom zou je veel geld betalen om gascentrales uit te rusten met een CCS-systeem, als het veel goedkoper is datzelfde geld te investeren in hernieuwbare energie?

Dat is de kern van het probleem. In plaats van volop in te zetten op duurzame energie, vloeit er nog steeds Europees geld naar fossiele brandstoffen. Ook al heeft diezelfde Unie al in 2009 plechtig beloofd alle subsidies voor fossiele brandstoffen te schrappen. Als Ursula von der Leyen en haar Commissie hun klimaatdoelstellingen ernstig nemen, moeten ze daar verandering in brengen. En snel. Gas is niet de brug naar een groene energiesector, het is een rem op broodnodige oplossingen. Er verder in investeren, is weggegooid geld.

Jozef Vandermeulen is medewerker van MO*.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content