Peter Mertens (PVDA)

‘Een ongelijke samenleving is een ongelukkige samenleving’

Peter Mertens (PVDA) Kamerlid PVDA

‘Ook de middenklasse kreunt onder de ongelijkheid’, schrijft PVDA-voorzitter Peter Mertens. ‘Een globaal actieplan voor inclusieve groei, waarbij heel de samenleving erop vooruit gaat, steunt op twee motoren: een sterke koopkracht en voldoende private én publieke investeringen.’

In de meeste Europese landen bezit het rijkste one percent een kwart van alle vermogens. Het groot geld domineert en die dominantie wordt almaar groter. De middenklasse zit in de verdrukking. Ook bij ons. Dat blijkt uit een nieuw ‘mijlpaal’-rapport van de OESO: ‘Under pressure. The squeezed middle class. Vertaald: “Onder druk. De uitgeknepen middenklasse.’

Een ongelijke samenleving is een ongelukkige samenleving.

Bijna 70 procent van de babyboomgeneratie in ons land maakte deel uit van de middenklasse. Maar voor de komende generatie zal dat nog amper 60 procent zijn, aldus de OESO. De bedrijven hebben de laatste vijf jaar goed geboerd. De beurskoersen en dividenden piekten. Maar de helft van die groei ging naar de 10 procent rijksten. De andere helft moest verdeeld worden over de resterende 90 procent van de bevolking. De middenklasse wordt naar de onderste treden van de maatschappelijke ladder geduwd. ‘Inclusieve groei’ zegt u?

De twee kanten van een exclusieve groei

Onder de ‘middenklasse’ in ons land verstaat de OESO alle gezinnen met een inkomen tussen 1.600 en 4.300 euro voor alleenstaanden of 3.200 en 8.600 euro voor een koppel met twee kinderen (afgeronde bedragen). Het gaat hier dus over de brede groep van werkenden in ons land.

Het reële inkomen van die werkenden – de werkelijke koopkracht, rekening houdend met de prijsstijgingen en de taksen – is gedaald, zo schrijft de OESO. Niet zomaar gedaald. De grootste daling van alle geïndustrialiseerde landen. De eerste oorzaak ligt bij de indexsprong die de lonen en uitkeringen met 2 procent deed dalen, de wet van 1996 die de loonstijging blokkeert en de besparingen in de sociale zekerheid, zoals de afschaffing van de pensioenbonus. Een tweede oorzaak ligt bij de prijsstijgingen.

Volgens de OESO zijn de prijzen voor een woning in de twee laatste decennia drie keer sneller gestegen dan het mediaan inkomen. Meer dan één op de vijf middenklassengezinnen moet meer uitgeven dan er binnenkomt. Ook de perspectieven op een goede baan worden almaar onzekerder: één werknemer op de zes ziet zijn baan bedreigd door automatisering en digitalisering, lezen we in het rapport. De schulden groeien en de perspectieven op vast werk worden onzekerder.

De schadelijke effecten van de inkomensongelijkheid treffen niet alleen de armen, maar alle lagen van de bevolking.

Christine Lagarde, de topvrouw van het IMF, trekt ook al aan de alarmbel: ‘Het lukt een groot deel van de jongeren niet een baan te vinden, tenzij ze genoegen nemen met een lager inkomen of een tijdelijke of parttime aanstelling. Het gevolg is dat een kwart van de Europese jongeren maandelijks zo weinig geld verdient, dat de armoede om de hoek loert.’

En toch, ziende blind bestempelen Alexander De Croo (OpenVld) en Kris Peeters (CD&V) deze nefaste ontwikkeling als een koers naar ‘jobs, jobs, jobs’. Deregulering als wonderwapen: meer tijdelijke contracten, soepeler ontslagvoorwaarden, het bereik van collectieve arbeidsovereenkomsten reduceren, de macht van de vakbonden bij de loonbepaling verminderen, de pensioenleeftijd verhogen en de pensioenuitkering afbouwen.

Terwijl de loonwet de lonen blokkeert op 1,1 procent loopt de dividendenbonanza op tot meer dan 20 procent, schreef De Tijd vorige maand. Deze dagen wordt 11 miljard uitgekeerd aan de aandeelhouders van de Belgische bedrijven op de beurs. Ruim een kwart daarvan gaat naar een handvol rijke families, die allemaal hun fortuin in een Nederlands stichting hebben ondergebracht. Zo ontduiken ze – zoals de onlangs overleden Albert Frère – de erfenisbelasting.

De regering Michel – en voordien de regering Di Rupo – bouwden de sociale bijdragen van bedrijven voor de sociale zekerheid af, evenals de bedrijfsvoorheffing voor de inkomstenbelastingen. Die cadeaus lopen momenteel al op tot 16,02 miljard euro per jaar, aldus het Federaal Planbureau. Het verlies aan inkomsten voor de staatskas wordt gecompenseerd door taksen op energie, water, afval, brandstof, suiker etc. De progressiviteit van belastingschalen op zijn kop.

De hoogste inkomens schudden zonder gêne hun fiscale plichten tegenover de samenleving van zich af en schuiven de rekening door naar de middenklasse die, zie de OESO-gegevens, nu al driekwart van alle belastingen betaalt. ‘Parasiteren’, noem ik dat. Gevolg: meer ongelijkheid, grotere concentratie van rijkdom en uitdijende maatschappelijke instabiliteit.

‘Er is op zich niets mis met ongelijkheid en het is dus niet mijn ambitie alle mensen van de wereld gelijk te maken.’ Dat beweert – het verwondert niet – OpenVld-voorzitster Gwendolyn Rutten.

Richard Wilkinson en Kate Pickett maken in hun boek The Spirit Level (De waterpas) brandhout van die bewering. Niemand wil alle mensen van de wereld gelijk maken. Dat is helemaal niet het probleem. Het probleem is dat de ongelijkheid groot is en verder groeit. En hoe ongelijker de samenleving, hoe slechter voor ons allemaal.

Het boek van Wilkinson en Pickett is een synthese van maar liefst 400 wetenschappelijke studies. Economische ongelijkheid leidt tot een tekort aan materiële middelen om aan de samenleving te kunnen deelnemen en tegelijk ook tot een rits psychosociale problemen. Het vertrouwen en levensplezier nemen af. De angst voor een persoonlijke sociale crash en de vrees afgedaan te worden als waardeloos en nutteloos nemen toe; depressies, stress, alcohol- en drugsverslavingen, meer obesitas, meer tienerzwangerschappen, meer persoonlijke schulden, meer moorden en meer gevangenen. In die effecten zit geen gram positiviteit. Dat zouden partijvoorzitters als Rutten mogen weten.

De gegevens van Wilkinson en Pickett zijn even overtuigend als je de zaken omkeert. Alle sociale en psychosociale parameters zijn beter in de landen die beschikken over een goede sociale zekerheid en over andere buffers tegen de woeker van de ongelijkheid: toegankelijke openbare diensten, een automatische index van lonen en uitkeringen, interprofessionele akkoorden, een interprofessioneel minimumloon … Allemaal zaken waar Charles Michel en zijn coalitie de bijl in zetten. Een domme ongelijkheidsagenda, heel ongezond voor onze samenleving. Want de schadelijke effecten van de inkomensongelijkheid treffen niet alleen de armen, maar alle lagen van de bevolking, zo tonen Wilkinson en Pickett ons.

Aanbevelingen voor een inclusieve groei

Er is nood aan een ‘globaal actieplan’, zo schrijft de OESO. Met meer aandacht voor goede publieke diensten en een goede sociale bescherming. Ook voor betaalbaar wonen. De OESO dringt aan op ‘een bredere fiscale basis’ door meer ‘belastingen op kapitaal, op winsten uit kapitaal, op vermogen en erfenissen’. De onderzoeksinstelling oppert ook dat de fiscale achterpoorten gesloten moeten worden. We lezen: ‘De inspanningen in de strijd tegen belastingontwijking en tegen fiscale vrijstellingen in het voordeel van rijke individuen en vennootschappen moeten geïntensiveerd worden’. De ‘belastingmisbruiken’ van de multinationals worden met de vinger gewezen en de overheden hebben wel degelijk ‘de nodige tools’ om ze aan te pakken, alsnog de OESO.

Een globaal actieplan voor inclusieve groei, waarbij heel de samenleving erop vooruit gaat, steunt op twee motoren: een sterke koopkracht en voldoende private én publieke investeringen.

Een sterke koopkracht vereist een drastische verandering van de huidige loonpolitiek en besparingen op de sociale bescherming. De lonen zijn de zuurstof van onze samenleving, niet alleen voor de mensen, ook voor de economie. Concreet schaffen wij de loonblokkeringswet af, ondersteunen we de vakbondscampagne voor een minimumloon van 14 euro per uur en gaan we voor een minimumpensioen van 1.500 euro netto per maand.

Voldoende private én publieke investeringen zijn de tweede motor van een inclusieve groei. Publieke investeringen zijn cruciaal: in de zorg, in het onderwijs, het woonbeleid, de woningisolatie, een performant en betaalbaar openbaar vervoer, een sterke en efficiënte justitie. Op al die terreinen wordt nu bespaard vanuit een visie dat al wat de overheid doet geen productieve bijdrage zou leveren aan de economie, inefficiënt zou zijn. ‘Een cynische theorie die ons honderd jaar doet teruggaan in de economische geschiedenis’, zegt Paul De Grauwe.

Met het Toekomstplan van de PVDA gaan wij voor een sociaal en duurzaam investeringsbeleid. We stoppen de stroom van verloren geld van cadeaus aan het grootbedrijf en de miljardairs. Het zijn niet de kortetermijnwinsten voor de grote aandeelhouders die tellen. Een belangrijk deel van die cadeaus verdwijnen naar belastingparadijzen of worden gebruikt voor speculatieve doeleinden. Wij willen een eerlijke fiscaliteit, zonder achterpoortjes voor multinationals en een miljonairstaks voor de grootste vermogens. Dat zijn geen onhaalbare eisen. Ze zijn deel van de oplossing van de ‘oneerlijke’ ongelijkheid, zoals de OESO dat omschrijft, in ons land en in Europa.

‘o

Partner Content