Ludo Bekkers

‘Een monument: de Amerikaanse fotograaf Walker Evans’

Ludo Bekkers Kunst- en fotografierecensent

Het werk van Walker Evans, bekend van zijn foto’s van het door de Grote Depressie getroffen Amerikaanse zuiden, is te zien in Brussel.

Boerenvrouw in Alabama
Boerenvrouw in Alabama© Walker Evans

De Amerikaanse fotografie heeft ijkpunten waarop latere generaties zich gericht hebben om verder te evolueren. Alfred Stieglitz (1864-1946), Edward Steichen (1879-1973) en Paul Strand (1890-1976) kunnen als zulke ijkpunten beschouwd worden en ook de iets jongere Walker Evans (1903-1975) hoort daarbij. Het zijn min of meer gelijkgestemden die dezelfde evolutie binnen de Amerikaanse maatschappij meemaakten, beleefden en in beeld vertaalden.

Walker Evans was geen diplomajager in de enkele Colleges die hij bezocht en trok naar Parijs om er op de Sorbonne wat rond te hangen. Alhoewel hij geen enkele studie afrondde ontwikkelde hij zich toch tot een intellectueel, vooral in Parijs waar hij het werk van Gustave Flaubert leerde kennen en via hem een oprechte liefde voor de literatuur ontwikkelde. In zijn late jeugd, hij was toen 25, begon hij te fotograferen met een kleine handcamera, een toestel dat hem, zoals we in zijn later werk kunnen vaststellen, inspireerde voor welbepaalde projecten. Zoals meerdere andere tijdgenoten werd zijn werkterrein het straatleven waarvoor New York het uitgelezen terrein was. Maar ook de architectuur in de meest brede zin, de details van woningen en uitstalramen boeiden hem en net die fragmenten uit het publieke leven kunnen we, post factum, misschien wel bekijken als voorlopers van de latere Pop-Art. Zijn fotografische kwaliteiten bewees hij in tijdschriften als Fortune waarvan hij een tijd lang redacteur was én fotograaf. Aan beide functies hechtte hij evenveel belang en dat zou zo z’n leven lang blijven. Toen hij later fotoboeken ging maken stond hij er op zowel de teksten, de keuze van de foto’s als de layout zelf in handen te nemen. Daartoe voelde hij zich als intellectueel verplicht, in contrast met andere collega-fotografen die genoegen namen hun fotomateriaal bij een uitgever te deponeren en af te wachten tot de eerste exemplaren van de persen kwamen.

Nooit geziene situaties

Een hoofdstuk apart in de carrière van Evans was zijn aanstelling als officiële fotograaf bij de Farm Security Administration (FSA). Tijdens de grote depressie ontstonden sociale situaties die vreemd waren aan de tot dan traditionele “American way of Life”. Wijdverspreide armoede, werkloosheid en zelfs hongersnood waren nooit geziene situaties en dat wilde de administratie registreren als documenten voor latere tijden. Evans was het met dat soort propagandasystemen niet altijd eens en zocht daarom onderwerpen die ogenschijnlijk niets met zijn opdracht te maken hadden. Hij gaf er dan ook vrij snel de brui aan en trok in het midden van de jaren dertig, samen met zijn vriend en auteur James Agee, voor Fortune magazine naar het zuiden van het land. Ze wilden een aantal landbouwersgezinnen dag na dag volgen in hun tamelijk primitieve en desolate omgeving waar het moeilijk was op een deftige manier te overleven. Het leverde een reeks beelden op die Evans tot op vandaag beroemd maakten. Fortune weigerde ze echter te publiceren en vond ook de teksten van Agee niet conform aan hun toen conservatieve maatschappelijke opstelling. Later werden tekst en beeld in een boek gevat “Let us now Praise Famous Men” (1941) dat uitgroeide tot een klassieker. Alabama zal altijd herinnerd worden via Evans’ foto’s.

De uitlopende gevolgen van de depressie en de oorlogsdreiging rond 1939 leidden er toe dat de fotografie in de VS stagneerde. Voor Evans kwam daar bij dat hij met zichzelf in een fotografische knoop lag. Na zijn periode voor de FSA wilde hij af van een etiket dat men hem opplakte als een kunstenaar die rebelleerde tegen de maatschappij. “Ik heb mijn werk nooit gedaan om een politiek doel te dienen”, is een citaat uit 1974. Nu wilde hij zijn vrijheid terug en die had ook een prijs. Daarom trad hij toe tot Time magazine, niet als fotograaf maar als auteur van columns over film. De fotograaf bleef werkloos want ook de galeries verkochten geen fotobeelden meer. Alleen het MOMA bleef er zich voor interesseren.

Angstaanjagende troosteloosheid

Aangezien het bloed kruipt waar het niet gaan kan, zou Evans ook niet kunnen weerstaan aan de drang om met zijn camera opnieuw de straat, of liever de metro, te gaan verkennen. Met zijn Leica, weggemoffeld tussen de plooien van zijn jas, reisde hij van het ene station naar het andere en fotografeerde, onbespied, zijn tegenover zittende passagiers. Het zijn indrukwekkende portretten maar eveneens getuigenissen van een angstaanjagende troosteloosheid. Een inventaris ook van New Yorkers, onderweg van hier naar ergens en je zou ze, mutatis mutandis, op één lijn kunnen zetten met de portretten van August Sander. Maar Evans heeft uiteraard nog veel meer projecten aangevat en uitgewerkt. Hij trok naar Chicago en Californië, legde landschappen vast vanuit een trein en realiseerde een merkwaardige reeks over gereedschappen, scharen, tangen, Engelse sleutels en ook gebruikte en versleten signalisatieborden. Bovendien was hij een verzamelaar van postkaarten en, als een soort spel, fotografeerde hij allerlei situaties die hij als postkaarten betitelde.

Rond het midden van de jaren veertig fotografeerde hij ook in kleur, vaak met een Polaroid camera, en alhoewel hij er boeiende resultaten mee behaalde, heel vrij, soms haast schilderkunstig was hij er niet door geboeid. In The Yale Alumni Magazine liet hij in 1974 optekenen “Kleur neigt er naar om de fotografie te corrumperen en absolute kleur corrumpeert absoluut … Er bestaan daar vier simpele woorden voor die men al fluisterend moet uitspreken : kleur fotografie is vulgair. Maar wanneer het duidelijk blijkt dat het onderwerp van de foto wel vulgair is, dan kan alleen de kleurfilm met recht gebruikt worden”.

De vele onderwerpen die hij aanpakte, de reportages die hij maakte, altijd is er een artistieke kant aan zijn werk dat determinerend is en het zo persoonlijk maakt. Ieder van de fotografen van zijn generatie was een meester in het vak maar nu net dat tikkeltje meer dat van een foto een kunstwerk maakt, dat was wat Walker Evans van hen onderscheidde. Men kan het vaststellen op een tentoonstelling waar buiten een mooie keuze van zijn foto’s ook documenten, originele tijdschriftartikels en ander informatief materiaal een vrij volledig beeld geven van deze intelligente beeldenmaker.

Tentoonstelling “Walker Evans, Anonymus”, Brussel, Fondation A Stichting, Van Volxemlaan 304, nog tot 3 april. (alleen op do, vrij, za en zondag vanaf 13u.)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content