Leo Neels

‘De VRT kan het nooit goed doen: te weinig kijkers is niet ok, te veel is ook wat verontrustend’

Leo Neels Advocaat en Prof. (em.) Mediarecht KULeuven en UAntwerpen

‘De VRT dreigt een prijs te moeten betalen voor zijn comfort van de voorbije jaren’, schrijft Leo Neels. ‘Dat comfort leidde, voorspelbaar, tot een blinde vlek voor de omgevingsfactoren.’

De VRT trekt zijn besparingsplan in, omdat de regering te weinig middelen verstrekt om de besparing succesvol in te zetten. Dat lijkt contradictorisch, inderdaad, maar eigenlijk is het symptomatisch voor het omroepbeleid sedert jaren. Beterschap is niet zeker.

We kennen de openbare omroep sedert 1930. Toen waren er private radiostations, gestart door ingenieursfabrieken. Niet zozeer omdat die wilden innoveren, maar om een markt te creëren voor hun radiotoestellen. Dat sloeg aan. De eerste interventie van de overheid liet wat op zich wachten, en was drastisch. Alle private omroepen werd met één pennetrek illegaal verklaard, en de staat monopoliseerde de nieuwe technologie. Vrijwel iedereen zweeg. De radiomarkt groeide toch gestaag en de overheid had dat rare communicatiedinges weer onder controle. Oef…!

‘De VRT kan het nooit goed doen: te weinig kijkers is niet ok, te veel is ook wat verontrustend’

Er wordt eigenlijk maar laat nagedacht over het concept “openbare omroep”, vanaf de vijftiger jaren, toen het BBC-monopolie bedreigd werd door ITV. Independent Television! De BBC ging in het defensief, en eigenlijk ligt daar nog steeds de basis van het denken rond openbare omroep. De BBC claimde een universele dienstverlening, wat met antennes in een geaccidenteerd landschap als het Britse een forse rem op de mededining zette, en de taken informatie, educatie en ontspanning. Dat zijn, in werkelijkheid, àlle mogelijke tv-genres. Met andere woorden, er zijn eigenlijk weinig of geen onderscheidende kenmerken voor openbare dienstverlening op omroepvlak.

‘De overheid is lang angstvallig omgegaan met ‘haar’ openbare omroep.’

Dat is ook zo gebleken. Piratenradio’s en, later, private radio’s en, nog later, een privaat televisiestation – VTM in 1989 – wonnen makkelijk publiek. Vlamingen keken voorheen ook massaal naar Nederlandse zenders, en dat was nooit vertaald in termen van een noodzakelijk verbetertraject voor de oude BRT. De kijker vergiste zich, het Instituut had gelijk.

De overheid is ook angstvallig omgegaan met ‘haar’ openbare omroep; één van de vreemde contradicties was dat die intern dood gepolitiseerd werd in allerlei politieke evenwichtjes in benoemingen en bevorderingen – het cultuurpact indachtig. Iedereen moest toch correct aan bod komen, want de omroep was toch van iedereen… Maar de kijker keerde zich wel af. Ook dat werd in de Wetstraat of, later, de Jozef II-straat, niet geanalyseerd.

Er was wel, en dat is van alle tijden, grote onvrede over de openbare omroep in politieke kringen, maar niet genoeg om er iets aan te doen. Net zoals dat het geval was toen omroep nog een ‘nationale’ materie was, is dat het geval gebleven nadat Vlaanderen zelf bevoegd werd. De BRT, de BRT ‘Nederlandse Uitzendingen’ (sic!), en later de VRT leed vaak onder een haat-liefde-verhouding met de politieke autoriteit, en onder wisselvalligheid van het politiek inzicht. De periode onder Bert De Graeve (1996-2002) was de uitzondering, het was ook de periode van een reëel aggiornamento, toen de latere Woestijnvissers nog grotendeels binnen de VRT opereerden. Tony Mary (2002-2006) maakte er een steekspel van met de Vlaamse Regering, Dirk Wauters (2007-2009) worstelde onder de politieke nasleep van die guerillaperiode en de sterk gestarte Sandra De Preter (2010-2014) kon door gezondheidsproblemen haar werk niet afmaken. Er is sedertdien gewerkt met overgangsfiguren en dat is, geheel los van de personen en hun inzet, een ondankbare en onmogelijke taak… Eigenlijk was het structureel voor zo’n groot bedrijf ook een onbegrijpelijke beslissing.

Wispelturig beleid

Het beleid is te wispelturig voor zo’n groot bedrijf. Zo kon de vorige Vlaamse mediaminister doen alsof er geen financiële remmen waren, en moest dit uiteraard onder deze Vlaamse regering tot grote ontnuchtering leiden. Dit zegt toch ook veel over de openbare omroep zelf. Die heeft geen al te kleine managementlaag, maar deze heeft geen groot werk gemaakt van een échte toekomstvisie of planning op de langere termijn. Tegen de ervaring met instabiliteit, had een eigen visie op stabiliteit kunnen staan, op weerbaarheid in budgetair moeilijke tijden. Zulke visie is er niet echt, men schijnt nog altijd van legislatuur naar legislatuur te kabbelen en aan te nemen dat het wel zal meevallen.

Dat is voor een bedrijf met 2.000 personeelsleden, syndicaal tamelijk militant georganiseerd, in een fragiele en niet altijd vertrouwenwekkende omgeving niet erg geruststellend. Die omgeving wordt ook bespeeld door de private omroepen. Niemand analyseert eigenlijk dat die een behoorlijk aantal radio- en tv-stations, websites en sociale media kunnen exploiteren met een aanmerkelijk kleinere bemanning en behoorlijk aanbod.

En die private omroepen bewaken hun uitsluitende inkomstenbron, waarvoor ze concurreren met Google, Netflix, Liberty, Facebook en dergelijke. Had iemand het anders verwacht?

‘Gemakkelijk bestuur levert meestal meer inefficiëntie dan resultaat.’

De openbare omroep kan het, in werkelijkheid, nooit goed doen. Te weinig kijkers of luisteraars is niet OK, te veel is ook wat verontrustend. Dat komt omdat men opteerde voor een monopolie van de overheidsdotatie én voor reclamegeld – een foute keuze van het verleden. Die is nog moeilijk terug te schroeven, zo wordt vaak gezegd, maar is dat eigenlijk wel zo? Het is ambitieus om de gemengde financiering terug te schroeven, dat is zeker, maar goed bestuur is altijd ambitieus. Makkelijk bestuur levert meestal meer inefficiëntie dan resultaat.

De openbare omroep kan het ook niet goed doen als men niet duidelijk is over zijn échte taken. Het is onthutsend dat de dikke bovenlaag van de VRT, waar veel goede professionals deel van uitmaken, dat debat niet voedt en laaft met strategische inzichten en ideeën. Men verwijst naar ronkende teksten uit Europese gremia die de noodzaak van “de” openbare omroep in het kader van de vooruitgang der volkeren bepleiten. En men verwijst naar grote openbare omroepen uit andere landen die nog méér geld krijgen, zonder te beseffen dat noch de retoriek, noch de overfinanciering elders, noch de onvergelijkbaarheid van wat vergeleken wordt indruk maken.

‘Ook de politiek kan geen duidelijkheid creëren over de échte taken van haar openbare omroep. De decretale omschrijving ervan is ontstellend en lachwekkend.’

Ook de politiek kan geen duidelijkheid creëren over de échte taken van haar openbare omroep. De decretale omschrijving ervan is ontstellend en lachwekkend. Ze komt er nog steeds op neer dat de openbare omroep alles moet doen, met accenten links en accenten rechts, met doelgroepen boven en doelgroepen onder, en met focus in het midden en focus opzij. Dat is geen taakomschrijving, dat is een supermarkt.

Er is geen enkel bedrijf dat dergelijke objectieven behoorlijk kàn invullen. Daarover had het debat dienen te gaan sedert men die ongelukkige oplijsting van dingen als ‘openbare omroepopdracht’ in een decreet heeft gezet, eigenlijk is het onzin. De verlegenheid wordt verborgen achter een kwaliteitscriterium. Alsof de overheid enig monopolie, voorrecht of automatisme op kwaliteit zou hebben. Integendeel, déze regelgeving – een overheidsproduct – is verwarrend, inconsistent, onproductief en onuitvoerbaar (vgl. Over regelgeving: C.S. Sunstein, Simpler, The Future of Government, 2013, 35).

Schade opmeten

Met beide onvermogens, dit van de VRT-top om een eigen toekomst te ontwerpen in tijden van budgetaire problemen, en dit van de politiek om échte prioriteiten te stellen in plaats van van alles en nog wat in een vaag compromis op te nemen, is de VRT in een lastig parket terechtgekomen, en veroordeeld om een prijs te betalen voor zijn comfort van voorbije jaren. Dat comfort leidde, voorspelbaar, tot een blinde vlek voor de omgevingsfactoren.

De lange termijn moest nog niet echt bekeken worden – zoals in het gebed van Sint Augustinus, die de Heer aanriep om de gave van kuisheid te verkrijgen, en er snel aan toevoegde… “maar nog niet vandaag”. Naar nu blijkt, kan plots alles wat gedurende lange tijd te vroeg leek, eigenlijk te laat komen. Dan kan je alleen nog de schade opmeten…

Neen, écht excelleren doet de openbare omroep niet genoeg, en toch is dat de verwachting. Een rechtmatige verwachting: velen oordelen dat er talent voor is en middelen. Er is een hele grote bovenlaag en die wordt nu toch vooral geconfronteerd met te weinig pro-activiteit, te weinig visie, te weinig verbeelding. Er is een hele forse redactie, met veel talent, maar ook met veel middelmaat. Er is veel creatief talent, maar vindt dat wel altijd zijn beste weg naar de microfoon of de camera of de juiste taak? Was er een fundamenteel tekort aan pret- en prutprogramma’s op onze schermen? Aan nog eens een praatshowtje? Aan weer een protserig decor, en nieuwe logo’s?

Een Russisch Eerste Minister, Viktor Chernomyrdin, keek eens terug op zijn pogingen om in de post-USSR-periode en voor Poetin, de zaken te vernieuwen en aan hem wordt de uitspraak toegeschreven volgens dewelke “we er voortdurend naar streefden om nieuwe organisatievormen te vinden, maar zonder uitzondering bleken ze telkens terug neer te komen op de Communistiche Partij van de Sovjet-Unie” (M. Barber, How to run a Government, 2015, xv) Dat is het treurig lot van de VRT, in een omgeving die te weinig ambitie heeft, zowel in het langdurig politiek beleid als in de VRT-top.

Politiek, zo zegt men wel eens, is de kunst van wat mogelijk is, maar nastreven van wat onmogelijk leek definieert de succesperiodes, ook die van de VRT. Soms kon de VRT draaien als een tierelier en nu krijgt men geen deuk meer in een pak boter in zijn eigen debat.

De verantwoordelijkheid is complex en gemengd, en gaat van de vorige meerderheid/oppositie naar de huidige oppositie/meerderheid. Beweren, zoals sommigen doen, dat deze regering “een algemene haat tegen de cultuur- en mediasector koestert, en dat van deze regering VRT kapot moét”, zoals een Vlaams parlementslid niet al te fijnbesnaard deed, is loze praat.

Gemakkelijke oplossingen zijn er niet

Het probleem overstijgt de politieke rellerigheid die niemand dient; gemakkelijke oplossingen zijn er niet. De kern van de vraag is: laat het dossier niet rotten, definieer de oplossing. Daarop volgt of de roep naar méér geld, of een grote stilte. Die ideeënarmoede kan de VRT zich niet veroorloven. In de vorige eeuw luidde het: “the duty of the opposition is to oppose”. Vandaag is het politiek roepmodel achterhaald, en is er nood aan “the talent to oppose” en “the talent to govern”.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content