Frank Vandenbroucke: ‘Tijdens de pandemie hebben we de Europese Unie op haar best én slechtst gezien’

Minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke © Getty images
Kamiel Vermeylen

Minister van Volksgezondheid wil het Europese volksgezondheidsbeleid indringend hervormen. ‘Publieke gezondheidszorg moet uitgaan van de vraag, niet van het aanbod’, klinkt het.

Nee, een schoonheidsprijs verdienden de Europese lidstaten tijdens de eerste maanden van de coronapandemie niet. Terwijl de ziekenhuizen in Noord-Italië en Spanje onder de druk bezweken, blokkeerden lidstaten de export van medisch materieel en gingen de nationale grenzen zonder coördinatie dicht. Slechts op sporadische en vrijwillige basis kwam er solidariteit aan te pas

Het Europese niveau, nauwelijks bevoegd voor de materie, stond er noodgedwongen bij en keer ernaar. En alhoewel de baanbrekende keuze werd gemaakt om vaccins in Europa samen aan te kopen, werden de Europeanen vaak geconfronteerd met een lappendeken aan vaccinatiebeslissingen. In de ene lidstaat mocht het vaccin van AstraZeneca niet aan 65-plussers worden toegediend, terwijl het in het andere net aanbevolen werd. Vooral de Europese burger die op de grens woonden tussen lidstaten met verschillende covid-regels waren de klos.

Vandaag fabriceert de farmaceutische sector producten en bekijken wij vervolgens of we ze al dan niet aanschaffen. Dat is de wereld op zijn kop.

Frank Vandenbroucke

Minister van Volksgezondheid (Vooruit)

Ruim twee jaar later is de urgentie van de pandemie mede door de oorlog in Oekraïne wat naar de achtergrond verdwenen. Desalniettemin lieten vorige week nog ruim 4000 mensen het leven in Europa en Centraal-Azië het leven aan covid-19, aldus Europees WHO-directeur Hans Kluge. Intussen zijn er van alle nationale volksgezondheidsministers die het begin van de coronapandemie hebben meegemaakt nog maar zeven actief. Een heleboel kennis en beleidservaring dreigt dus verloren te gaan.

Met het oog op het roterende Europese voorzitterschap van België in de eerste jaarhelft van 2024 wil minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit) dat voorkomen. Woensdagavond deed hij tijdens een paneldebat in het Egmont Instituut in Brussel een eerste aanzet om het Europese gezondheidszorgbeleid de komende jaren te hervormen. ‘Rekening houdend met de klimaatverandering, resistentie tegen antibiotica, demografische ontwikkelingen en chronische ziekten is een Europese volksgezondheidsagenda meer dan ooit nodig’, klink het.

‘De pandemie was een gamechanger voor gezondheidssamenwerking in Europa. Voor covid-19 draaide gezondheidsbeleid in de Europese Unie vaak vooral rond respect voor het vrij verkeer en de eengemaakte markt. Vandaag verwachten Europese burgers terecht dat de Unie haar uiterste best doet om de burgers en hun gezondheid te beschermen. We zullen daarvoor meer Europese Unie nodig hebben’, vertelt Vandenbroucke.

Een triagecentrum in Lombardije, Noord-Italie, op 13 maart 2020.

Onder meer het Europees Medicijnenagentschap (EMA) en het Europees Centrum voor Ziektebestrijding en Preventie (ECDC) moeten meer middelen en een uitgebreider mandaat krijgen, klinkt het. De twee organisaties hadden het tijdens de pandemie moeilijk om de lidstaten op eenzelfde lijn te krijgen en de gemeenschappelijke afspraken rond de vaccins af te kloppen. ‘Alleen maar kijken naar kostenefficiëntie in de gezondheidszorg is achterhaald. Vandaag weten we bijvoorbeeld hoe belangrijk piekcapaciteit en paraatheid met betrekking tot infectieziekten zijn.’

Volgens Vandenbroucke tonen de gezamenlijke vaccinaankopen, waarvoor het kader tijdens het voorgaande Belgische voorzitterschap in 2010 werd goedgekeurd, dat Europese samenwerking de sleutel tot succes biedt. Samenwerking die ook met de industrie moet gebeuren. ‘Wel moet het anders. Vandaag fabriceert de farmaceutische sector producten en bekijken wij vervolgens of we ze al dan niet aanschaffen. Dat is de wereld op zijn kop. Investeren in gezondheidszorg moet uitgaan van de noden, niet van het aanbod.’

Concreet wil Vandenbroucke bijvoorbeeld de Europese weesgeneesmiddelenwetgeving aanpassen. ‘Farmaceutische producenten van zulke weesgeneesmiddelen (geneesmiddelen voor een zeldzame ziekte, nvdr.) krijgen momenteel langere bescherming voor zulke patenten. Op zich zijn zulke stimuli een goed idee. Maar ze moeten wel gericht worden op ziektes waarvoor er momenteel geen therapieën bestaan – daar zijn ze het meest nodig. Het Europese niveau is het meest geschikte om daar aanpassingen aan te doen. In België zijn er slechts enkelen met een bepaalde zeldzame ziekte, in de Unie is de grotere schaal daarentegen veel geschikter om de juiste indicatoren te ontwikkelen.’

Aangezien de volgende Europese Commissie na het Belgische voorzitterschap van de Unie in 2024 begint, hoopt België zijn stempel te kunnen drukken op het Europese beleid tussen 2024 en 2029. Daarenboven is Vooruit-Europarlementslid Kathleen Van Brempt voorzitter van een speciaal in het leven geroepen Covid-Commissie in het Europees Parlement. Via die weg – het halfrond moet de volgende Commissie aan het begin van de bestuursperiode goed- of afkeuren – kan het halfrond ook wegen op het Europese beleid.

Vorig jaar stuurde het kabinet-Vandenbroucke reeds een non-paper, een niet-bindende Europese standpuntbepaling, naar de andere lidstaten, waarin het pleitte voor een sterke Europese Gezondheidsautoriteit (HERA). Dat moet het Europese equivalent worden van haar Amerikaanse tegenhanger, het slagkrachtige Biomedical Advanced Research and Development Authority (BARDA). Daarover wordt momenteel op Europees niveau onderhandeld.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content