Peter Casteels

‘Diversiteit is voor een aantal recensenten het belangrijkste criterium geworden om kunst te beoordelen’

Kunst is weer propaganda, helaas.

Het is niet zo heel erg moeilijk om voldoende voorbeelden te verzamelen en dan met enige geloofwaardigheid af te kondigen dat de politieke correctheid doorgeslagen is. Ian Buruma had nooit ontslagen mogen worden als hoofdredacteur van The New York Review of Books. De kritiek dat een echte transgender de jongen in Girl had moeten spelen, was onbegrijpelijk. En ouders die hun kroost liefst ‘cowboy en Native American‘ zien spelen, hadden beter aan genderstudies dan aan kinderen kunnen beginnen. En mogen we nog wel flirten? De tegenreactie op de verontwaardiging van de voorbije jaren – denk aan de bewegingen achter #Woke, #MeToo of #BlackLivesMatter – is in de mode. Bret Easton Ellis heeft daar zopas met White een, naar het schijnt weliswaar hemeltergend, boek over geschreven.

Diversiteit is voor een aantal recensenten het belangrijkste criterium geworden om kunst te beoordelen.

Diversiteit als norm

Die splinterbom van woede en wokeness heeft het cultuurlandschap ook danig vertekend, op een manier die écht doorgeslagen is. Kunst is in de ogen van activisten weer niets meer of minder dan propaganda. Wesley Morris, een van de beste cultuurcritici van het moment, schreef er vorige herfst een magnifiek essay over in The New York Times. Morris is zelf een zwarte homo, dus van ons allemaal kan hij zich waarschijnlijk nog het meest permitteren. ‘Moet kunst een strijd om sociale rechtvaardigheid zijn?’ was de vraag die hij in zijn essay probeerde te beantwoorden. ‘Kunst wordt vandaag veroordeeld of verdedigd op basis van de morele waarden waarvoor ze staat, niet op basis van haar kwaliteit’ is het begin van een citaat dat het zo wel een beetje samenvat. ‘ Is dit kunstwerk, deze kunstenaar, dit personage of deze grap slecht voor vrouwen, homo’s, transseksuelen of niet-blanken?Is de cast wel divers genoeg?Is deze tentoonstelling wel inclusief genoeg voor verschillende soorten kunstenaars?Komt het ras van de curator wel overeen met het onderwerp van de collectie? Almaar vaker zijn het deze vragen die de bespreking van het werk zelf vervangen.’

Het lijkt me onmogelijk om Morris ongelijk te geven. Diversiteit is voor een aantal recensenten het belangrijkste criterium geworden. Zeker in de brede cultuurberichtgeving overheerst dat thema al twee jaar alle discussies. Het enige wat je tegen Morris kunt inbrengen, is dat dat misschien niet zo’n slechte zaak is. Girl, de film waarmee Lukas Dhont vorig jaar doorbrak, werd onthaald als een meesterwerk. Dat was het natuurlijk helemaal niet. Het was wel de eerste keer dat, in Vlaanderen toch, het verhaal werd verteld van een jongen die een meisje wilde worden.

Welke verhalen precies verteld kunnen worden, is altijd de inzet van een politieke strijd. Ik zag toevallig onlangs pas I, Daniel Blake op televisie, de film van Ken Loach over een eenzame, arme man die door de staat getreiterd wordt met regeltjes en verboden. Dat werkstuk valt volgens mij alleen te genieten door mensen die niet alleen lid zijn van de PVDA maar ook nog eens met plezier een aanzienlijk deel van hun loon aan die partij afstaan. Het verhaal is flinterdun, de personages zijn van bordkarton. In 2016 won Loach daar een Gouden Palm mee.

Ik kan mezelf niet door een vervelende voorstelling slepen om dan toch te gewagen van een meesterwerk, louter uit sympathie voor de politieke agenda van de maker.

Dit voorjaar won Green Book de Oscar voor beste film. Het is nog altijd een raadsel welke juryleden voor die film hebben gestemd, want de afwijzing van hun bekroning was unaniem. De roadmovie over de zwarte pianist Don Shirley, die samen met zijn chauffeur Tony Vallelonga door het zuiden van de Verenigde Staten trekt voor een concerttour, gaat wel over de rassenverhoudingen, maar legt daar meteen een stevige laag glazuur overheen. Hij snijdt niet erg diep en is eigenlijk redelijk onnozel. Maar is hij zoveel slechter dan BlacKkKlansman? Met die film, die veel betere kritieken kreeg, was Spike Lee in dezelfde categorie genomineerd. Nadat de winnaar was bekendgemaakt, verliet Lee verontwaardigd de zaal. BlacKkKlansman, net als Green Book gebaseerd op een waargebeurd verhaal, gaat over een zwarte agent die in de KKK probeert te infiltreren. De film is amper minder onnozel dan Green Book, maar de rassenverhoudingen worden er wel veel scherper in gesteld. Door te eindigen met beelden van de gruwelijke aanslag in Charlottesville in 2017, blijkt BlacKkKlansman helemaal als propaganda te kunnen dienen.

Politieke agenda

In Vlaanderen werd Black van Luc Perceval en NTGent dit seizoen overal bejubeld. ‘Een groots werk’, vond De Standaard. ‘Dit is theater in zijn meest prangende, relevante verschijningsvorm’, schreef De Morgen. Black gaat over het koloniale verleden van ons land in Congo, en het is wel heel moeilijk om het belang van dat onderwerp niet als een schaduw over die oordelen te zien hangen. Want Black is in de eerste plaats een voorstelling die veel en veel langer duurt dan de drie of vier spannende scenes die er maar inzitten. Maar een witte recensent kan moeilijk een voorstelling over de gruwel in Congo afzeiken.

Ik kan mezelf dan weer niet door een vervelende voorstelling slepen of een onnozele film uitzitten om dan toch te gewagen van een meesterwerk, enkel en alleen uit sympathie voor de politieke agenda van de maker. Niemand doet dat overigens echt, de overtuigingskracht van zo’n agenda zit ‘m waarschijnlijk net erin dat fans over die gebreken heen kijken. Hoop ik. Maar als kunst alleen toeschouwers kan boeien die even activistisch zijn als de maker, is het zelfs sléchte propaganda.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content