Fotograaf Herman Selleslags en Rocco Granata: ‘Maar papa, waar zijn de bergen, de hemel en de zon?’

Volgende week brengt fotograaf Herman Selleslags Fratelli Sorelle uit, een boek met zijn Italiaanse foto’s. Er staan veel goden uit de laars in. Een van hen heet Rocco Granata. Onze reporter trok met de fotograaf naar de bekendste Italiaanse Vlaming.

‘Ciao Herman.’

Ze begroeten elkaar zoals oude vrienden dat doen. Hebben ook wel wat verleden gedeeld. Zestig jaar geleden, op een herfstdag in 1959, zagen ze elkaar voor het eerst. Waar dat was, weten ze niet meer. Wel dat ze daarna naar het huis van Selleslags gegaan zijn. ‘Je woonde nog bij je vader, Herman’, zegt Rocco Granata.

Jongens waren ze in 1959. Allebei van hetzelfde bouwjaar, allebei 21. ‘We hadden nog iets gemeen, Rocco’, zegt Selleslags. ‘We hadden het allebei niet breed in die dagen. We moesten onze kop recht houden.’

De zanger had net Marina uitgebracht en zette alle hitparades op hun kop. De fotograaf publiceerde in die dagen zijn eerste opvallende beelden in De Post en Humoradio. In dat laatste magazine verscheen op 8 november 1959 een kleine foto met het onderschrift: ‘Het is natuurlijk maar een begin, maar wie al eens naar Rocco’s schijven geluisterd heeft, voelt het zo: van Rocco horen we beslist nog meer.’

De magere jaren waren voorbij. Later zou Selleslags Granata nog vaak fotograferen. Net als ontelbaar andere Italiaanse goden. Hun armoede, maar ook hun glamour en hun streken: op het festival van San Remo, de racebaan van Le Mans, de steenkoolmijnen van Waterschei of in het Amerikaans Theater in Brussel.

Wanneer Selleslags zijn grote fotodoos met zwart-witfoto’s opent, glimmen de ogen van Granata.

Barakken in Limburg, midden jaren vijftig

Herman: ‘Een foto die mijn vader Rik genomen heeft.’

Rocco: ‘Dat is mijn geschiedenis. Net na de oorlog waren er te weinig mijnwerkers. De toenmalige premier Achiel Van Acker heeft toen een contract gesloten met de Italiaanse overheid: in ruil voor goedkope steenkool zouden er 50.000 Italianen naar België komen. Mijn vader was daarbij, maar zoals alle Italiaanse mannen kon hij niet alleen blijven. Na een jaar zijn wij ook naar hier gekomen. Ik wist zelfs niet waar België lag. In de klas wees mijn leraar naar de wereldkaart. “Hier gaat Rocco naartoe.” “Engeland”, riep ik. “Nee, Belgio”, zei de leraar. “Maar dat land is zo klein dat je het amper kunt aanwijzen met een meetlat.” Een paar weken later kwamen we aan in het station van Waterschei. Het regende. “Maar papa,” vroeg ik, “waar zijn de bergen, de hemel en de zon?” Mijn moeder zag een gebouw waar CASINO opstond. Ze huilde, want dat betekent bordeel in het Italiaans. “Dio Mio,” riep ze, “waar zijn we in godsnaam terechtgekomen?”

Barakken in Limburg, midden jaren vijftig
Barakken in Limburg, midden jaren vijftig

Ik denk dat mijn vader beschaamd was dat hij zijn gezin alleen een plaats in de barakken kon aanbieden. We leefden in het Primo Campo. Een wijk waar de straten geen naam hadden, alleen een nummer. Later zijn we verhuisd naar een huis in de Kwikstaartstraat in Waterschei. In die tuinwijk hebben we ons leven opgebouwd. We hadden het daar best goed.

Daarom doet het me pijn dat Europa vandaag uit elkaar valt. (staat op en laat een van zijn nieuwste songs horen). “Europa, Europa, jij wil de grenzen dicht. Europa Europa, bang voor het evenwicht. Waar moet het nu naartoe? Jij lijkt een beetje moe.” Onlangs kwam mijn goede vriend Carl Huybrechts op bezoek. Hij had Jan Jambon bij zich. Ik liet hem dat nummer horen, maar ik weet niet of hij dat een goede tekst vond.’ (lacht)

Claudia Cardinale, 1963

Herman: ‘Ik was op een perslunch en naast me zat Claudia Cardinale. Ik herkende haar niet, want ze was toen een redelijk onbekende Italiaanse actrice. Een dag later kwam Il gattopardovan Luchino Visconti overal uit. Van de ene dag op de andere was ze wereldberoemd. Dat was, denk ik, de eerste keer dat iemand met een wereldwijde promocampagne gelanceerd werd.’

Claudia Cardinale, 1963
Claudia Cardinale, 1963

Met vader, zus en moeder begin jaren zestig

Rocco: ‘Mijn moeder was een echte Zuid-Italiaanse. Ze maakte zichzelf nooit op – ze wist niet eens wat make-up was. Ze leefde voor haar man en kinderen. Een engel.

Mijn vader wilde niet dat ik beroepsmuzikant werd, want daar zou ik nooit mijn kost mee kunnen verdienen. Hij nam me mee naar de mijnen, om te tonen hoe hard het leven als mijnwerker was. “Hier moet je ook niet komen werken, Rocco”, zei hij. “Je moet een job zoeken.” Ik ben toen begonnen als mecanicien in een garage van Vespa.’

Met vader, zus en moeder begin jaren zestig
Met vader, zus en moeder begin jaren zestig

Met Jacques Raymond en Louis Neefs, 1975

Rocco: ‘De twee grootste stemmen die Vlaanderen ooit gehad heeft. Vooral met Louis heb ik vaak samengewerkt. Ik had toen een platenfirma en bracht zijn eerste single uit. Later heb ik zijn hit Wat een leven nog geschreven. Daarna is hij naar Nederland vertrokken. Op een dag stond hij weer voor de deur. Hij wilde dat we weer gingen samenwerken. “Toon Hermans gaat de teksten schrijven en jij moet producen, Rocco.” Twee weken later is hij verongelukt.’

Met Jacques Raymond en Louis Neefs, 1975
Met Jacques Raymond en Louis Neefs, 1975

Met Rosie in Zaventem, 1968

Rocco: ‘Ah, mijn grote liefde. Rosie en ik hebben elkaar voor de eerste keer gezien na een optreden in Aaigem in 1965. Er waren geen kleedkamers en ik moest me omkleden in het huis van de dokter. Rosie was zijn dochter. Ik was op slag verliefd, maar ze heeft me lang laten wachten (lacht). Op een dag in 1968 belde ze: “Heb je geen zin om een koffie te drinken?” Wat later schreef ik met krijt op een bord: “Wil je met me trouwen?” “Ja”, schreef ze eronder.’

Rosie: ‘Herman was de eerste fotograaf die ik zag, op de luchthaven van Zaventem. Rocco vertrok naar Chicago om op te treden. Ik mocht niet mee, want we waren nog niet getrouwd.’

Rocco: ‘Jij moest eerst je thesis afmaken, dat had ik aan je vader beloofd. Jaren later waren we samen in een pizzeria in Chicago. De baas herkende me. “Kom eens mee”, zei hij. In de kamer ernaast hingen allemaal ingelijste foto’s van Italiaanse beroemdheden. En ja, ook een van Rocco.’

Met Rosie in Zaventem, 1968
Met Rosie in Zaventem, 1968

In Limburg, begin jaren zestig

Rocco: ‘Een Italiaan die muziek speelde in België, dat was in die dagen niet vanzelfsprekend. In Waterschei werd mijn optreden stilgelegd door de politie, na een klacht van een Belgische muzikant. Ze vroegen of ik een beroepskaart had, maar die had ik niet. Ik naar Brussel voor die kaart. Uiteindelijk kreeg ik er geen want ik was de zoon van een vreemdeling. Die moesten maar in de mijnen gaan werken. Toen ik later bekend werd, kreeg ik wel een beroepskaart. Ik heb ze kapotgescheurd.’

In Limburg, begin jaren zestig
In Limburg, begin jaren zestig

Connie Francis, begin jaren zestig

Rocco: ‘Mijn lied Marina bleef stijgen in de hitparades en een impresario nodigde me uit om in Carnegie Hall in New York te spelen. Samen met Connie Francis, wier ouders ook Italianen waren. Ze had de ene na de andere nummer 1-hit in Amerika, was toen zowat de beroemdste artieste van de wereld. Het concert was fantastisch. Maar ik herinner me vooral haar vader in de coulissen achteraf. “Al die onnozele liedjes van jou”, zei hij tegen zijn dochter. “Kijk naar Rocco. Zo moeten songs klinken.” (lacht) Hoe is het met haar afgelopen?’

Herman: ‘Niet goed. Ze is verkracht en verslaafd geraakt aan de alcohol.’

Rocco: ‘Kun jij goed loslaten, Herman?’

Herman: ‘Absoluut. Ik heb altijd geweten dat het leven zinloos was. Alles wat ik beleefde, was een cadeau.’

Connie Francis, begin jaren zestig
Connie Francis, begin jaren zestig

Paola, 1962

Rocco: ‘We zijn elkaar een paar keer tegengekomen. Haar zoon heb ik ook ontmoet, in het Sportpaleis. “Monseigneur,” vroeg ik, “zou u mijn cd aan uw moeder kunnen geven?” “Kent u haar?” vroeg hij. (lacht) Maar ja, wat schrijf je daar dan op? “Voor Paola” is een beetje onnozel. “Voor de mooiste koningin van de wereld” dan maar.’

Paola, 1962
Paola, 1962

Olivier Gendebien in Le Mans, 1962

Herman: ‘In 1962 kreeg ik van Kodak een paar kleurenfilms die nog niet op de markt waren. Revolutionair spul. Er verschenen al wel kleurenfoto’s in bladen als Paris Match of De Post, maar dat waren eigenlijk zwart-witfoto’s die ingekleurd waren. De hoofdredacteur van De Post stuurde mij die week naar Le Mans. Ik besloot Olivier Gendebien in het oog te houden. Een autocoureur van het Italiaanse Ferrari – dat waren toen de beste racers van de wereld – die al drie keer Le Mans gewonnen had. Ofwel won hij voor de vierde keer. Ofwel verloor hij en was dat ook nieuws. Na het startschot liep hij naar zijn wagen, ik drukte af en hij won. De woensdag erop stond deze foto op de cover van De Post: wellicht de eerste echte kleurenfoto die ooit in de Vlaamse pers verschenen is.’

Rocco: ‘Ik heb altijd van Ferrari gehouden, maar heb er nooit een gehad. Niet dat ik het mij niet kon permitteren. Maar ik weet waar ik vandaan kom. Dan kun je niet overal met een Ferrari arriveren.’

In de galerie Verbeeck – Van Dyck loopt van 30 november tot 29 december een tentoonstelling van de foto’s van Herman Selleslags (Verbindingsdok Westkaai 12 in Antwerpen). Ook daar is het boek te koop.

Olivier Gendebien in Le Mans, 1962
Olivier Gendebien in Le Mans, 1962
Fratelli Sorelle van Herman Selleslags, 130 pagina's, is te bestellen via boek@la-on.eu. De opbrengst van het boek gaat naar de Stop Darmkanker vzw.
Fratelli Sorelle van Herman Selleslags, 130 pagina’s, is te bestellen via boek@la-on.eu. De opbrengst van het boek gaat naar de Stop Darmkanker vzw.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content