‘Covid-19 als breukmoment? Hoe de pandemie in de geschiedenisboeken terecht kan komen’

‘Nu de meest acute corona-dreiging achter de rug lijkt, vragen steeds meer mensen zich af wat COVID-19 nu precies aan onze samenleving veranderd zal hebben en of het een ‘game changer’ geweest zal zijn’, schrijft professor Bert De Munck. ‘Merkwaardig genoeg hangt het antwoord op die vraag af van hoe we de pandemie als samenleving van bij aanvang mee hebben gecreëerd.’

In 1957 en 1958 eiste de zogenaamde Aziatische griep minstens 1,000.000 doden wereldwijd (sommige bronnen spreken van 2,000.000), en tien jaar later deed de zogenaamde Hongkonggriep of Maogriep dat nog eens dunnetjes over, met naar schatting 700.000 tot 1,000.000 doden. Tot nader order zijn beide pandemieën daarmee veel dodelijker geweest dan covid-19, en toch staan ze niet als een revolutionaire gebeurtenis in ons collectieve geheugen gegrift, noch hebben ze ingrijpende maatschappelijke veranderingen veroorzaakt. Voor de verklaring daarvan kan het lonen om te kijken naar theorieën over gebeurtenissen zoals die onder meer door historici zijn ontwikkeld. Zij zien gebeurtenissen (‘events’ in het Engelse jargon) meestal niet als iets dat louter van buitenaf een samenleving overkomt als een soort donderslag bij heldere hemel. Volgens de Amerikaanse historicus William Sewell dient een gebeurtenis altijd te worden begrepen in relatie tot de reeds bestaande maatschappelijke structuren.

Wetenschap en media

Sewell spreekt van een ‘event’ van zodra een gebeurtenis de bestaande structuren – zeg maar het geheel aan instellingen, sociale relaties, visies en betekenisgevende praktijken – blijvend verandert. Op breed maatschappelijk niveau gaat het dan om bijvoorbeeld de Franse Revolutie, WO I of 9/11, de grote breuken in de geschiedenisboeken die het verloop van de geschiedenis als het ware in een nieuwe bedding hebben gelegd. Al deze gebeurtenissen zijn echter ook geproduceerd door de samenleving waarin ze voorkwamen zelf. Dat is evident zo voor politieke revolutionaire momenten, en voor de huidige pandemie denken we dan spontaan aan de transmissie van het virus van dier op mens door menselijk toedoen en aan ons geglobaliseerd reisgedrag. Deze elementen verklaren echter niet waarom 2020 wel in de geschiedenisboeken terecht zal komen en niet de objectief meer ingrijpende pandemieën van de jaren 1950 en 1960. Daarvoor zijn andere elementen verantwoordelijk, zoals de medische wetenschap en de instellingen erachter, en de populaire en sociale media.

Covid-19 als breukmoment? Hoe de pandemie in de geschiedenisboeken terecht kan komen.

Voor velen onder ons is covid-19 een overwegend virtuele gebeurtenis gebleven, die ontstaan is uit een relatief nieuwe interactie tussen wetenschappelijke inzichten enerzijds en op spektakel en emoties gerichte media anderzijds. covid-19, dat is een amalgaan van modellen, simulaties, curves en cijferreeksen, die gretig worden gedeeld en becommentarieerd op televisie en sociale media. Achter de grafieken en de cijfers schuilen uiteraard ernstig zieken en overledenen, maar dat belet niet dat de maatschappelijke betekenis van de pandemie meer wordt verklaard door de zelfversterkende interactie tussen wetenschap en media dan door de objectieve impact in aantallen ernstig zieken of vroegtijdige overlijdens. Zonder de curves, zonder de media en zonder de interactie ertussen zou het niet eens een ‘gebeurtenis’ geweest zijn en zouden we het naar alle waarschijnlijkheid ervaren hebben als een uitzonderlijk straffe griepgolf.

De pandemie als cultureel script

De representatie van de pandemie door wetenschap en media bepaalt ook wat de impact zal zijn op langere termijn. In zijn bekende ’theorie van de gebeurtenis’ legt antropoloog Marshall Sahlins uit dat de impact van een gebeurtenis op een bestaande maatschappij afhangt van de culturele categorieën die mensen hanteren om er betekenis aan te geven (in de woorden van Sahlins: ’the transformation of a culture is a mode of its reproduction’). Sewell, die zich op deze theorie baseert, illustreert dit onder meer aan de hand van de befaamde bestorming van de Bastille op 14 juli 1789 in Parijs. Vandaag wordt dit gezien als het startsein van de Franse Revolutie, maar Sewell toont haarfijn aan dat het net zo goed in de plooien van de geschiedenis had kunnen verdwijnen. Het had immers ook geïnterpreteerd kunnen worden als de zoveelste uitbarsting van het gewelddadige gepeupel, zoals het met eerdere opstanden was gegaan. Dat het dit keer anders uitdraaide, had alles te maken met het bestaan van ideeën waarin ‘le peuple’ niet langer werd gezien als een irrationele en potentieel bloeddorstige meute maar juist als het centrale element in het denken over volkssoevereiniteit, waarin ‘de wil van het volk’ wordt gedefinieerd als basis van een legitieme staat. Dat narratief was in de decennia daarvoor door Verlichte filosofen ontwikkeld en kon in de zomer van 1789 worden geclaimd als rechtvaardiging voor de acties van de pas opgerichte assemblée nationale. De acties van de opstandelingen konden erdoor worden gezien als rationeel, moedig en noodzakelijk.

Een voorbeeld dichter bij huis is 9/11. Van bij aanvang is ook dit gebeuren op een heel specifieke manier geïnterpreteerd. In plaats van als een afschuwelijke misdaad door een aantal losgeslagen jonge mannen, werden de aanslagen van bij aanvang gekaderd als een aanslag op de Westerse beschaving en op de meest essentiële Westerse waarden en normen. De maatschappelijke en politieke reactie was van bij aanvang bovendien gebaseerd op scenario’s en ‘scripts’ die al lang voorheen ontwikkeld waren en die diep in de Amerikaanse en Westerse verbeelding verankerd zijn, zoals de vijandbeelden achter George Bush’ ‘as van het kwaad’, en de mythische strijd tussen goed en kwaad zoals die in Hollywoodfilms voortdurend wordt gereproduceerd. Het zijn deze scripts en de ermee samenhangende culturele categorieën die de impact van 9/11 bepaald hebben, meer dan de aanslagen zelf. Daarnaast spelen natuurlijk ook belangen een rol, zoals de belangen van het Amerikaanse en Westerse industrieel-militaire complex, maar dat staat evenmin los van de culturele codes en categorieën. De betrokken bedrijven en instellingen bestaan bij de gratie ervan, en omgekeerd produceren ze die ook en houden ze verder in stand.

De scripts die vandaag de impact van de covid-19-pandemie bepalen zijn uiteraard helemaal anders, maar ze zijn eveneens belangrijker dan het virus zelf en ze hebben eveneens een geschiedenis die er aan vooraf gaat. Ik denk dan aan de idee dat een virus ons als vijand van buitenaf belaagt, het grote geloof in de medische wetenschap om ons daarvan te vrijwaren, de enge klemtoon op biologische gezondheid, enzovoort. Al deze elementen zijn in de voorbije decennia tot stand gekomen en versterkt, onder meer tijdens recentere pandemieën zoals de Mexicaanse griep in 2009. Ondanks de zeer beperkte omvang en impact van deze laatste (met minder dan 20.000 bevestigde vroegtijdige overlijdens wereldwijd, amper 19 in België), fungeerde hij als een soort generale repetitie: patiënten werden in ziekenhuizen in quarantaine geplaatst of thuis geïsoleerd, ‘niet essentiële reizen’ naar Mexico werden afgeraden en de overheid nam een optie op maar liefst 20 miljoen dosissen vaccin.

De culturele scripts vertalen zich niet enkel in politieke maatregelen, ze hangen ook samen met de macht van de instellingen waarin deze denkbeelden worden geproduceerd en gereproduceerd. In het geval van COVID-19 of eerdere pandemieën gaat het dan vooral om de onderzoeksinstellingen, wetenschappelijke instellingen zoals het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV) en Sciensano, en de farmaceutische industrie. Je hoeft niet in complotten te geloven om te merken dat het sterke geloof in een vaccin mee wordt gecreëerd in de laboratoria waarin aan vaccins wordt gewerkt. Laboratoria produceren niet enkel de wetenschappelijke inzichten maar ook de verhalen waar we ons aan vastklampen en die ons in de ban houden. Het zou bovendien verbazen mochten deze verhalen op hun beurt niet verweven raken met bepaalde tendensen in de populaire cultuur, waarin het de laatste jaren niet toevallig wemelt van dystopische en postapocalyptische films en series – denk maar de Netflix serie The Rain (2018) waar een 100% dodelijk virus zomaar uit de lucht valt als het regent.

Radicalisering

Dit brengt ons bij de vraag wat de impact op langere termijn zal zijn. Velen hebben hun hoop gesteld op een sociale en ecologische omwenteling, waar ik meteen mee voor zou tekenen. Helaas is het verre van zeker dat we op dat vlak lange termijn effecten zullen mogen verwachten. Wel zeker is dat vooral medisch-wetenschappelijke instituten en farmaceutische bedrijven versterkt uit de strijd zullen komen, waardoor we ons vooral kunnen verwachten aan een verdere medicalisering van de samenleving, eerder dan aan een sociale of ecologische stijlbreuk. De geldstromen zijn nu al volop aan het verschuiven in de richting van virologisch en epidemiologisch onderzoek, waardoor de impact van deze actoren, ook met betrekking tot hun visie op de samenleving, enkel maar zal toenemen.

Tot op zekere hoogte is een gebeurtenis uiteraard onvoorspelbaar, zoals opnieuw kan worden geïllustreerd met de Franse Revolutie. In de dagen na de bestorming van de Bastille, speelden angsten en collectieve emoties een belangrijke rol. Toen een delegatie van de Assemblée nationale en wat later ook de Franse koning in die eerste dagen na de bestorming werden geconfronteerd met het emotionele klimaat in Parijs, had dat een grote invloed op hun beslissingen. Niettemin zijn er echter ook gelijkenissen tussen ‘revolutionaire’ historische episodes. Wat vandaag bijvoorbeeld opvalt is de toenemende hang om de strijd te ‘voltooien’. Van ‘flatten the curve’ met het oog op het ontlasten van de zorginstellingen zijn we bijna ongemerkt opgeschoven naar een verlangen om het virus helemaal uit te roeien of minstens onder controle te krijgen – via opspoortechnieken of de ontwikkeling van vaccins. De verleiding is groot om hierin gelijkenissen te zien met sociale en politieke revoluties, waarin de doelstellingen van revolterende bevolkingsgroepen tijdens de gebeurtenis zelf verder radicaliseerden.

Dat historische episodes zoals de Franse en de Russische revolutie finaal zijn ontaard in terreur, heeft veel te maken met het tijdens de revolutie zelf aangewakkerde verlangen om het eindpunt te realiseren en de laatste obstakels daartoe uit de weg te ruimen – om de samenleving als het ware te zuiveren van de laatste haarden van besmetting. Tijdens de Franse revolutie ging het dan niet alleen om het onthoofden van politieke tegenstanders, maar ook om het uitroeien van alle aan religie gelinkte sociale praktijken – tot en met de jaartelling en de op Christelijke tradities gebaseerde kalender. Veel van de nieuwe elementen hebben geen blijvend karakter gehad en andere zijn tot op vandaag toe te juichen, maar het finaal onmogelijke karakter van dat al te utopisch streven naar zuiverheid heeft ook veel onheil aangericht. Laat ons dus hopen dat de revolutionairen van vandaag het hoofd koel weten te houden.

Professor Bert De Munck is gewoon hoogleraar aan het Departement Geschiedenis van de Universiteit Antwerpen en directeur van het Urban Studies Institute.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content