Daar is de inflatie weer: wat betekent dat voor u en uw spaargeld?

© Xavier Truant

De inflatie is terug. En dat heeft een impact op consumenten, spaarders, beleggers en vastgoedinvesteerders.

Voor de meeste mensen is inflatie een simpel gegeven: stijgende inflatie betekent dat de prijzen zijn gestegen en dat is slecht voor de portemonnee. En in dat opzicht lijkt 2021 een slecht jaar te worden. In februari steeg de inflatie in ons land van 0,26 procent naar 0,46 procent. Op basis van de huidige maandvooruitzichten schat het Federaal Planbureau dat de gemiddelde jaarinflatie dit jaar zal uitkomen op 1,4 procent (tegenover 0,74 procent in 2020). Wat dat betekent? Het winkelkarretje dat u vandaag vult voor 100 euro aan producten, zal u volgend jaar al 101,4 euro kosten. Op zich is dat helemaal geen probleem. Voor de consument zijn stijgende prijzen natuurlijk geen leuk vooruitzicht. Maar in het grotere geheel is inflatie wel een goede zaak, ze wordt zelfs omschreven als de smeerolie van de economie. Want stijgende inflatie betekent dat de prijzen stijgen, bedrijven meer winst maken en de lonen omhoog gaan. Kortom: inflatie houdt de economie draaiende. Om die reden streeft de Europese Centrale Bank ook naar een inflatie van net geen 2 procent.

Grondstoffen, energie, industriële bedrijven, banken: dat zijn ondernemingen en sectoren die profiteren van stijgende inflatie en rente.

Luc Aben, hoofdeconoom bij de bank Van Lanschot

Het is niet zo verwonderlijk dat de inflatie momenteel opveert. De coronacrisis legde vorig jaar het economisch leven helemaal lam, wat bijvoorbeeld de olieprijzen onderuithaalde (want er was geen vraag naar olie) en ook de vervoerstarieven voor zeecontainers onder druk zette (want er werd niets vervoerd). Intussen is het economisch herstel ingezet, waardoor de prijzen en dus ook de inflatie stijgen. Ook enkele tekorten stuwen de inflatie hoger, zoals het tekort aan computerchips omdat iedereen de voorbije maanden nieuwe laptops, smartphones en computerschermen kocht. ‘Al die tijdelijke fenomenen duwen de inflatie omhoog, waardoor ze op korte termijn kan doorstijgen naar 2 à 3 procent’, zegt Luc Aben, hoofdeconoom bij de bank Van Lanschot. Ook Koen De Leus, hoofdeconoom van BNP Paribas Fortis, verwacht slechts een tijdelijke inflatieopstoot. Naar het jaareinde ziet hij een terugval en stabilisatie op een lager niveau van 1,4 procent. ‘Tijdens de komende jaren, over pakweg drie à vijf jaar, kan de inflatie dan licht toenemen.’ We kunnen ons dus opmaken voor een stijgende inflatie. En dat heeft gevolgen.

De consument

De inflatie geeft aan in welke mate een mand gevuld met allerlei consumptieartikelen duurder wordt. Voor de consument lijkt inflatie een slechte zaak, al valt dat in de praktijk wel mee. Zeker in België, een van de weinige landen met een systeem van automatische loonindexering. De lonen zijn gekoppeld aan de zogenaamde gezondheidsindex: een korf met allerlei consumptiegoederen exclusief diesel, benzine, alcohol en tabak. Als de gezondheidsindex een bepaald niveau overschrijdt, dan stijgen de lonen, pensioenen en sociale uitkeringen. Op die manier wordt de koopkracht op peil gehouden.

Stijgende inflatie kan consumenten er wel toe aanzetten om meer te consumeren. Want waarom zou je wachten met de aankoop van een auto, als je weet dat die door de inflatie het jaar nadien nog duurder wordt? Dat principe houdt het systeem aan de gang. Voor consumenten wordt het daarentegen verraderlijk als de inflatie snel en fors oploopt. Grote en plotse prijsstijgingen veroorzaken eerder paniek, waardoor consumenten niet langer geld spenderen. Dat kan voor de economie het begin zijn van een negatieve spiraal. ‘Vooralsnog wijst niets in die richting. De inflatie zal licht stijgen, maar zeker niet helemaal ontsporen’, zegt Aben.

De spaarder

Spaarders zijn de dupe van inflatie. ‘Inflatie haalt onze koopkracht onderuit, zeker nu de Europese Centrale Bank de rente kunstmatig laag houdt’, zegt De Leus. De meeste spaarders zijn niet bezig met de inflatie. Ze kijken louter naar het rendement van hun spaarrekening. Dat is een eenvoudige rekensom: als je 50.000 euro hebt op een spaarrekening met een rente van 0,11 procent (het huidige rentetarief van de meeste spaarrekeningen), dan levert jou dat na een jaar 55 euro rente op. Dat is niet veel maar het is tenminste iets, zo redeneren de meeste spaarders.

Goud is het aantrekkelijkst als de rente laag is en er tegelijkertijd inflatie is.

Luc Aben, hoofdeconoom bij de bank Van Lanschot

De inflatie verandert dat beeld compleet. Want ze zorgt ervoor dat de waarde van geld vermindert: met een briefje van 50 euro koop je binnen een jaar minder spullen dan vandaag. Net daarom is het belangrijk voor spaarders dat hun spaarcenten meer opbrengen dan de inflatie, anders vreet de stijgende levensduurte de spaarcenten langzaam op. En precies dat is de situatie waarin de spaarder momenteel verkeert: de spaarrente zit al jarenlang op de bodem en zal daar volgens de meeste economen nog lang blijven hangen. Als intussen de inflatie stijgt, ziet de spaarder zijn spaarcenten nog meer verdampen op zijn spaarrekening. Concreet: uw spaarrekening met 50.000 euro en een spaarrente van 0,11 procent levert 55 euro rente op, maar met een gemiddelde jaarinflatie van 1,4 procent is er een reëel verlies aan koopkracht van 645 euro. De Leus: ‘Als je kijkt naar wat spaarders op hun deposito’s hebben verdiend sinds 2010, dan zie je dat ze in reële termen jaarlijks gemiddeld zo’n 1 procent aan koopkracht hebben verloren. Tien jaar later is dat dus 10 procent minder dat je met je spaargeld kunt kopen. En het zal er niet beter op worden met een rente die zeer laag gehouden zal worden door de ECB.’

De aandelenbelegger

Aandelenbeleggers liggen niet wakker van een beetje inflatie. Integendeel zelfs. Hogere inflatie is het resultaat van prijsstijgingen en die vertalen zich in hogere bedrijfswinsten. En dat is natuurlijk goed voor de beurskoersen. In die zin lijkt er voor de aandelenbelegger momenteel niet veel te veranderen: voor wie op zoek is naar hogere rendementen is er bijna geen alternatief voor aandelen. De lage rente maakt zowel gewone spaarproducten als obligaties totaal oninteressant. Met de stijgende inflatie valt hun reële rendement zelfs negatief uit. Het valt dus te verwachten dat er de komende periode nog meer geld naar de aandelenmarkt zal vloeien, wat de aandelenkoersen nog hoger kan stuwen. Hoe duurzaam die stijging is, valt dan nog te bezien. Als er steeds meer geld richting aandelen vloeit, dreigt er zich daar vroeg of laat ook een zeepbel te vormen.

‘Zolang de inflatie niet al te snel doorschiet, is dat meestal goed voor aandelen’, zegt Aben. Let wel: stijgende inflatie gaat vaak ook gepaard met een stijging van rente. Dat betekent doorgaans dat de economische groei versnelt. ‘Op zich is dat een positieve evolutie, maar sommige sectoren zijn wel gevoeliger voor een rentestijging dan andere. Grondstoffen, energie, industriële bedrijven, banken: dat zijn ondernemingen en sectoren die profiteren van stijgende inflatie en rente. Voor zogenaamde groeisectoren is dat dan weer funest. Dergelijke sectoren, zoals de technologiesector, mikken op heel snel groeiende winsten in de toekomst. Daarvoor zijn stijgende rentevoeten een probleem.’

De rente speelt een belangrijke rol bij de waardering van een groeiaandeel. Neem nu een technologiebedrijf dat nog sterk zal groeien en waarvan het gros van de winst pas over enkele jaren zal worden gerealiseerd. Bij een hele lage rente hebben beleggers daar geen problemen mee, hun spaargeld brengt nu toch niets op. Ze zijn dus bereid om nu hun geld te stoppen in iets wat later pas zal renderen. Maar als de rente ineens wel stijgt, dan kan het verleidelijker zijn om te beleggen in de producten die nu wel rente bieden (tegenover de belofte van een winst in de verre toekomst). Dat is ook de reden waarom technologieaandelen de voorbije weken slecht presteerden: de opstoot van de langetermijnrente zorgde voor ongerustheid bij technologiebeleggers.

De obligatiebelegger

Voor obligatiebeleggers is inflatie zowat de ergste vijand. Een obligatie is in wezen een lening aan een overheid of een bedrijf. Als belegger stopt u geld in de obligatie, dat u op de vervaldag (bijvoorbeeld na vijf of tien jaar) terugkrijgt. Tussentijds krijgt u een vaste rentevergoeding. Maar inflatie zorgt ervoor dat het geld dat u over enkele jaren krijgt minder waard is. U kunt er minder mee kopen dan vroeger. Tegelijkertijd dreigen in een scenario van sterk oplopende inflatie ook de centrale banken in te grijpen door de rente te verhogen. Ook dat is funest voor obligaties, want wie zijn geld al heeft vastgezet in obligaties profiteert niet van die hogere rente. Veel beleggers willen hun obligaties dan verkopen, waardoor de obligatiekoersen dalen en een crash van de obligatiemarkt niet uitgesloten is.

Alles lijkt erop te wijzen dat de overheden ook de komende jaren vooral veel geld zullen uitgeven.

De huidige inflatie- en rentevooruitzichten spelen in het nadeel van obligaties. Tot niet zo lang geleden werden obligaties beschouwd als relatief veilige beleggingen. Beleggingsportefeuilles werden samengesteld met een deel aandelen (risicovoller maar een hoger rendement) en een deel obligaties (veiliger maar met een bescheiden rendement). Maar intussen staat het statuut van obligaties als ‘veilige’ belegging toch serieus onder druk. De Leus: ‘Obligatiebeleggers hebben zware tijden achter de rug. In de Verenigde Staten kregen beleggers in tienjarige overheidsobligaties sinds het jaarbegin tijdens de eerste twee maanden een verlies te verwerken van zo’n 5 procent, wat de derde zwakste prestatie is van de voorbije 180 jaar. Dat is veel te veel voor een belegging die verondersteld wordt veilig te zijn. Obligaties hebben door het nog steeds uitzonderlijk lage renteniveau hun beste tijd gehad als veilige belegging of als buffer wanneer de aandelenkoersen een correctie ondergaan.’

De vastgoedinvesteerder

Stijgende inflatie is op zich geen probleem voor de vastgoedinvesteerder. Vastgoed wordt zelfs geregeld omschreven als een veilige haven die beschermt tegen inflatie. Verhuurders kunnen immers elk jaar de huurprijs van hun pand aanpassen aan de inflatie, waardoor hun huurinkomsten gelijke tred houden met de inflatie. Toch kan ook inflatie een probleem worden voor vastgoedinvesteerders, zeker wanneer de ze snel en hoog oploopt. Aben: ‘Er zit natuurlijk een grens aan de huurprijs. Als die door inflatieaanpassingen al flink is doorgeschoten, dan dreigt die vroeg of laat niet meer in verhouding te staan tot de waarde van het pand. En dan is het voor een huurder niet meer rendabel om zo veel geld op tafel te leggen, bijvoorbeeld bij de huur van een winkelpand.’

Bij sterk oplopende inflatie dreigt ook de rente de markt te verstoren. Traditioneel bestrijden centrale banken te sterk oplopende inflatie met hogere rentevoeten. En dat is dodelijk voor de vastgoedmarkt. Hogere rentes vertalen zich in duurdere leningen, waardoor meer mensen de aankoop van een woning uitstellen. De dalende vraag naar vastgoed zet vervolgens de prijzen onder druk. Het was ook dat scenario dat in het begin van de jaren 1980 de laatste crash op de Belgische vastgoedmarkt veroorzaakte. De Leus: ‘De lage rente was de voorbije decennia de rugwind van de vastgoedmarkt. De komende drie tot vier jaar hoeven we niet te vrezen voor hogere rente. Maar als de omslag er komt, dan kan dat zeker een impact hebben op de vastgoedmarkt.’

De goudkever

Lage rente én intussen inflatie: dat is het droomscenario van elke goudbelegger. Goud levert immers geen rente op, waardoor het aantrekkelijker wordt tegenover andere vastrentende producten (zoals spaarproducten of obligaties) als de rente laag is. Beleggers kopen niet snel goud wanneer ze een mooie rente ontvangen op hun spaarcenten of wanneer hun obligaties renderen. Maar als die producten niets opbrengen, wordt goud wel interessanter. Dat levert geen rente op, maar de waarde ervan neemt wel toe omdat er weer meer goud wordt gekocht. Luc Aben: ‘Goud is het aantrekkelijkst als de reële rente laag is. En wanneer is de reële rente laag? Als de centrale banken de nominale rente laag proberen te houden en er tegelijkertijd inflatie is.’ En precies dat lijkt de situatie te zijn waarop we de komende jaren afstevenen.

NAAR EEN NIEUW TIJDPERK MET TORENHOGE INFLATIE?

De massale investeringsplannen van overheden zijn niet zonder risico.

‘Sommige van de structurele krachten die de inflatie laag hebben gehouden, zijn nu aan het veranderen’, zegt Koen De Leus, hoofdeconoom van BNP Paribas Fortis. ‘Denk maar aan de demografie: vergrijzing stimuleert inflatie omdat ouderen meer geld uitgeven terwijl de bevolking op actieve leeftijd krimpt. Tegelijkertijd lijkt globalisering plaats te maken voor de-globalisering, met een terugkeer naar meer lokale productie. Dat zou de kosten voor bedrijven kunnen verhogen (wat ze doorberekenen in de prijzen), terwijl het na verloop van tijd ook de onderhandelingsmacht van werknemers kan herstellen die daardoor hogere lonen kunnen afdwingen (wat ook leidt tot hogere prijzen).’

De grote gamechanger omschrijft De Leus als ‘het huwelijk tussen het monetaire en fiscale beleid’. Sinds de uitbraak van de coronacrisis hebben centrale banken en overheden hun beleid op elkaar afgestemd: centrale banken houden de rente laag en geven zo zuurstof aan bedrijven (omdat ze goedkoop kunnen lenen), terwijl overheden massaal investeren (bijvoorbeeld in infrastructuurwerken) om zo ook langs hun kant geld in de economie te pompen. Na de bankencrisis van 2008 of de eurocrisis in 2009 gebeurde dat ook, met dat verschil dat de overheden heel snel terugkeerden naar hun oorspronkelijke besparingsbeleid. Het stimulerende effect op de economie verdween en daarmee kreeg ook de inflatie geen kans om te stijgen.

Maar intussen lijkt alles erop te wijzen dat de overheden ook de komende jaren vooral veel geld zullen uitgeven. In de Verenigde Staten is er een steunpakket goedgekeurd om een fabelachtig bedrag van 1900 miljard dollar in de economie te pompen, in de vorm van allerlei steunmaatregelen en investeringen. ‘En de Amerikaanse president en zijn regering gaan nu aan de slag om het beloofde Build Back Better-infrastructuurplan van meer dan 6000 miljard, gespreid over de komende tien jaar, goedgekeurd te krijgen’, zegt De Leus.

Het Europese herstelplan om de economie te ondersteunen na de coronacrisis omvat een bedrag van 750 miljard euro. De Europese Commissie heeft ook al aangegeven dat ze pas in 2023 weer – aangepaste – begrotingsregels wil hanteren waaraan de EU-lidstaten zich in normale tijden moeten houden. Overheden krijgen dus ruimte om hun schulden te laten oplopen. ‘Je merkt in de praktijk dat we steeds meer evolueren naar een nieuw monetair en fiscaal beleid, dat steeds meer in de richting gaat van de Moderne Monetaire Theorie’, zegt Luc Aben, hoofdeconoom van Van Lanschot. Die theorie stelt grofweg dat centrale banken vooral de rente laag moeten houden en dat overheden vooral moeten investeren, zonder zich al te veel zorgen te maken over hun schulden. Aben: ‘Het is een gevaarlijke route: want het zou ook de rol van de overheid zijn om de belastingen te verhogen wanneer de inflatie te hoog zou oplopen. Alleen weten we dat politici daarvoor te veel op de korte termijn denken. In zo’n wereld kan de inflatie snel ontsporen. Ik zeg niet dat we naar zo’n wereld evolueren. Maar het valt ook niet meer uit te sluiten.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content