Vrije Tribune

‘Deed de Kerk in de middeleeuwen wel écht zo veel aan liefdadigheid?’

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

Historica Hannelore Franck reageert op de bewering van Louis Ide dat de Kerk in de late middeleeuwen het monopolie bezat op armenzorg. ‘Zowel de kerkelijke als wereldlijke overheid bekommerden zich toen amper om de zwakkeren in de samenleving.’

In een recent opiniestuk naar aanleiding van Rode Neuzen Dag en de Warmste Week reageert NV-A politicus Louis Ide op wat hij noemt ‘allergische reacties op spontane liefdadigheid’. Hij vraag zich af waarom in continentaal Europa de solidariteit voornamelijk structureel georganiseerd wordt via instituties en overheden en niet via spontane, ongestructureerde giften zoals bijvoorbeeld in de Angelsaksische wereld. In de loop van het opiniestuk oppert hij dat deze drang misschien zijn oorsprong vindt in de middeleeuwen. Want, zo luidt de argumentatie, in de late middeleeuwen was het de kerk die het monopolie bezat op armenzorg via onder meer brooduitdelingen, weeshuizen en leprozerieën voor lepralijders. Om te kunnen antwoorden op deze vraag, is het noodzakelijk om de armenzorg in de late middeleeuwen wat grondiger te bekijken.

‘Deed de Kerk in de middeleeuwen wel écht zo veel aan liefdadigheid?’

Een eerste speler was de overheid. De wereldlijke overheid ging de krijtlijnen van de armenzorg uittekenen. Zo was het de stedelijke overheid die bepaalde wie het recht had om te bedelen en wie niet. Ook wou de stedelijke overheid de controle over de verschillende hospitalen en andere initiatieven behouden of vergaren. Geld uittrekken voor armenzorg deed de wereldlijke overheid echter amper. Hetzelfde gaat grotendeels op voor de kerkelijke overheid. Alle retoriek ten spijt, deed de kerkelijke overheid bitter weinig voor de zwakkere in de samenleving. Ze spoorde vooral de gelovige aan om aan liefdadigheid te doen en probeerde de controle te krijgen en behouden over de verschillende instellingen.

Zowel de kerkelijke als wereldlijke overheid bekommerde zich dus amper om de zwakkeren in de samenleving. En toch was er in de laatmiddeleeuwse stad een wildgroei aan liefdadige initiatieven en instellingen. Wie lag dan wel aan de basis van deze hulp? Inderdaad: de burgers. Het waren de burgers zelf die de hospitalen en andere vormen van hulp organiseerden én bekostigden. Elke instelling was in de eerste plaats afhankelijk van giften van inwoners van de stad. Een kwalijk gevolg was dat sommige personen aanspraak konden maken op verschillende vormen van ondersteuning terwijl anderen nergens hulp kregen. Een ander negatief gevolg was dat in tijden van crisis, wanneer de nood steeg, het aanbood inkromp omdat de burgers minder geld konden missen.

Verworvenheden van de welvaartsstaat

Het is duidelijk dat de oorsprong van ons huidig systeem waarbij de overheid in de eerste plaats verantwoordelijk wordt geacht voor de zorg van de zwakkeren geen middeleeuwse roots heeft. Over waar de oorsprong dan wel moet gevonden worden, kan ik geen duidelijkheid bieden. Persoonlijk lijkt het mij gewoon één van de verworvenheden van de welvaartsstaat dat de overheid zorg draagt voor elke burger en dus ook de zwakkere.

En de reformatie? Wanneer de burgers zogenaamd het lot zelf in handen nam en de hebberige kerk de rug toekeerde? Recent onderzoek heeft aangetoond dat de liefdadigheid in de 16de eeuw voornamelijk gekenmerkt werd door een herconfessionaliseren. Als er dus iets veranderde in de 16de eeuw was het wel dat de invloed van de kerk – jawel – toenam.

Hannelore Franck is als doctoraatsstudent verbonden aan de KU Leuven campus Kulak Kortrijk waar ze onderzoek verricht naar de laatmiddeleeuwse armentafels in Brugge.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content