Eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden goedgekeurd

Monica De Coninck © ImageGlobe

De ministerraad heeft het eenheidsstatuut goedgekeurd. Het is de bedoeling dat het op 1 januari in voege treedt.

De ministerraad heeft het wetsontwerp goedgekeurd dat het akkoord van afgelopen juli over het eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden concretiseert. Daardoor verdwijnt vanaf 1 januari 2014 de carenzdag en vallen alle werknemers onder dezelfde opzegregeling en -termijnen. Wel geldt tot 2018 een overgangsregering voor enkele sectoren waar voordien zeer lage termijnen golden en kan er ook langer een uitzondering gelden voor de arbeiders op mobiele en tijdelijke bouwplaatsen.

Zoals bekend had het Grondwettelijk Hof gesteld dat tegen 8 juli 2013 de verschillen tussen arbeiders en bedienden rond de opzegtermijnen en de carenzdag moesten worden opgeheven. De onderhandelingen daarover verliepen niet zonder slag of stoot. Net op de valreep raakten minister van Werk Monica De Coninck (sp.a) en de sociale partners het eens over een compromis, dat nog in een wettekst moest worden gegoten. Die kreeg nu groen licht van de ministerraad.

Uitzonderingen

Het ontwerp verhuist nu naar de Raad van State en moet nadien nog eens langs de regeringstafel passeren, om dan in het parlement goedgekeurd te raken. Het is de bedoeling dat de nieuwe wetgeving op 1 januari volgend jaar in voege treedt. Over verschillende uitzonderingen, zoals rond de vooropzeg bij sluiting en herstructurering en het willekeurig ontslag, moet dit najaar nog overleg plaatsvinden.

Volgens de minister van Werk is het immers geen goede zaak de algemene principes vast te leggen en daarin meteen ook alle uitzonderingen op te nemen. Dat zou de discussie over de algemene punten beïnvloeden, luidt het. Bovendien zouden in dat geval de onderhandelingen nog een pak langer duren waardoor op 1 januari een grote regeling niet mogelijk zou zijn.

Opzegtermijnen

De nieuwe opzegtermijnen volgen de verschillende fases in de arbeidsrelatie. Er gelden korte termijnen aan het begin van de loopbaan, wat aanwervingen moet vergemakkelijken en een betere mobiliteit op de arbeidsmarkt toelaten. Tijdens de eerste vijf jaar anciënniteit zal de opzegtermijn progressief evolueren: eerst driemaandelijks tijdens de eerste twee jaren en nadien jaarlijks. Van het vijfde tot negentiende jaar is de evolutie gelijkmatiger en ligt de opzegtermijn op drie weken per jaar. Na 20 jaar anciënniteit wordt de opbouw vertraagd. Enkel sectoren waar onder cao 75 zeer lage termijnen golden, krijgen tot 2018 de tijd om richting de nieuwe opzegtermijnen te evolueren. Voor de arbeiders op mobiele en tijdelijke bouwplaatsen kan langer een uitzondering gelden, al kan die worden geëvalueerd.

Minister De Coninck merkt op dat in juli werd afgesproken dat er ongeveer 150.000 werknemers onder de uitzonderingen zouden mogen vallen. “Dat hebben we heel strikt bewaakt”, luidt het. De horeca valt daar niet onder. De sociale partners zullen in de schoot van de Nationale Arbeidsraad (NAR) tegen 31 oktober een cao onderhandelen over de motivering van het ontslag.

Opzegvergoeding

Het wetsontwerp bevat ook twee maatregelen om de inzetbaarheid van de werknemers te verhogen. Zo krijgt een werknemers met een opzegtermijn van 30 weken of een opzegvergoeding die daarmee overeenstemt, een ontslagpakket dat bestaat uit outplacementbegeleiding en een opzegvergoeding. Ook krijgen de sectoren vijf jaar de tijd om een invulling ten belope van één derde te voorzien van de opzegtermijn of opzegvergoeding.

Carenzdag

Omdat de carenzdag verdwijnt, zullen alle werknemers loon krijgen voor de eerste dag ziekte. Voor zowat 25 procent van de werknemers bestaat die carenzdag nog. De maatregel gaat gepaard met voldoende controles op absenteïsme. Om de kostenverhoging als gevolg van de nieuwe opzegregeling voor de werkgevers te compenseren, worden enkele maatregelen en acties voorzien. Zo zal het budget van de huidige ontslaguitkering ten laste van de RVA voort worden aangewend ter compensatie.

Tegen wanneer de tekst opnieuw op de regeringstafel belandt, wordt aan een fiscale regeling gewerkt voor de aanleg van een sociaal passief. Vooral kleine bedrijven blijken niet vaak een sociaal passief op te bouwen. Bedoeling is dat fiscaal aan te moedigen. De proeftijd verdwijnt, al zal hij nog kunnen voor studentenarbeid, interimarbeid en voor contracten met bepaalde duur.

Herstructurering

Met de sociale partners is tevens afgesproken dat in het najaar een aparte wetgeving zal worden uitgedokterd over de vooropzeg bij sluiting en herstructurering, terwijl hen ook werd gevraagd een regeling uit te werken over de verlofkassen.

“Is dit perfect? Neen”, zegt de minister. “Het is een compromis, waar heel veel evenwichten inzitten. Vergelijk het met een kaartenhuisje. Als je er één kaart uittrekt, ontstaat er een verkeerd evenwicht of stort het kaartenhuisje in”, besluit De Coninck. (Belga/EE)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content