Jef Peeters

‘Een economie die uitgaat van voortdurende groei, staat haaks op goede zorgverlening’

Jef Peeters Onderzoeker aan de KU Leuven en lid van de denktank Oikos

In plaats van ons enkel zorgen te maken over de betaalbaarheid van de zorg, stellen we volgens Jef Peeters van Oikos beter het hele geldsysteem in vraag.

Dit opiniestuk maakt deel uit van de reeks ‘De Doordenkers van Knack.be‘.

Tijden van nood getuigen niet noodzakelijk alleen van kommer en kwel, maar kunnen ook aanleiding zijn om toekomstvatbare alternatieven te ontwikkelen. Zo ontwikkelen de Grieken vandaag allerlei alternatieven voor de euro. Je kan daar op verschillende manieren naar kijken. Gaat het om de marginaliteit die zich probeert te organiseren met manieren die sowieso marginaal zullen blijven? Of gaat het om antwoorden die een fundamenteel alternatief inhouden voor een geldsysteem in crisis? En is wat er met geld gebeurt daarbij niet symptomatisch voor een diepgaander probleem dat inherent verbonden is met het dominante economisch systeem?

Met geld kunnen we allerlei economische uitwisselingen vlot laten verlopen. Maar daar kunnen verschillende soorten munten voor gebruikt worden. Niet alleen in Griekenland, ook bij ons bestaan er alternatieve muntsystemen, bijvoorbeeld airmiles, LETS-kringen of de Gentse Torekes en de Turnhoutse Troeven. Daarbij is het cruciaal om een munt te begrijpen als een sociale afspraak. En afhankelijk van de beoogde doelstelling kunnen dergelijke afspraken verschillen. Zo is het geen natuurwet dat munten rentend moeten zijn, zoals dat het geval is met de euro.

‘Een economie die uitgaat van voortdurende groei, staat haaks op goede zorgverlening’

Die wordt immers vooral gecreëerd door private banken onder de vorm van een bankschuld met een positieve interest. Leningen in euro die personen, bedrijven of de overheid bij deze private banken aangaan, kunnen maar terugbetaald worden als de investeringen waarvoor ze dienen een financiële meerwaarde kunnen realiseren die voldoende is om ook een interest te kunnen betalen.

Eenvoudig gesteld: als je leent om een huis te kopen, moet je een groter inkomen verwerven om de lening met intrest af te betalen, dan dat je spaart om het zo te betalen. Elke banklening veronderstelt dus dat we in de toekomst over meer geld zullen beschikken. Het is maar de vraag of alle betekenisvolle economische activiteiten daaraan kunnen beantwoorden. Maar zolang de bbp-groei aangehouden kan worden, kan ook de mythe van de onzichtbare hand zich handhaven dat de markt daar uiteindelijk wel voor zorgt. Het is niet toevallig dat de meeste politici en economen vandaag naar groeicijfers zitten te kijken als konijnen naar een lichtbak. De huidige crisis heeft meer dan twijfel gezaaid over hun gelijk.

Voor sommige alternatieve munten, zoals de Griekse, wijst men op hun ‘sociaal karakter’. We kunnen dat op twee manieren begrijpen. In algemene zin dat de sociale constructie van de munt voor de gebruikers duidelijk is, maar ook dat die constructie beter tegemoet komt aan sociale doelstellingen. Wat men ‘gemeenschapsmunten’ noemt, voldoet aan beide. Het sociale karakter hangt daarbij onder meer samen met de afwezigheid van een rentemechanisme, en met de mogelijkheid om ieders bijdrage op een gelijkwaardige manier te valoriseren. In een tijdbank bijvoorbeeld telt elke bijdrage van een uur voor een uur, onafgezien de aard van de bijdrage, bijvoorbeeld babysitten, taalles geven, een herstelling doen…

Sociaal kapitaal afbreken

Is de euro dan een ‘asociale’ munt? In ieder geval impliceert de noodzaak om financiële meerwaarde te realiseren een vorm van competitie die ongelijkheid genereert. ‘In principe’ kan dat via belastingen gecompenseerd worden. Maar er is meer: uit onderzoek blijkt dat het gebruik van rentende munten een sociaalpsychologische impact heeft die sociaal kapitaal afbreekt. Dat wil daarom nog niet zeggen dat je met euro’s geen maatschappelijke doelstellingen kan realiseren, maar wel dat niet alle betekenisvolle doelstellingen met euro’s gediend zijn. Het is dus niet verstandig om het quasi-monopolie van bankgeld zoals de euro voor al onze economische uitwisselingen te handhaven, maar wel om meerdere complementaire munten te ontwikkelen, zoals de Grieken vandaag noodgedwongen doen.

Een algemeen argument daarvoor komt uit de systeemwetenschap. Die leert dat alle vormen van monopolie nefast zijn voor de veerkracht van een systeem en uiteindelijk voor zijn levensvatbaarheid. Diversifiëren is de boodschap, alsook het cultiveren van een veelvoud aan verbindingen. Dat geldt voor alle sociale systemen, en dus ook voor monetaire systemen, zoals Bernard Lietaer beschrijft in Geld en Duurzaamheid. Het komt erop neer dat een stuk efficiëntie op korte termijn wordt prijsgegeven voor levensvatbaarheid en effectiviteit op de langere termijn.

Waarde creëren

Cruciaal voor complementaire munten is dat hun diverse ontwerpen toegesneden zijn op de onderscheiden doelstellingen waarvoor ze ontwikkeld worden. Dat begint met de erkenning dat economie niet beperkt is tot de gangbare geldeconomie. Iedere activiteit die producten of diensten oplevert die tegemoet komt aan noden van mensen creëert waarde en heeft dus (ook) een economische betekenis. Maar dat wil niet zeggen dat die economische betekenis beantwoordt aan de criteria van de winst-gedreven markteconomie.

Het fundamentele onderscheid tussen economie als de zorg voor het huishouden en vermogensverwerving werd al gemaakt door Aristoteles, en was de basis voor een kritiek op het renteprincipe. Het onderscheid is bij uitstek van belang voor activiteiten van zorg en dienstverlening. Die zijn arbeidsintensief en in grote mate gebaseerd op menselijk omgangsvermogen en sociaal kapitaal. Bovendien is de gecreëerde waarde, voorbij haar nuttigheid, wezenlijk verbonden met zinbeleving, wat essentieel is voor een goed leven.

Dergelijke activiteiten zijn daarom niet te vatten in een eenzijdige logica van productiviteitswinsten en dus van return on investment. Ze vormen daarentegen de kern van een economie die gericht is op gemeenschappelijk welzijn of common good.

Zorg is een taak voor de gemeenschap

In de context van de dominante euro-economie is de privatisering van zorg- en dienstverlening – om overheidsleningen bij private banken terug te betalen! – dan ook zonder meer problematisch. Omwille van haar eigen aard is het net beter ze los te maken van de kapitalistische marktlogica, want die legt de doelstelling van de economie buiten ‘het goede samenleven’ van burgers. Omdat zorg een essentieel relationeel gebeuren is, met aandacht voor de bijzonderheid van ieder, is het een taak voor de gemeenschap. Dat impliceert dat zorg- en dienstverlening niet uitsluitend een taak van de overheid is. De gelijkheidslogica van de rechtsstaat is wel cruciaal om ervoor te zorgen dat aan ieders fundamentele noden tegemoet gekomen wordt. Maar tegelijkertijd is die logica blind voor het specifieke van situaties.

Het creëren van een zorgzame samenleving voorbij de markt houdt in dat er nieuwe vormen van publiek-civiele samenwerking ontwikkeld worden. We kunnen bijvoorbeeld kijken naar de solidariteitscoöperaties in Noord-Italië. En ook complementaire munten vormen een belangrijk hulpmiddel als deel van een nieuwe institutionalisering van zorg- en dienstverlening. Zo hanteert Japan op grote schaal de Fureai Kippu, een vorm van tijdsparen van zorgactiviteiten, om zijn vergrijzing te beantwoorden. Overigens is het ook geen natuurwet dat belastingen alleen in euro’s betaald kunnen worden.

In plaats van ons enkel zorgen te maken over de betaalbaarheid van de zorg (in euro’s), is het beter om na te gaan hoe nieuwe denkwijzen over zorg kunnen leiden tot de noodzaak van fundamentele systeemverandering, inclusief ons geldsysteem.

Partner Content