De zes gezichten van Kim De Gelder: van vreemd tot ronduit bizar

© Belga
Simon Demeulemeester

Er was tijdens de eerste procesweek maar één iemand die klaar en duidelijk zei dat Kim De Gelder niet ziek is. Kim De Gelder zelf. Samenvatting van zes dagen schipperen tussen vreemd en ronduit bizar, tussen koele moorddadigheid en waanzinnige drang.

De eerste week van het assisenproces tegen Kim De Gelder was een aaneenschakeling van verwarrende en tegenstrijdige situaties. Ze zijn zo een metafoor voor de man zelf gebleken. Op de eerste dag kwam een licht arrogante De Gelder betrekkelijk normaal over, met gestructureerde antwoorden op de vragen. Op dag zes was hij arrogant genoeg om zijn advocaat neerbuigend toe te spreken: “Ge moet geen show verkopen”. Samenvatting van zes dagen schipperen tussen vreemd en ronduit bizar, tussen koele moorddadigheid en waanzinnige drang. Vrijdag 22 februari: ‘Ik vind edelachtbare respectvoller’

Meteen op de eerste procesdag toonde Kim De Gelder al hoe hij zich zou gedragen tijdens het proces. Hij antwoordt meteen als voorzitter Koen Defoort naar zijn naam vraagt, maar staart passief voor zich uit als hij zijn geboortedatum moet zeggen. Op Defoorts vraag om ‘voorzitter’ en niet ‘edelachtbare’ te zeggen, klinkt het “Ik vind edelachtbare respectvoller.” In dat zinnetje lag een ingehouden arrogantie, een ingehouden woede ook. Die dynamiek zou nog vaak terugkeren: De Gelder lijkt pogingen te doen om redelijk over te komen, als iemand die weet dat hij het eerder verknoeide. Maar vandaag, nu, een nieuwe start wil maken. Van zodra er echter tegenwind komt, worden die goede voornemens onhoudbaar.

Hij luistert aandachtig naar de akte van beschuldiging, grijnst als hij de woorden serie- en massamoordenaar hoort. Helemaal vreemd wordt het als de voorzitter een reactie vraagt op de akte van verdediging, voorgelezen door Haentjes. “Ik heb ze niet gehoord en ik heb niet geluisterd.” Daarmee maakte De Gelder meteen duidelijk dat zelfs zijn eigen advocaat op weinig medewerking moet rekenen. Haentjes ondergaat het rustig.

Haentjes mag dan wel De Gelders verdediging zijn, het is voorzitter Koen Defoort die het meest en het directst in contact komt met de beschuldigde. Hij gaat intelligent en beheerst om met De Gelder.

De Gelder: “Ik vind edelachtbare respectvoller”
Defoort: “Zeg toch maar voorzitter.”

Dat lijkt een detail, maar zet de toon: De Gelder zal het proces niet bepalen. Defoort dwingt waardig autoriteit af zonder daarvoor te moeten schreeuwen of op tafel te moeten kloppen.

Tijdens die eerste zitting wordt ook meteen spanning gezet op de verhouding tussen De Gelder en Jef Vermassen, advocaat van de families van Elza Van Raemdonck en één van de vermoorde baby’s. De Gelder lacht Vermassen hem komedie spelen verwijt. Vermassen: “Voer niet weer een nummertje op. Geef die mensen een antwoord.” De Gelder zwaait met zijn hand om aan te tonen dat Vermassen hem verveelt. “Ja, zwaai maar. Dat is de show.” Show. Een woord dat nog vaak zal vallen.

Maandag 25 februari: ‘Ik heb al gezegd dat ik het spijtig vind’

Op dag twee van het proces slaat en zalft Kim De Gelder, betuigt hij spijt maar beledigt hij zowel de voorzitter als zijn eigen advocaat.

Het verhoor door Koen Defoort begint als een rustig gesprek over de daden. De sfeer kantelt als De Gelder vraagt waarom procureur Yves Van Den Berge lacht. Van Den Berge kijkt verbaasd op. Niemand zag hem lachen.
Kort daarop doet De Gelder een uitspraak die veel invloed zal hebben en tot evenveel frustratie zal leiden: “Ik zal het motief bewaren voor het einde van het proces of desnoods voor een volgend proces.” Vanaf dan gaat het crescendo met het steekspel richting voorzitter. Als Defoort vragen herhaalt om van De Gelder duidelijke antwoorden te krijgen, bijt die hem toe: “Mag ik u de feiten vertellen, of gaat u ze mij voorkauwen?”

Als De Gelders moorddadige raid in Fabeltjesland ter sprake komt, wordt het helemaal bitsig. De Gelder verklaart in paniek geweest te zijn, en dus geen andere uitweg meer gezien te hebben dan dodelijk uit te halen naar de opvoedsters en de kinderen. Een verklaring die aansluit bij het argument van de verdediging: Kim De Gelder was ontoerekeningsvatbaar op het moment van de feiten. Hij “moest” immers zijn moorden plegen.

De voorzitter gaat door op die paniek. Uit getuigenverslagen bleek immers dat De Gelder “ijzig kalm” handelde. “Wat ging er door mijn hoofd? Ik zeg het u toch? Ik ga anders gewoon stoppen.” De Gelder gaat zitten. Hij herneemt: “Ik was in paniek en wilde naar buiten. Dat is de enige reden waarom ik dat kind heb neergestoken.” Voorzitter Defoort, geïrriteerd: “Dat kind stond in de weg?” De Gelder: “Weet u wat paniek is? In mijn plaats had u misschien net hetzelfde gedaan.”

Daarop geeft De Gelder met horten en stoten, luid en snel ademend, een beschrijving: “Ik heb klievende bewegingen gemaakt naar de halsstreek van die kinderen… Of mensen. Gewoon omdat ik weg wou. Het laatste kindje, of baby, of mens, heb ik met mijn voet gedaan.” De voorzitter vraagt nog eens of hij per se al die mensen moest doden. “De opvoedsters zeggen dat je ijzig kalm handelde. Iemand die in paniek is, reageert niet ijzig. “Dan heb ik mijn lichaam slecht ingeschat”, reageert De Gelder nu gelaten – hij geeft de indruk moe te zijn en de ondervraging erg lastig te vinden. Een hijgerige De Gelder stottert dat hij geen zin heeft over zijn gevoelens te praten. “Want dan sta ik hier voor niets.”

En dan weer die omslag. Zijn advocaat moet het weer ontgelden als de psychoses van De Gelder ter sprake komen. “Kijk, mijn advocaat wil mij gewoon laten interneren. Ik heb dat dus zo verteld. Ik heb geen vrije keuze over mijn advocaat, hé.” Haentjens fronst zijn wenkbrauwen. De voorzitter vraagt respect voor advocaat Haentjens. Maar daardoor moet hijzelf het weer ontgelden. De Gelder doet lastig, Haentjes wrijft zich in het gezicht en kijkt zijn cliënt indringend aan.

Wat volgt is een typisch staaltje Kim De Gelder: een zekere redelijkheid en berouw strijden met waanzinnig aandoende arrogantie. Hij weigert eerst te zeggen hoe hij terugkijkt op de feiten: “Als ik daarop antwoord, moet ik mijn motief geven en dat wil ik houden voor het einde van het proces.” De egoïstische De Gelder ontplooit zich als de voorzitter vraagt waarom hij iedereen in spanning houdt: “Wat mij nu interesseert, is hoe ik dit kan verwerken. Ik wil de burgerlijke partijen horen om daarover te kunnen nadenken.” Maar als het dan luttele minuten later over spijt gaat, klinkt het: “Ik heb al gezegd dat ik het spijtig vind wat er gebeurd is. Spijt is hetzelfde als berouw en ik heb berouw.”
Na die bekentenis volgt een uithaal naar de advocaten in de zaal. “Vind ik mezelf manipulatief? Ik ben even manipulatief als de advocaten in de zaal.” Daarop – opnieuw, en niet voor het laatst – een duelletje met Jef Vermassen. Als Vermassen wil weten of hij de slachtoffers wil vergoeden, is De Gelder weer toegeeflijk: “Ik wil alles verkopen en de helft of meer afgeven.”

De emotionele zittingsdag wordt besloten met een belangrijke opmerking van meester Haentjes. De Gelder verwijst naar zijn advocaat inzake zijn motief. “Ik heb daar veel tijd voor nodig en wil dat verhaal met mijn advocaat overleggen.” Op het aandringen van de voorzitter klinkt het: “Ik denk dat het genoeg geweest is, hé.” Haentjes: “Ik wil een ding zeggen: zolang we naar hem kijken als een gewoon mens, zullen we geen gewoon antwoord krijgen.”

Dinsdag 26 februari: ‘Voorzitter, ik ben uw gedrag beu’

Op dag drie snijdt het Hof de moord op Elza Van Raemdonck aan. Politieagenten en onderzoeksrechter stellen het onderzoek voor. Kim De Gelder klaagt dat hij niet wist dat hij de getuigen ook mocht ondervragen. Er volgt opnieuw een steekspel tussen Vermassen en De Gelder. Hij wil niet antwoorden op een technische vraag: “Ik wil niet te intimiderend overkomen voor de slachtoffers. Ik zal dat wel zeggen wanneer ik eraan toe ben.” Voorzitter Defoort wil weten of De Gelder zich niet kan inbeelden dat de slachtoffers precies willen weten wat er gebeurd is. “Ik zal ze wel tijdig en persoonlijk spreken”, zegt De Gelder.

De procureur komt ook opnieuw in het vizier van De Gelder. Een advocaat vraagt wat de foto’s van Elza Van Raemdonck met De Gelder doen. “Dat doet mij evenveel als de procureur die ook zit te lachen.” De advocaat spit De Gelders opmerking uit: “Hij zegt dat procureur ‘ook’ zit te lachen. Hij ontkent dus niet dat hij zelf zit te lachen.”

Na die uitval verzinkt De Gelder opnieuw in verwarring. Hij vraagt om vragen te herhalen, antwoordt niet op andere vragen. Plots vliegt hij uit tegen de voorzitter: “Vraag het maar aan mijn advocaat, ik ben uw gedrag beu.” De derde procesdag sloot aldus af met de erg arrogante versie van De Gelder, die de voorzitter berispt. Hij was klagend begonnen en toonde zich daarna nog vooral in zichzelf geïnteresseerd.

Woensdag 27 februari: ‘Excuses voor gisteren’

Op procesdag vier komen de nabestaanden van Elza Van Raemdonck aan het woord. Weduwenaar Jozef ‘Jef’ Heyrman doet een schrijnend relaas – “Ik heb Elza zo geliefd.” Het gaat beter met hem, zegt hij, maar mocht hij Kim De Gelder tegenkomen, “ik nijp hem dood.”

De dochters van Elza Van Raemdonck doen een emotionele oproep aan De Gelder om hen de waarheid te vertellen, ze willen weten of ze nog iets gezegd heeft. Een schuchtere De Gelder neemt het woord: “Ik wil die uitleg wel doen, maar ik euh… (lange stilte) Nuja, om de vraag van de jury te beantwoorden. (stilte) Ik zal, ik zal, als mijn advocaat dat goed vindt, het nog eens overlopen. Maar ik vind het heel vervelend om dat uit te leggen.”

Een jurylid oppert de zitting te schorsen, zodat De Gelder tijd heeft om zijn uitleg voor te bereiden. De Gelder lijkt het aanbod om de uitleg te doen, dat volgens het jurylid “helend kan werken”, aan te nemen. “Ik kan het mij… Maar inderdaad, het kan helend werken. Zeker voor de familie van Elza. Maar ik doe dat liever heel traag en rustig. Ik vind het heel moeilijk als die mensen naar mij kijken.”

Daarop ontspint zich een moeizame dialoog tussen voorzitter, advocaten, juryleden enerzijds en de beschuldigde anderzijds.
Kim De Gelder: “Ik zit momenteel vast…”
Voorzitter: “Wil je liever na de middagpauze?”
Kim De Gelder: “Ik ga hetzelfde zijn, en zoeken naar een woord…”
Jef Vermassen: “Kan je het niet in puntjes doen, zoals de eerste dag, dat is gemakkelijker.”
Kim De Gelder: “(denkt na) Ik zal het straks in puntjes voorbereiden.”
Jurylid tegen voorzitter: “Als hij het moeilijk heeft om het te zeggen, dan kan hij het misschien opschrijven en kan u het voorlezen?”
Voorzitter: “Ik laat het aan de advocaat over”
Een geprikkeld Jurylid: “Wij zijn van de straat geplukt om hier te zitten, en wij moeten onpartijdig oordelen. Hij moet daar aan denken, wij willen onpartijdig oordelen. Voor hem is dat misschien moeilijk, maar voor ons ook. Misschien even over nadenken.”

Op een nadrukkelijke vraag van een dochter van Elza Van Raemdonck zal De Gelder voor het eerst over de feiten praten.

Voorzitter: “Wat is daar gebeurd? Hoe is ze naast dat bed terechtgekomen?”
Kim De Gelder: “Ik heb haar gestoken… Ik heb haar dus gestoken. Ze wou zich omdraaien… Eum, nadat ik haar gestoken had is zij links van mij, zijwaarts neergevallen en ik ben ook meegevallen… Of toch meegegaan. De laatste steek was in haar hals.”
Voorzitter: “Zij had verweerletsels, heeft zij zich verweerd?”
Kim de Gelder: “Zij heeft zich fel verweerd… tegen… Tegen de bewegingen die ik maakte… (zucht) Sorry ze. Tegen mij.”
Voorzitter: “Ze heeft u nog gezien?”
Kim De Gelder: “(lange stilte) Ze heeft… Ik denk… Het laatste dat ze gezien heeft… Ze zal mij niet meer gezien hebben.”
Voorzitter: “Heeft ze nog iets gezegd of geroepen?”
Kim De Gelder: “Ze heeft ‘auw!’ geroepen.”
Voorzitter: “Van de pijn?”
Kim De Gelder: “Ja”
Voorzitter: “Heeft dat lang geduurd?”
Kim De Gelder: “Neen.”
Voorzitter: “Maar ze besefte wel wat gebeurde.”
Kim De Gelder: “… Ja.”

De Gelder weigert een advocaat te zeggen waarom hij de dag ervoor zo kwaad werd. Later komt hij er zelf op terug: “Ik wou mij gisteren al excuseren, omdat ik uitgevlogen was.”

Midden de procesweek komt De Gelder met zijn moeizame relaas het meest meegaand over. Hij beschrijft aan de nabestaanden van Elza Van Raemdonck wel de feiten, maar laat het motief onaangeroerd. Dat is de hamvraag in deze zaak, want daaruit zal logischerwijs volgen of hij al of niet toerekeningsvatbaar is. Echter: zijn schipperen tussen zelfzuchtige arrogantie en bijna deemoedig berouw, doet dan al vrezen dat de gruweldaden van De Gelder uit een verwrongen geest voortspruiten. Is dan sprake van een motief? En pertinenter: zal dat motief helder (lees: ‘normaal’) genoeg zijn dat het de slachtoffers een – hoe dan ook erg schrale – troost kan bieden?

Donderdag 28 februari: ‘Ik ben niet ziek, leg alstublieft uit wat mijn motief is, u kent het’

Dag vier toont opnieuw een zwakke De Gelder. Hij zal zichzelf neerzetten als slachtoffer van zijn advocaat en vreemde verklaringen afleggen.

In heel warrige vragen wil De Gelder van Danny Polfliet, de politieagent die als een van de eerste vaststellingen deed in Fabeltjesland, weten hoeveel slachtoffers er vielen. Polfliet leest wat uit het lood geslagen de lijst slachtoffers voor. “Ik had gevraagd er een nummer op te plakken,” vraagt De Gelder, die een verstrooide indruk geeft. Als de voorzitter de cijfers geeft, richt De Gelder zich met een vreemd betoog tot Polfliet: “Nogmaals, ik heb geen kinderen. Ik wil de burgerlijke partijen niet schofferen, maar als je aan uw kinderen wil uitleggen wat de gevangenis is, dan kan je zeggen dat het een plaats is waar gevaarlijke mensen, zoals ik, onschadelijk gemaakt worden. Als dat u kan helpen.” Polfliet: “Dat zal mij niet helpen, hoor.”

Meester Ann Van De Steen vraagt later aan Kim De Gelder wat hij wou doen met de doelwittenlijst die in zijn rugzak gevonden werd. Kim De Gelder: “Ik kan u daar een antwoord op geven, maar dan zou ik mijzelf alleen maar dieper in de put steken.”

Daarbij is het onduidelijk wat hij bedoeld, want: welke De Gelder spreekt hier? Bekijken we deze uitspraak vanuit het standpunt van de verdediging, dan zal De Gelder bedoelen dat hij er triest van wordt. Moorden, zo zou De Gelder immers veel zeggen, is ook voor hem kwetsend. Zetten we echter de bril van de burgerlijke partijen op, dan is de koele, berekende De Gelder te zien. De De Gelder die met verdediging en strategie bezig is.

Dat fundamentele conflict flakkert later opnieuw op door een vraag van Vermassen. Die alludeert opnieuw op “de show” die De Gelder opvoert. Als De Gelder compleet naast de kwestie antwoordt en een onsamenhangende uitleg doet, merkt de voorzitter op dat hij moet antwoorden op de vraag. Daarop veert Haentjes recht: “Laat hem alstublieft antwoorden! Als u een vraag stelt en hij antwoordt onsamenhangend, laat hem dat dan doen!”

Als Kim De Gelder in de late namiddag het woord neemt, is dat wederom erg bevreemdend. Na een stilte: “Ik… (stilte)” Voorzitter: “Wenst u te antwoorden op een vraag of iets te zeggen?” En dan, verrassend: “Ik zou nu… Graag allemaal proberen uitleggen wat er zich heeft afgespeeld… (stilte)”
Kim De Gelder zwijgt, twijfelt, houdt de micro vast. In de zaal hangt een spanning, de voorzitter wacht af, meester Haentjes bekijkt zijn cliënt.

Kim De Gelder: “Vindt u het goed als ik het…”
Voorzitter: “Zegt u het maar.”
Kim De Gelder: “Ik weet niet of ik toestemming moet vragen. Is het goed als ik nu… of morgen… zeg wat er gebeurd is?”
Voorzitter: “Zegt u maar.”
Kim De Gelder: “Ik twijfel te veel om met zekerheid te zeggen wat zich daar heeft afgespeeld. Dus ik zou… (lange stilte) Ik wil nu, ik wil nu gewoon, op dit moment, nu ik er de kans voor heb, nu die mensen er zitten, mijn excuses aanbieden voor wat zich heeft afgespeeld. Dat is alles wat ik nu wil zeggen.”
Voorzitter: “Over de feiten zelf wenst u niets te zeggen voor het ogenblik?”
Kim De Gelder, na een lange indringende stilte: “Ik zal wachten tot morgen.”

Wat wel komt al komt, is opnieuw een uithaal naar Jef Vermassen. De Gelder schreeuw luid ‘Larie!’ als Vermassen de onderzoeksrechter ondervraagt. Daarna volgen twee vreemde momenten.

Kim De Gelder richt zich plots tot zijn advocaat Haentjes: “Stopt er gewoon mee, ik ben niet ziek. Ik heb u mijn drijfveren gegeven, op een briefje. Je weet dat ik ze niet kan uitleggen…” Als Haentjes wil verder gaan, onderbreekt hij weer: “Leg het alstublieft uit nu, ik vrees anders dat ik het nooit meer ga kunnen doen.” Haentjes negeert zijn cliënt en gaat verder met zijn ondervraging van de onderzoeksrechter. De Gelder heeft echter verwachtingen gezaaid met zijn verwijzing naar een briefje met zijn motieven, zo zal blijken uit vele vragen van zowel de jury als de burgerlijke partijen.

Zijn laatste provocatie van de dag doet De Gelder net voor de zitting geschorst wordt. Hij wil weten of hij nog aanwezig moet zijn op het proces. Consternatie in de zaal. “Ik vrees dat ik het Hof nog veel ga minachten, en ik wil dat vermijden.” De voorzitter zegt dat hij verplicht is. Na een lange stilte volgt de merkwaardige uitsmijter: “De slachtoffers willen mijn drijfveren kennen, vroeg of laat, mijn advocaat weet ze. Dus als de jury vragen heeft, stel ze aan mij of mijn advocaat. Dat is alles, Jaak.”

Vrijdag 01 maart: ‘Ge moet geen show geven’

De laatste procesdag van de eerste week is wederom een dag waarin De Gelder zweeft tussen zin en waanzin. Opmerkelijk: De Gelder en Haentjes komen in een emotionele aanvaring terecht. Waar De Gelder op donderdag nog zijn advocaat toesprak als slachtoffer ervan (“Stopt er gewoon mee, ik ben niet ziek”), zal hij hem nu berispen.

De Gelder doet merkbaar moeite om redelijk over te komen, door met zachte stem en helder te antwoorden op vragen van de jury. Als een jurylid echter doorvraagt over zijn vreemde gedrag in Fabeltjesland (een getuige zag hem op en neer springen en op een peuter trappen), dan klinkt meteen weer de ingehouden woede en arrogantie van de eerste dagen in De Gelders stem. “Ik heb niet gesprongen. En dat is alles wat ik daarover te zeggen heb. Dat moet u onthouden.”

Opmerkelijkste feit van de dag is een ruzie tussen de beschuldigde en zijn advocaat. Als die laatste het woord neemt, wordt hij onderbroken door De Gelder. Er volgt een steeds vreemder wordende discussie.

Kim De Gelder: “Dit is gewoon een vraagstelling. Maar ik wil u niet voor zijn ofzo, maar ik wil iets zeggen over mijn drijfveren.
Haentjes doet tekens en zegt dat hij die drijfveren moet zeggen.
Kim De Gelder: “Ik heb ze u gegeven.”
Voorzitter: “Als hij zijn briefje terugwil…”
De Gelder, na een stilte: “Ge weet maar heel goed dat het te maken heeft met motieven. Ik wil dat gerust uitleggen aan de jury ook.”
Haentjes: “Maar zeg het dan, zeg waarom je naar Elza geweest zijt, Kim! Leg het uit alstublieft! Ik leef er al 4 jaar mee! Zeg het aan die mensen, wat daar gebeurd is, ik hou u niet tegen.”
Kim De Gelder: “Ge moet geen show geven.” Hij gaat weer zitten, de zaak is gesloten voor hem.

’s Avonds zal De Gelder verklaren dat de pers wel foto’s van hem mag nemen. “Eigenlijk maakt dat niet zoveel uit. Dat is geen probleem.” Amper een kwartier nadat de persrechter de pers hiervan op de hoogte bracht, moet diezelfde persrechter alweer melden dat De Gelder dat weer intrekt. Vervolg op maandag.

Zwart, wit of zwartwit

In de eerste procesweek toonde De Gelder verschillende gezichten per dag. Wilde hij in de voormiddag laten geloven zelf enorm te lijden onder wat hij gedaan heeft, zo schoffeerde hij in de namiddag zowel het Hof, de burgerlijke partijen als zijn eigen verdediging. Hij zei mee te leven met de slachtoffers, maar kwetst die door zeer vaag te zijn over zijn motieven.

De hamvraag van dit proces is niet de schuldvraag. Wel: is Kim De Gelder toerekeningsvatbaar of niet? Een belangrijk juridisch verschil: wie immers ontoerekeningsvatbaar is, kan niet verantwoordelijk gesteld worden voor zijn daden. En er dus ook niet voor gestraft worden. Haentjes zal dat bepleiten, met de duidelijke kanttekening dat De Gelder opgesloten moet worden. Vermassen en de rest willen De Gelder neerzetten als koele moordenaar die zijn misdaden secuur heeft voorbereid.

Het antwoord op die belangrijke vraag is erg complex, zelfs psychiaters ruziën erover. Die vraag lijkt immers een goede metafoor voor De Gelder zelf: erg complex en niet eenduidig. Paradoxaal genoeg is het antwoord op die vraag dus simpel: er is geen simpel antwoord. Toch zal aan de volksjury een heel eenvoudig antwoord gevraagd worden: toerekeningsvatbaar of ontoerekeningsvatbaar? Zwart of wit? Moeten we echter niet eerder werken met gradaties van toerekeningsvatbaarheid, zoals ze dat in Nederland doen?

Vergelijk het met Alzheimer: een Alzheimerpatiënt kan ook nog heldere flitsen hebben. Of concreter: vergelijk met een defecte elektriciteitsdraad. Die kan de ene keer wel verbinding geven, de andere keer niet. Dat lijkt ook voor De Gelder op te gaan: hij heeft zijn daden voorbereid. Maar die daden werden hem door stemmen en een oncontroleerbare drang opgedragen. Tijdens het plegen van de feiten lijkt hij ook op een andere wereld geweest te zijn. Belangrijke noot: dat zegt hij zelf. En dus moeten we dat juist kaderen. Echter: de psychiaters zijn het erover eens dat hij lijdt aan psychoses en een persoonlijkheidsstoornis heeft.

De vraag blijft dus of we het ons kunnen veroorloven zo’n complexe vraag, zo simpel te laten beantwoorden?

Herlees: Als ik Kim De Gelder tegenkom, dan nijp ik hem dood

Herlees hier de liveblog van de eerste zittingsdag van het assisenproces Kim De Gelder

Herlees hier de liveblog van de tweede zittingsdag van het assisenproces Kim De Gelder

Herlees hier de liveblog van de derde zittingsdag van het assisenproces Kim De Gelder

Herlees hier de liveblog van de vierde zittingsdag van het assisenproces Kim De Gelder

Herlees hier de liveblog van de vijfde zittingsdag van het assisenproces Kim De Gelder

Herlees hier de liveblog van de zesde zittingsdag van het assisenproces Kim De Gelder

Partner Content