‘Er is niets pedagogisch aan de pedagogische tik’

Geweld in de opvoeding moeten we verbieden. Maar voor een echte mentaliteitswijziging is er meer nodig dan een wettelijk verbod. Dat vindt het Kenniscentrum Kinderrechten.

Opvoedkundig geweld ‘werkt’ niet

Vandaag is België een van de laatste Europese landen waar het nog steeds toegelaten is om je kind te slaan. De discussie over het al dan niet verbieden van zogenaamd ‘gangbaar opvoedkundig geweld’, laait regelmatig weer op.De term ‘gangbaar opvoedkundig geweld‘ geeft aan dat het geweld gebruikt wordt voor een doel dat als opvoedkundig gezien wordt. In tegenstelling tot termen zoals ‘lijfstraf’ of ‘pedagogische tik’, beperkt gangbaar opvoedkundig geweld zich niet tot fysiek geweld: het gaat ook om psychisch en verbaal geweld. ‘Gangbaar’ duidt dan weer op het alledaagse van de praktijk, waarbij straffen in de gezinscontext als banaal en normaal wordt gezien. In deze bijdrage spreken we over ‘opvoedkundig geweld’.

Uit onderzoek blijkt dat opvoedkundig geweld er niet voor zorgt dat kinderen leren waarom ze iets wel of niet mogen doen. Ze zullen eerder gehoorzamen uit angst voor geweld. En ze leren dat geweld de enige manier is om conflicten op te lossen.

Het argument dat opvoedkundig geweld een opvoedkundig doel dient, vindt dus geen steun in onderzoek, wel integendeel. Het is duidelijk: er is niets pedagogisch aan de pedagogische tik.

Negatieve gevolgen

Onderzoek leert ons ook dat opvoedkundig geweld negatieve gevolgen kan hebben voor het kind, zoals fysieke en psychische letsels.

Daarnaast weten we dat het vaak niet bij die ene tik blijft: de situatie kan escaleren en leiden tot ernstig geweld tegen kinderen.

Op het matje geroepen

Het internationaal recht staat achter een verbod. Het Kinderrechtenverdrag verbiedt alle vormen van wrede, onmenselijke of onterende behandeling en bestraffing. Staten moeten kinderen met wetgeving en maatregelen beschermen tegen geweld, misbruik en verwaarlozing.

België werd al verschillende keren op het matje geroepen omdat opvoedkundig geweld niet expliciet verboden is in de wetgeving. Het Kinderrechtencomité heeft al meermaals aangegeven dat het gebrek aan een expliciet verbod problematisch is.

Ook het Europees Comité voor Sociale rechten veroordeelde ons land al enkele keren voor het ontbreken van een expliciet en duidelijk verbod op opvoedkundig geweld, wat in strijd is met het Europees Sociaal Handvest.

Verandering op til?

In het verleden leidden verschillende wetsvoorstellen om lijfstraffen en opvoedkundig geweld expliciet te verbieden niet tot wetgeving. De meest recente voorstellen, die momenteel nog hangend zijn in de Kamer, zijn van Els Van Hoof, Koen Geens en Franky Demon (CD&V) en van Karin Jiroflée (Vooruit).

‘Het internationaal recht staat achter een verbod.’

Het centrale doel in al die wetsvoorstellen is zorgen voor een mentaliteitswijziging. Strafvervolging voor ouders die toch opvoedkundig geweld gebruiken, vindt men niet opportuun.

Verbod is nodig

Dat een expliciet verbod nodig is, blijkt uit een bevraging die peilde naar wat Belgen denken over opvoedkundig geweld.

Zeven op tien blijkt niet te weten of opvoedkundig geweld toegelaten is. Bovendien blijven veel Belgen opvoedkundig geweld als normaal beschouwen. Heel wat volwassenen vinden de volgende sancties gepast: roepen (58 procent), een tik geven (51 procent), een pak slaag geven (35 procent) of duwen of vastgrijpen (29 procent).

Tegelijk toont de bevraging aan dat er voldoende voorstanders zijn voor een wettelijk verbod. 74 procent steunt de invoering van een wettelijke bepaling die opvoedkundig geweld zonder strafrechtelijke vervolging, verbiedt.

Dynamieken achter geweld

De oppositie tegen een verbod is gestoeld op de idee dat ouders het recht hebben hun kinderen te straffen om zo een gedragswijziging te realiseren bij de kinderen. Een verbod wordt gezien als een onrechtmatige inmenging in het recht op privéleven van ouders.

Onderzoek in Schotland haalt deze redenering echter onderuit. Achter opvoedkundig geweld gaan namelijk complexe dynamieken schuil.

De meerderheid van de ouders in het Schotse onderzoek gebruikten het voorbije jaar opvoedkundig geweld. Dat deden ze vooral wanneer kinderen iets gevaarlijk deden of wilden doen, stout waren of iets bleven doen hoewel de kinderen was gezegd dat ze het niet mochten.

Voor de meeste ouders was het vooral een paniekreactie, wanneer ze zich machteloos voelden in de opvoeding en wanneer andere opvoedmethodes niet werkten. Opvoedkundig geweld was dus niet een ‘goede’ opvoedingsmethode, maar werd ingezet wanneer men geen andere optie meer zag.

Niet enkel het gedrag van het kind zelf, maar ook hoe de ouder zich voelt speelt mee. Vooral gevoelens van woede, frustratie en stress leiden tot opvoedkundig geweld. Een groot deel van de ouders die gebruik maakten van opvoedkundig geweld, voelden zich achteraf schuldig.

Druk op ouders steeds groter

Het onderzoek wijst verder uit dat een kleine minderheid van de ouders expliciet voorstander is van opvoedkundig geweld.

De meeste ouders willen gewoon ‘goede’ ouders zijn, maar ze voelen zich steeds meer onder druk staan. Ze ervaren druk om hun kinderen goed op te voeden en vinden het tegelijk moeilijk om een goed evenwicht tussen werk en privé te vinden.

Ouders zien het gebruik van geweld als een falen in het omgaan met die druk. Ze percipiëren het verbod op opvoedkundig geweld niet zozeer als een schending van hun recht op privéleven, maar als het wegvallen van een copingstrategie.

Structurele problemen

Dat structurele maatschappelijke problemen een mentaliteits- en gedragswijziging bij ouders tegenhouden bevestigen andere studies. Stijgt het algemeen welzijn, dan komt verwaarlozing van en geweld tegen kinderen minder vaak voor. Risicofactoren zoals eenzaamheid, vermoeidheid, hulpeloosheid, financiële of andere stress maken dat ouders geweld gaan gebruiken tegen hun kinderen.

‘Stijgt het algemeen welzijn, dan komt geweld tegen kinderen minder vaak voor.’

De grootste risico-indicator voor fysiek geweld tegen kinderen is partnergeweld van de vader tegen zijn partner. De onderzoekers argumenteren dan ook dat het de taak is van de overheid om de meest kwetsbare ouders te ondersteunen in het ouderschap.

Belang van onderzoek

Opvoedkundig geweld formeel verbieden is één ding, een mentaliteits- en gedragswijziging bereiken is nog iets helemaal anders. Inzicht krijgen in welke dynamieken schuilen achter opvoedkundig geweld en hoe ouders ouderschap en opvoeding ervaren is dus bijzonder belangrijk.

Maar we moeten ook het perspectief van kinderen en jongeren meenemen in beleid en wetgeving. Zij bekijken geweld anders naargelang de context en omstandigheden.

Kinderen linken geweld voornamelijk aan wat zichtbaar is: fysiek geweld. Emotioneel of psychologisch geweld, zoals pesten, zien ze pas na verdere uitleg als geweld. Het risico bestaat bovendien dat ze geweld normaliseren, afhankelijk van wie de pleger is of de plaats waar het geweld voorvalt.

Campagnes zijn essentieel

Hoe bereik je een echte gedragswijziging? We kunnen enkele lessen trekken uit hoe andere Europese landen het aanpakken.

Campagnes door de overheid of het middenveld zijn essentieel. Ze moeten iedereen overtuigen van het belang van een verbod. Tegelijk maken ze het verbod bekend en tonen ze welke alternatieven er zijn voor opvoedkundig geweld.

De praktijk leert ons dat het belangrijk is om te benadrukken dat het verbod niet als doel heeft ouders te vervolgen, maar hen net te versterken in het toepassen van positieve opvoedingsmethoden.

Alternatief voor geweld

Cruciaal is dat ouders inzien dat geweld niet de beste opvoedingsmethode is. Het is belangrijk om ze in de plaats daarvan alternatieve methodes aan te reiken.

Zo’n alternatief is ‘positive discipline’ of ‘positive education’. Deze benadering is gebaseerd op de rechten van het kind. De focus ligt op het vormen van positieve verbinding. Warmte, structuur en goede communicatie zijn de basis. Het doel is kinderen vaardigheden aanleren zodat ze geen wangedrag vertonen.

Een wettelijk verbod op opvoedkundig geweld is noodzakelijk, maar onvoldoende. Daarnaast is er nood aan een breed maatschappelijk debat over opvoeding en de betekenis van geweld voor ouder en kind.

We moeten ouders ook ondersteunen in hun ouderschap. En structurele barrières, zoals eenzaamheid, vermoeidheid, hulpeloosheid, financiële of andere druk, aanpakken als samenleving.

Ellen Van Vooren is coördinator van het Kenniscentrum Kinderrechten.

Heleen Lauwereys was stafmedewerker bij het Kenniscentrum Kinderrechten. Nu werkt ze als referendaris bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content