Vlinks

‘Een kind op de vlucht kan geen recht ontzegd worden’

Vlinks Vlinks streeft naar een sociaal, rechtvaardig en inclusief Vlaanderen met maximale autonomie.

‘Europa heeft absoluut een spreidingsplan nodig. Niettemin moeten er voor één groep altijd uitzonderingen gemaakt worden: kinderen kan men in geen geval sociale rechten ontzeggen’, schrijft Nils Abbeloos van Vlinks.

Vanuit moreel oogpunt ligt het voor de hand dat mensenrechten altijd en overal onvervreemdbaar zijn, en moeten primeren boven eventuele conflicten met bestaande burgerrechten en sociale verworvenheden. In de praktijk zou het echter al te gek zijn dat we onze sociale zekerheid zomaar openstellen voor een mogelijke kaalslag onder het mom van een hoger, moreel principe. Europa heeft dus absoluut een spreidingsplan nodig. Niettemin moeten er voor één groep altijd uitzonderingen gemaakt worden: kinderen kan men in geen geval sociale rechten ontzeggen.

Voor zelfs iemand “push-back-strategie” uitgesproken krijgt, worden vandaag niet enkel mensen, maar ook internationale afspraken overboord geslagen. Stemmen gaan op om bestaande verdragen te herzien. Spreidingsplannen worden op tafel gelegd, meteen afgeschoten, en uiteindelijk tegen de zin in van verschillende Europese lidstaten en enkele duizenden slachtoffers later, toch nog goedgekeurd. De werking van de Europese instellingen beleeft, na zonet een monetaire crisis ternauwernood overleefd te hebben, een diepgaande, morele crisis.

‘Een kind op de vlucht kan geen recht ontzegd worden’

Het ontbreekt niet enkel aan leiderschap en overleg – het morele en feitelijke gezag van Juncker en Tusk is vandaag bijna onbestaande – het gebrek aan samenwerking en solidariteit tussen de Europese lidstaten (waarvan sommige nog niet zo lang geleden zelf uit het slop zijn gehaald met Europese steun) is bijna ongezien en beschamend. De huidige Europese unie is geen sociale unie, maar slechts nog een moeizaam werkend economisch verband dat moreel en politiek langs alle kanten lekt.

Hoewel de bestaande conventies en internationale verdragen zeer duidelijk zijn, blijken ze vandaag ook ontoereikend. Goede afspraken maken dat het leven onder een gemeenschappelijke hemel leefbaar, beheersbaar en rechtvaardig verloopt. Ze geven aan waar de nood het hoogst is, en wie recht heeft op gepaste hulp. Het minste demografische verschil geeft in een georganiseerde samenleving al aanleiding tot verschillende statuten en rechten: de werkzoekende, de alleenstaande, de gepensioneerde.

‘De goede werking van een statuut moet evenwel geplaatst kunnen worden, en er mag niet al te lichtzinnig over geoordeeld en mee gegoocheld worden.’

Ook het onderscheid tussen politiek, economisch en oorlogsvluchteling laat toe om de instroom in te schatten, en daar te helpen en bij te sturen waar de meest hulpbehoevenden het nodig hebben. De goede werking van een statuut moet evenwel geplaatst kunnen worden, en er mag niet al te lichtzinnig over geoordeeld en mee gegoocheld worden. Een oorlogsvluchteling kan bijvoorbeeld nooit zomaar gecategoriseerd worden als een economische vluchteling eens hij een bepaalde staatsgrens overschrijdt.

Voor een vluchtende Koerd die Turkije wil oversteken om zo het Westen te bereiken, kan dat levensgevaarlijk zijn. Indien alle verdragen gerespecteerd zouden worden, en er een correcte registratie aan de buitengrenzen gebeurt, kunnen we erkende vluchtelingen dan het recht op mobiliteit ontzeggen binnen die Eurozone? Eens vastgesteld dat mensen geen gevaar voor onze samenleving vormen, misschien zelfs iets bijdragen, kunnen we hen, en in de eerste plaats kinderen, dan bepaalde rechten niet onmiddellijk toekennen?

De conventie van Genève geeft erkende vluchtelingen dezelfde rechten als staatsburgers. Dat wordt nu op nationaal niveau in vraag gesteld. Daarbovenop, en terecht, wordt de tijdloosheid en onveranderlijkheid van deze conventie getoetst aan de veranderende omstandigheden en schijnbaar eindeloze vluchtelingenstroom.

‘Het kan nooit een slechte zaak zijn om conventies en gemaakte afspraken regelmatig te herzien en te verifiëren.’

Verdragen werken vanzelfsprekend enkel als de ondertekenaars en meewerkende lidstaten ook effectief de afspraken en rechten honoreren, iets wat afgelopen weken en maanden niet gebeurd is. Enkel een goede registratie en screening voorzien net dat de juiste hulp naar de meest hulpbehoevenden gaat, en zou in ideale omstandigheden een spreiding kunnen bewerkstelligen die breed gedragen wordt en aan de hand van goed werkende statuten vluchtende mensen gepast behandelt.

Het kan nooit een slechte zaak zijn om conventies en gemaakte afspraken regelmatig te herzien en te verifiëren. Een rationele reflex die op wel meer conventies en afspraken zou toegepast moeten worden. Humane, correcte statuten verdelen onze gemeenschappelijke hemel in geen geval, het willen aanpassen van conventies, statuten en rechten moet er net voor zorgen dat onze sociale zekerheid in stand kan gehouden worden, en tegelijkertijd alle middelen zo correct mogelijk verspreid worden, zodat de zwakkeren, en zeker kinderen, ten allen tijde geholpen kunnen worden.

Hoezeer ook mensen het liefst alle grenzen open zouden willen zetten en willen blijven geloven in die eengemaakte wereld met enkel wereldburgers, de realiteit noopt ons om onze welvaart, ons gemeenschappelijk weefsel voor te bereiden op wat komen gaat en reeds afspraken te maken voor al die nieuwe Vlamingen die nu staan aan te schuiven bij Vreemdelingzaken.

‘Kan je een kind van oorlogsvluchtelingen onmiddellijke toegang tot de sociale zekerheid ontzeggen? Tuurlijk niet!’

Zonder voorbehoud en taboes moeten internationale afspraken blijvend getoetst worden aan sociale noden wereldwijd opdat elk land in een globaal samenwerkingsverband de gepaste hulp kan bieden. Rechten en plichten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, en in tijden die een beroep doen op onze morele plicht kunnen we als Vlaming enkel ons deel doen voor de vluchtelingen en zeer goed nadenken of we mensen zomaar bepaalde rechten kunnen ontzeggen. Meer mag altijd, maar zeker niet minder.

De vraag die we ons daar vooral bij moeten stellen is: kan je een kind van oorlogsvluchtelingen onmiddellijke toegang tot de sociale zekerheid ontzeggen? Tuurlijk niet! Het Kinderrechtenverdrag van de VN, ondertekend in 1989, acht verschillende rechten als universeel: recht op onderwijs, gezondheidszorg, een gezinsleven, allemaal zaken die ten allen tijde onvervreemdbaar moeten zijn. Een kind kan je niet onze samenleving binnenloodsen en bij voorbaat uitsluiten. Het toekennen van kinderbijslag voor enkele tienduizenden erkende vluchtelingen betekent helemaal geen aanslag op onze sociale zekerheid, en moet eerder bekeken worden als een garantie op het recht om elk kind een optie op de toekomst te verschaffen opdat het een actief en meewerkend lid van onze samenleving wordt. Kinderen beschouwen we toch nog altijd als de toekomst, of niet?

Eén ding is dus zeker: een kind op de vlucht kan geen enkel recht ontzegd worden.

(Nils Abbeloos is kernlid van Vlinks)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content