De spurt van het jaar: ‘Wie wint op de Champs-Elysées, rijdt de geschiedenisboeken in’

De slotrit op de Champs-Elysées: 'Toon spurters de rode vlag en die mannen staan op uit de doden.' © Corbis via Getty Images
Jef Van Baelen
Jef Van Baelen Journalist voor Knack

Met een koninklijke sprint op de laan der lanen eindigt zondag de Ronde van Frankrijk. Freddy Maertens, Eric Vanderaerden en Johan Museeuw verklappen hoe je in Parijs kunt winnen. ‘Het is de perfecte aankomst voor Peter Sagan.’

De Champs-Élysées, de trots van de Parijse beau monde, vormt sinds 1975 het eindpunt van de Ronde van Frankrijk. België telt negen overwinningen op de Champs-Élysées, geen enkel land doet beter. Freddy Maertens, Eric Vanderaerden en Johan Museeuw wonnen er respectievelijk in 1981, 1984 en 1990.

‘Mij valt op hoe die rit jaar na jaar aan belang lijkt te winnen’, zegt Freddy Maertens, goed voor vijftien etappezeges in de Ronde van Frankrijk tussen 1976 en 1981. ‘Vroeger was het een van de eenentwintig Tourritten, vandaag is de Champs-Élysées het officieuze wereldkampioenschap van de sprinters.’

Volgens Eric Vanderaerden (vijf ritzeges tussen 1983-1995) ligt het aan de setting: ‘Een peloton dat door die wereldstad vlamt met het publiek rijen dik: zulke beelden blijven bij.’ Vanderaerden zit in de Tour als begeleider van de vips voor Lotto-Soudal. ‘Gisteren vroeg een gast naar mijn winst in Parijs. Ja, dan ben ik al gauw vijf minuten zo trots als een pauw aan het vertellen, hè. ( lacht) Parijs is de legende, een beetje zoals winnen op Alpe d’Huez of de Mont Ventoux, maar dan voor de rappe mannen. Wie wint op de Champs-Élysées, rijdt de geschiedenisboeken in.’

De spurt van het jaar: 'Wie wint op de Champs-Elysées, rijdt de geschiedenisboeken in'

‘Natuurlijk is het niet niks om op de Champs-Élysées te winnen, maar zelf plaats ik het niet bij mijn grootste zeges’, nuanceert Johan Museeuw (twee ritzeges tussen 1988-2001). ‘Misschien omdat ik mezelf niet als een topspurter beschouw. Het was geen koers waar ik van droomde, maar op mijn palmares staat het wel mooi.’

Een spurter kan onmogelijk een prestigieuzere koers winnen dan op de Champs-Élysées, vindt Vanderaerden. ‘Het heeft iets heroïsch. Drie weken Ronde van Frankrijk zijn een genadeloze afvalrace. Een sprinter die de Tour uitrijdt, mag zich sowieso op de borst kloppen: verteer die Alpencols maar eens met een lijf dat gebouwd is voor snelheid. De Champs-Élysées is dus een sprint van overlevers. Het peloton is uitgedund en de sterkste overgebleven spurter haalt het.’

‘Als je valt of pech hebt, is het een ander verhaal, maar van een toegewijde prof mag je verwachten dat hij Parijs haalt’, vindt Maertens. ‘Hij moet er natuurlijk veel voor opofferen, maar afzien ligt in ons karakter. Gelukkig zijn de omstandigheden menselijker dan toen ik nog fietste. Nu slapen ze in goeie hotels, wij sliepen in slaapzalen van aftandse scholen op het Franse platteland. Ik gun de mannen van vandaag hun luxe, maar wij hadden het zwaarder.’

‘De schoonheid van Parijs kan mij ook wel raken, ‘ zegt Museeuw, ‘maar niet als ik op een fiets zit na drie weken Tour. Je bent daar om je job te doen. En of er nu tien man langs de kant staan of honderdduizend, of je in een boerengat zit of in de mooiste stad ter wereld: voor een doorgewinterde prof verandert dat niets aan de zaak.’

Vanderaerden: ‘Voor mij dus wel. Ik kreeg kippenvel toen ik Parijs binnenreed.’

Hoe voelt een renner zich na drie weken Tour de France?

Eric Vanderaerden: Uitgewrongen. Alles doet pijn, je wilt naar huis. Maar als je kunt afsluiten met een overwinning, verdwijnt die vermoeidheid als bij toverslag.

Johan Museeuw: Spurters zijn vreemde kerels, dat mag je nooit vergeten. Zelfs als ze onderweg hebben afgezien als een beest: toon hen de rode vlag en die mannen staan op uit de doden.

Hoe win je op de Champs-Élysées? Moet je de laatste bocht ingaan bij de eerste drie?

Museeuw: Dat hoeft niet. De toppers kunnen een sprint lezen, die slaan toe op het juiste moment. Niet te vroeg en niet te laat.

Vanderaerden: Normaal is het beter om bij de eersten de laatste rechte lijn op te draaien, ja. Maar daarvoor moet je ijzersterk zijn en moet de ploegtactiek tot in de kleinste details kloppen. Zelf won ik met een trucje. Het peloton nam de bocht ruim en slingerde naar de linkerkant. Ik deed een sprint-voor-de-sprint en zocht de andere kant van de weg op. Wie mij wou terughalen, kon niet profiteren van mijn zog. De achtervolgers aarzelden twee seconden en ik was ervandoor.

De spurt van het jaar: 'Wie wint op de Champs-Elysées, rijdt de geschiedenisboeken in'

Museeuw: Ik begon mijn sprint erg vroeg, want dat was de enige manier waarop ik kon winnen. Ik had niet de eindjump van de echte sprinter.

Freddy Maertens: Ik deed het zoals ik bijna al mijn sprints won: met een groot verzet. Een gouden tip voor de Champs-Élysées: neem de binnenkant van de bocht, zodat je op volle snelheid naar de finish rijdt. In 1981 won ik vijf ritten, waaronder die op de Champs-Élysées. Voor de journalisten kwam dat als een donderslag bij heldere hemel, voor mij niet. Na één minder seizoen had de pers me afgeschreven, maar ik wist dat ik nog veel in de tank had. Samen met Marc Demeyer en Michel Pollentier had ik mij maniakaal op die Tour voorbereid, dus ik wist: ze gaan van goeden huize moeten zijn om mij te kloppen.

Tijdens de rit naar Parijs gaat het carnavalesk toe: renners drinken champagne op de fiets en dragen pruiken of gekke hoedjes. VRT-commentator Michel Wuyts ergert zich daar blauw aan.

Vanderaerden: ( blaast) Die jongens hebben de drie zwaarste weken van hun leven achter de rug. Dat ene verzetje moet je hen gunnen. De renners doen het rustig aan tot ze Parijs binnenrijden. Daarna is het koers.

Maertens: Bij ons bestond dat nog niet, wij knalden van minuut één. Ik zie die carnavalstoestanden niet graag, het is slechte reclame voor de koers. De supporters staan er om de renners te zien strijden, niet om hen smoelen te zien trekken. Eddy Merckx zou zich daar nooit toe verlaagd hebben, in geen duizend jaar. Lance Armstrong begon met die clownerieën, en sindsdien is het alleen maar erger geworden.

Museeuw: In de jaren negentig dronken we ook al champagne in de rit naar Parijs, maar de pruiken en het carnaval waren er nog niet bij. ’t Zou niet in mijn aard gelegen hebben maar als een ander daar zin in heeft, waarom niet?

Wordt er na de Champs-Élysées wild gefeest?

Maertens: In mijn tijd zeker niet. Wij gingen zo snel mogelijk naar huis. Er bestonden geen gsm’s, contact met het thuisfront was zeldzaam. Maar heimwee was niet de hoofdreden. De dag na de Tour begon het criteriumcircus: veertig, soms wel vijftig koersjes, van Frankrijk tot in Duitsland. Een hele planning om dat allemaal te regelen. Gelukkig nam sportdirecetur Lomme Driessens dat in handen, samen met mijn manager. We sliepen zo weinig mogelijk op hotel en reden dikwijls met de fiets naar dat criterium, om nog een beetje geld te besparen. En om te trainen voor het WK, dat in die tijd in september viel. In de criteriums kon je mooi geld verdienen, in de Tour niet, of toen toch niet. Ook dat is erg veranderd.

De spurt van het jaar: 'Wie wint op de Champs-Elysées, rijdt de geschiedenisboeken in'

Vanderaerden: Ik stond twee keer op het eindpodium in Parijs: in ’84 door te winnen op de Champs-Élysées en in ’86 met de groene trui. Jammer genoeg was er daarna geen feestje. Na de finish was het: werk gedaan, terug naar moeder de vrouw.

Museeuw: Eén keer heb ik gefeest op de Champs-Élysées: toen we de gele trui wonnen met Greg LeMond. Maar als de ploeg er niet op had aangedrongen, was ik naar huis gegaan.

Vanderaerden: Tegenwoordig houden alle teams een feestje na de Champs-Élysées, zelfs als ze niks gewonnen hebben. Ze maken van de nood een deugd, want de ploegen blijven allemaal zondagnacht nog in Parijs. Sinds een paar jaar is de aankomst van die laatste rit pas rond zeven uur. Veel volgers van de Tourkaravaan vinden die laatavondfinish maar niks, maar ik ben fan. Het is een zondagavond in het bouwverlof: de mensen zitten massaal voor de buis. Zo eindigt de Tour met een knal.

De Tourkaravaan maakt de dag voordien een zware verplaatsing vanuit Espelette, het uiterste zuidwestelijke punt van Frankrijk.

Vanderaerden: Voor de renners stelt dat weinig voor, zij nemen zondagochtend het vliegtuig of de TGV. Maar voor de medewerkers, zoals ik, is dat zware koek: 800 kilometer met de auto! Als je het Tour de France-circus wilt meemaken, hoort dat er nu eenmaal bij.

Wie is dit jaar favoriet op de Champs-Élysées?

vanderaerden: Voor de sfeer bij mijn vips maar ook omdat het een sympathieke kerel is, hoopte ik op André Greipel, maar hij is al uit de Tour gestapt.

Museeuw: We hebben al erg diverse coureurs sprints zien winnen. Fernando Gaviria heeft de snelheid van de topspurter, maar hij is een allround renner die we ook in de Vlaamse koersen zullen tegenkomen. Dylan Groenewegen is meer de traditionele Tourspurter, met een sterke eindjump. Maar die hebben nu allebei opgegeven. Ik tip dus op Peter Sagan.

Sagan heeft nog nooit gewonnen in Parijs.

Museeuw: Dat is in zijn carrière niet meer dan een detail. Die kerel heeft al zo veel gewonnen.

Maertens: Het is de perfecte aankomst voor Sagan: kasseien, licht bergop en een laatste bocht die enige stuurkunst vergt. Ooit wint hij hier, dat kan niet anders. Ik vond hem in de eerste week zeer verbeten koersen. Sagan wil wraak omdat hij vorig jaar uit de Tour werd gezet.

9 Belgische ritwinnaars op de Champs-Elysées

1975: Walter Godefroot

1980: Pol Verschuere

1981: Freddy Maertens

1984: Eric Vanderaerden

1985: Rudy Matthijs

1990: Johan Museeuw

1998: Tom Steels

2004: Tom Boonen

2008: Gert Steegmans

Is een sprint onvermijdelijk op de Champs-Élysées? In 2005 won Alexandre Vinokourov na een ontsnapping.

Museeuw: Met al die sprintersteams die erop gebrand zijn nog één keer uit te pakken, heb je een half mirakel nodig om de spurt te ontlopen. Verwacht dus ook geen Belgische winnaar. We hebben momenteel geen sprinter en dan maak je op de Champs-Élysées in principe geen kans.

Vanderaerden: Tenzij de weergoden andere plannen hebben. De stenen van de Champs-Élysées liggen er op zich niet slecht bij, maar er plakt allerlei vuiligheid aan het wegdek: olie, condens van de airco, stof. Bij regen wordt dat een vettig sopje. Gevaarlijk om over te fietsen en dat is in het voordeel van de vluchters, want die durven meer.

Waarom zou een klassementsrenner niet aanvallen in Parijs? Stel dat het verschil tussen de eerste en de tweede maar een seconde of tien is.

Vanderaerden: Er bestaat een gentleman’s agreement om in Parijs niet meer aan te dringen. Het klassement wordt beslist in de twintig ritten vóór de Champs-Élysées. Nu, als er een grote valpartij is waar de gele trui bij ligt, dan steek ik er mijn hand niet voor in het vuur dat de belagers zullen wachten.

Museeuw: Ik heb het één keer meegemaakt dat de gele trui van schouder wisselde in Parijs.

Dat was in die tijdrit tussen Greg LeMond en Laurent Fignon, in 1989. Een nagelbijter, LeMond won de Tour met 8 seconden voorsprong.

Museeuw: Klopt. En ik reed toen voor het ADR van LeMond. De Tourorganisatie heeft daarna nooit meer een tijdrit op de laatste dag geprogrammeerd.

Vanderaerden: Terecht. Tussen LeMond en Fignon werd het toevallig nog spannend, maar voor hetzelfde geld is zo’n afsluitende tijdrit een maat voor niets. En da’s toch jammer voor die tienduizenden Parijzenaars aan de kant.

Museeuw: De traditie vraagt een sprint, ja.

Maertens: Ik ken het perfecte compromis: in 1976 was er ’s ochtends een korte tijdrit door Parijs en in de namiddag een gewone etappe. Die tijdrit won ik trouwens: ik ben de enige Belg met twee zeges op de Champs-Élysées. Dat record pakken ze me niet snel af.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content