De klas van 2018: ‘Later word ik president van de wereld. Wie stopt anders de oorlog?’

© Debby Termonia

Na haar vlucht uit Syrië en jaren kinderarbeid in Istanbul belandde Amina in Scherpenheuvel. In een mum van tijd ontpopte ze zich er tot de vlijtigste leerling van de klas.

AMINA

Zesde jaar kantoor, KS Diest

‘2018 is een jaar vol stress en verdriet geweest. Vijf procent was goed en vijfennegentig procent slecht. In het begin van het jaar viel Turkije mijn dorp Afrin binnen, in het Koerdische gebied in het noorden van Syrië. Mensen werden vermoord, opgepakt en alleen voor grote bedragen weer losgelaten. Het Turkse leger en radicale islamitische milities gooiden bommen op de huizen en er werd geplunderd. Een paar weken lang konden we geen contact maken met mijn oma en mijn familie. “We hebben hen verloren”, zei mijn mama.

‘Op een dag kreeg mijn mama telefoon van mijn oom uit Syrië. Hij vertelde dat iedereen nog leefde en dat ze ondertussen verhuisd waren naar Aleppo. Van hun huis in Afrin bleef niets meer over en de IS was het dorp binnengevallen. Ik was opgelucht, maar tegelijk ook verdrietig. In welke omstandigheden moeten zij daar leven?’

***

‘In die periode zijn we vaak naar demonstraties geweest. In Brussel, Antwerpen, Leuven, overal. Het was voor niets, zoals altijd. Een president moet niet achter zijn bureau blijven zitten, hij moet meeleven met de mensen en in actie komen. Niet om kinderen in duizend stukken te bombarderen, zoals Assad, maar om voor vrede te zorgen.

Wie naar een ander land vlucht, moet zo veel mogelijk moeite doen om dat land te bedanken voor de opvang.

‘We zijn al meer dan acht jaar in oorlog en nog altijd is er niets veranderd. Europa, Rusland, Amerika, ze kijken allemaal toe in plaats van in te grijpen. Het probleem is dat iedereen aan de oorlog verdient. Ze hebben er geen belang bij dat het stopt.

‘Maar weet je wat het ergste is? Dat we de Syrische oorlog dit jaar niet meer op tv gezien hebben. Het interesseert de mensen blijkbaar niet meer. In de plaats daarvan krijgen we beelden te zien van prinsen en prinsessen die trouwen en een duur feestje bouwen.

‘Ik vrees dat het in 2019 juist hetzelfde zal blijven. Ik heb niet veel hoop meer.’

***

‘Ik hou van België. Het is een veilig land, dat is het belangrijkste. Soms ben ik bang dat ik teruggestuurd zal worden. Mijn paspoort is een jaar geldig en elk jaar moet ik het opnieuw aanvragen. Als het te lang duurt voor ik iets hoor, word ik bang.

‘Iedereen die naar een ander land vlucht, moet zo veel mogelijk moeite doen om dat land te bedanken voor de opvang. Je moet werken, studeren, de taal leren. Zodat ze niet kunnen zeggen dat je het land slechter maakt – je maakt het juist beter.

‘We zijn met zeven thuis: mijn vader, mijn moeder en vijf kinderen. We wonen in een appartement in Scherpenheuvel. Met de buren hebben we weinig contact. Dat vind ik zo raar in België. Er staan zo veel mooie woningen met zulke grote tuinen, maar om acht uur ’s avonds gaan de rolluiken naar beneden en zie je buiten niemand meer. Bij ons in Syrië praten alle buren met elkaar en spelen de kinderen op straat, tot ’s avonds laat.

‘In Turkije was het racisme erger dan in België. Daar kreeg ik de hele tijd te horen dat ik een Koerd ben, hier is het minder direct en gaat het vooral over het feit dat ik moslim ben. Op straat of aan het bushokje hoor ik de mensen dikwijls roddelen: “Kijk, kijk, dat is een moslima.” Waarom zijn jullie zo bang voor de islam?

Nadat we uit Syrië waren gevlucht, heb ik drie jaar in fabrieken gewerkt in Istanbul.

‘Soms hoor of lees ik commentaren dat het ondertussen een beetje rustiger is in Syrië, en dat we dus stilaan kunnen terugkeren. Daar word ik zo kwaad van. Er is nog altijd oorlog in Syrië, niet alleen tussen Assad en de rebellen maar steeds meer tussen broers onderling. Nu wordt er ook binnen families gevochten. Ze zijn kwaad op elkaar omdat ze elk voor een andere partij gekozen hebben. Bovendien is het hele land kapotgeschoten. Wat zou ik daar moeten gaan doen?’

***

‘Het enige positieve dit jaar was dat ik elke dag naar school kon. Nadat we uit Syrië waren gevlucht, heb ik drie jaar in fabrieken gewerkt in Istanbul. Hard werk, en ik werd er heel weinig voor betaald. Van acht uur ’s morgens tot zeven uur ’s avonds moest ik onderbroeken in elkaar stikken.

‘De eerste dag hier op school was de gelukkigste van mijn leven. Ik wilde op school slapen, mijn vader kreeg me niet mee naar huis. Ik had er jaren naar uitgekeken.

‘Ondertussen zit ik in het zesde jaar kantoor. Het gaat goed. Mijn Nederlands wordt steeds beter en ik heb lieve leerkrachten. Elke minuut op school is belangrijk. Ik wil leren, leren, leren. Al die jongeren die zuchten en klagen omdat ze naar school moeten, ik vind dat niet normaal.

‘Wat ook goed was dit jaar, waren de boeken van Kader Abdolah die ik gelezen heb. Ik heb hem zelfs gezien, op een studiedag van OKAN in Diest. Hij vertelde hoe hij uit Iran naar Nederland gevlucht is en hier een nieuw leven opgebouwd heeft. Hij is echt een voorbeeld voor mij.

‘Later wil ik advocaat worden of president van de wereld. Ik weet dat het een hoge ambitie is, maar ik voel dat het gaat lukken. Wie zal er anders de oorlog stoppen?’

Partner Content