Ludo Bekkers

‘Foto’s lezen is een kunst net zoals ze maken’

Ludo Bekkers Kunst- en fotografierecensent

Voor de tentoonstelling Photobook Belge selecteerde het Fotomuseum (FOMU) in Antwerpen de belangrijkste 250 Belgische fotoboeken die zijn uitgekomen vanaf de jaren 1850 tot nu. Ludo Bekkers ging kijken.

Wat je op een foto ziet is niet altijd wat de fotograaf bedoelde. Soms zijn er details waaraan de maker belang hechtte en die voor de toeschouwer verborgen blijven, niet omdat hij/zij ze niet opmerkt maar omdat ze in het spel van lijnen en vlakken verborgen liggen maar er evenwel een rol in speelden om tot een boeiend en veelzeggend beeld te komen. Net als een schilderij volstaat het niet om vrijblijvend tot een algemene indruk te komen of te lezen wat er te zien is. Ook kunstschilders wensten, in het beste geval, naast een picturale weergave, ook een boodschap mee te geven die meestal verscholen lag in de schikking van de vlakken of figuren en het gebruik van bepaalde kleuren.

Een fototentoonstelling bezoeken en naar de geëxposeerde werken kijken is doorgaans dan ook een vluchtige bedoening. De bezoeker wandelt langs de wanden van museum of galerie en wordt dan weer aangetrokken door het volgende beeld. Weinigen nemen voldoende tijd om aandachtig te kijken en desgevallend te analyseren. Het is inherent aan een tentoonstelling. Bij de uitgang houdt men het letterlijk voor bekeken en is de kous af. Daarom zijn fotoboeken van en over beeldenmakers zo belangrijk.

Vanaf de 19e eeuw, toen het medium nog in haar kinderschoenen stond, is het fenomeen fotoboeken ontstaan om publicaties te realiseren waarbij foto’s van een of meerdere fotografen rond hetzelfde onderwerp samengebracht werden.

Het nu iconische en toen al commercieel uitgegeven “The Pencil of Nature” (1844-46) van William Henry Fox Talbot omvatte zowel foto’s als tekst en die combinatie was voor hem een statement dat een decennium later nagevolgd werd door uitgaven met teksten en toegevoegde albumine afdrukken van reisscènes, oorlogsbeelden of kunstreproducties. Dat was de beginfase tot op het einde van die 19e eeuw toen er op grotere schaal en door de evolutie van het drukprocedé fotoboeken in het bereik kwamen van het bredere publiek. Zo werd de Wereldtentoonstelling van 1894 in Antwerpen in een album vastgelegd door diverse fotografen en afgedrukt als collotypes.

Nog een ander voorbeeld is de publicatie van een fotoboek met studies en waarnemingen bij onderzoek van tumoren. Zo zien we dat fotoboeken al vrij vroeg niet uitsluitend een artistiek maar ook een documentair of wetenschappelijk doel hadden. Ze waren kostelijk en bestemd voor een beperkt publiek. Daarna is het vrij snel gegaan en kreeg het fotoboek ook meer een persoonlijk karakter met het werk van één fotograaf of één onderwerp.

Van visitekaarten tot verzamelobjecten

In de twintigste eeuw springen we naar de periode na de Eerste Wereldoorlog. Fotografie is dan al min of meer ingeburgerd en gedemocratiseerd. Artistiek loopt de evolutie parallel met die van de beeldende kunst en dat merken we ook aan de opkomst van getalenteerde fotografen zoals Willy Kessels , Sasha Stone of Germaine Krull die aangezocht werden om zowel industriële, architecturale als toeristische boeken te realiseren. We mogen ook de koloniale periode niet vergeten waaraan ontelbare fotopublicaties gewijd werden met de bedoeling om een andere etnie te leren kennen en ook het werk van de kolonialen in de verf te zetten.

En zo belanden we in een periode waar het fotoboek deel gaat uitmaken van het profiel van de hedendaagse fotograaf. De groeiende trend is een fotoboek dat niet uitsluitend gelieerd is aan een tentoonstelling, een catalogus, maar dat een generatie fotografen ook via een publicatie in feite een permanente expositie van hun werk wil opzetten. Zij willen een boek dat hun oeuvre maximaal tot zijn recht laat komen en zorgen meestal zelf voor de layout en de keuze van de foto’s.

Ondertussen is de druk- en softwaretechniek zo sterk geëvolueerd dat de fotoreproductie het origineel vrijwel benaderd. Het belang van dit soort fotoboeken valt niet te onderschatten. Vandaag zijn het visitekaarten op de internationale forums en morgen worden het onmisbare elementen om de geschiedenis van de fotografie te documenteren.

In sommige gevallen worden het verzamelobjecten die straks op de kunstmarkt zullen verschijnen. Het is de natte droom van iedere jonge fotograaf om een monografisch boek te kunnen (mogen) in de markt zetten. Maar de uitgevers zien ook wel wie commercieel voldoende gewicht heeft om er een boek over te maken.

Feit is dat er een nieuw concept is ontstaan dat complementair is geworden aan het tonen van foto’s “an sich”. Bovendien kan de kijker/lezer wat meer tijd besteden aan wat we noemen het “lezen” van een beeld. Met een boek is de tijd hem/haar gegund om dat wat grondiger te doen dan in een galerie of museum.

De unieke tentoonstelling die in het Antwerpse FoMu nu rond die thematiek werd samengesteld is buitengewoon interessant en zo volledig als mogelijk. Er valt veel te zien en te ontdekken en ook veel te lezen in de monumentale catalogus/boek die andermaal perfect werd uitgegeven door Hannibal met boeiende teksten van betrouwbare auteurs.

De presentatie is geen saaie bedoening maar een intense wandeling tussen boek en beeld van het begin tot vandaag. Het is trouwens voor het eerst dat dergelijk overzicht wordt getoond, zowel in België als elders.

Tentoonstelling “PhotobookBelge” Antwerpen FoMu, nog tot 6 oktober

Gelijknamig boek, uitg Hannibal ISBN 9789492677884

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content