Catherine Verguts verloor haar zoontje van negen: ‘Je ziet de pijn en je kunt niets doen’

Catherine Verguts: 'Als ik in bed lig, beeld ik me in dat Sander me komt troosten. Dat kon hij goed, ondanks zijn autisme: troosten.' © Carmen De Vos

Elke week vraagt Knack aan ondernemende mensen hoe ze lijf en psyche in balans houden.

‘Blijkbaar moet je als rouwende toch nog altijd de eerste stap zetten’, zegt Catherine Verguts. Drie jaar geleden stierf Sander, haar zoon van negen, en met het boek dat ze zojuist uitbracht, eist ze bestaansrecht op voor haar eigen worstelen. ‘Er is iets dat altijd knaagt, in mijn borstkas.’

Elke week vraagt Knack aan ondernemende mensen hoe ze lijf en psyche in balans houden.

Vanzelfsprekend heeft Catherine Verguts een kraanvogel meegebracht. Een papieren, opgevouwen exemplaar met rode en gele bloemen op zijn lijf. ‘Alsjeblieft’, zegt ze terwijl we beginnen aan onze wandeling door het Gentbos, in haar woonplaats Merelbeke. ‘Ik heb hem gisteren gevouwen en ik ben er net al speciaal voor teruggefietst, want ik had hem thuis vergeten.’

Ook op de cover van Kraanvogel, vlieg – afscheid van een kind, het boek dat Verguts zojuist heeft uitgebracht, zijn twee kraanvogels te zien. En op de eerste pagina schrijft ze al meteen: ‘De vleugels zijn de moeilijkste stap, maar het blaadje vouwt gezwind verder. Op het laatst plooit het blaadje in zichzelf de staart en het bekje.’

Verguts’ hele leven draait om taal: ze is al jaren aan de slag bij het Universitair Centrum voor Talenonderwijs aan de UGent, waar ze anderstaligen Nederlands aanleert, en ook na de dood van haar zoon Sander – hij was negen en had een ongeneeslijke hersentumor – vond ze troost en berusting in het schrijven.

Haast vanzelf sloop de kraanvogel als motief haar kortverhalen binnen. ‘Ik zie zijn schaduw achter het raam’, eindigt ze het boek. ‘Glimlachend kijk ik op van de krabbels in mijn schrijfschrift. Gezwind kruipt hij op de tak die kraakte in de zachte lentestorm in mei. Zelfs de bomen hebben verdriet, dacht ik toen. Hij zwaait en lacht breeduit. Ik voel zijn kneepjes in mijn hand: kort, lang, kort, lang. Ik knijp terug.

Ook dat blijft een worsteling: wat wordt er gezegd en gedacht? Belachelijk, ik weet het, maar het weegt wel. Alsof er verwachtingen zijn waaraan je als ouder moet voldoen wanneer je een kind verliest.

‘Een wervelwind van verdriet en vreugde glipt binnen. Hoe hij die laatste dag Lotte de e-reader toestopte, ook al zorgde die voor “een feestje in zijn hoofd” omdat hij opnieuw kon lezen door de vergrote letters. Hoe hij Margot de afstandsbediening gaf en zo de controle over het geliefde scherm. Hoe hij me met zijn rauwe klanken nog duidelijk wist te maken dat ik een computerspel moest bestellen voor Bruno’s Vaderdag, zodat hij papa Kong kon leren spelen. En hoe Sanders ogen daarbij glinsterden.

Achter hem trekt een zwerm kraanvogels naar het zuiden. “Vlieg, kraanvogel!” fluister ik, “vouw je goed.”‘

U bent erin geslaagd om schoonheid te creëren uit diep verdriet. Verzacht dat de pijn?

Catherine Verguts: Het helpt wel, ja. Je leest vaak dat mensen verdriet ‘van zich af schrijven’. Dat gevoel heb ik niet, maar ik merk wel dat uit de rouw iets moois creëren me helpt. Het opent ook mijn verdriet. Drie jaar na de dood van Sander komen mensen nu, dankzij het boek, met verhalen en herinneringen op de proppen. Waarom heb je drie jaar gewacht om die aan mij te vertellen, denk ik altijd eerst. Maar uiteraard ben ik blij om die reacties. Een collega vertelde onlangs dat ze zich nog goed herinnerde hoe Sander over het hoofd van mijn schoonvader wreef, om hém te troosten: wat een schoon beeld, in alle zwaarte. Dat had ze me zonder dit boek nooit verteld en dat voelt dubbel, want blijkbaar moet je als rouwende toch nog altijd zelf de eerste stap zetten. Misschien helpt dit boek anderen om ook eens die eerste stap te zetten.

Het boek wordt goed onthaald. Een pak van uw hart?

Verguts: Ik heb er lang over nagedacht: wil ik dit wel? Kan ik dit wel? Waarom wil ik het? Wat zal de impact zijn? Uiteindelijk heb ik ervoor gekozen om ons verhaal in de wereld te zetten, maar ik heb de impact op mezelf wat onderschat. Net omdat al die verhalen over Sander nu naar boven komen, wat superschoon is, maar ook hard. En ik krijg nu ook ineens veel verhalen binnen van mensen die ik niet ken en die over hun eigen verdriet schrijven. Mooi, maar lastig, want het zijn allemaal hartverscheurende verhalen. Daarin ben ik nog op zoek naar een evenwicht: wat moet ik daar nu mee? Het is wroeten, maar ik heb er vertrouwen in dat het goed komt.

‘Ik zoek de pijn op in de herinnering’, schrijft u ergens. Is uw geheugen eerder een vriend of een vijand?

Verguts: Ook dat is dubbel. Ik wil vooral het verhaal van Sander vasthouden, dat was ook de rol van het boek, als een tegengif tegen het grote vervagen. Hoe erg dat ook klinkt, want zijn zijn vervaagt niet. Hij is er en hij zal er altijd zijn, en altijd even intens. Maar de herinneringen aan hem zullen wel vervagen of verdwijnen. En dat is moeilijk om te aanvaarden. Soms weet je iets nog vaag en moet je in je geheugen graven om de herinnering naar boven te halen. En natuurlijk doet een herinnering soms ook pijn. Maar die pijn mag er zijn, en zelfs pijn kan mooi zijn. Snijden doet het sowieso toch. Met het boek is het net hetzelfde: ik ben er trots op, maar ik had het liever niet hoeven uit te brengen.

Maar het moest geschreven worden?

Verguts: Ja. Ik ben begonnen met schrijven toen Sander ziek was, al heb ik van die stukjes niets gebruikt. Maar ik voelde al heel vroeg dat er geschreven moest worden, ja.

Om bestaansrecht voor Sander op te eisen?

Verguts: (denkt na) Om bestaansrecht op te eisen voor mijn eigen worstelen, eerder. Na de diagnose hebben we zo veel meegemaakt, dat is zo overweldigend, en je gaat mee in die stroom – je moet wel – en pas achteraf denk je eens na over wat je nu eigenlijk allemaal overkomen is. Sander had dit boek niet nodig om bestaansrecht te krijgen. Dat heeft hij sowieso al, omwille van zichzelf.

Heeft het schrijven voor helderheid gezorgd?

Verguts: Toch wel, ja. In het begin was ik vooral verantwoording aan het afleggen voor keuzes die we hebben gemaakt, bijvoorbeeld om niet te opteren voor een experimentele therapie in Mexico, die Sanders leven misschien nog even had kunnen rekken. Die verantwoording is er nu helemaal uit verdwenen. Ik hoef me niet meer te verantwoorden, vooral niet ten opzichte van mezelf. We hebben gedaan wat we konden. Ook in de periode voor de diagnose, toen Sander het door zijn autisme gedragsmatig moeilijk had.

Wanneer het over die periode gaat, schuilt er ook kwaadheid in het boek.

Verguts: Het moest allemaal niet te gepolijst zijn, vond ik. (denkt na) Als er mij iets overkomt, heb ik in eerste instantie altijd de neiging om me te verzetten. Ik word snel kwaad, ja. Weerstand is mijn natuurlijke reflex. Tegenover dokters die niet deden wat wij op dat moment dachten dat ze moesten doen, maar ook tegenover vrienden, kennissen en collega’s die niet de juiste woorden vonden en Sander liever doodzwegen. Na zijn kankerdiagnose kregen we opeens van iedereen goedbedoelde berichtjes: of ze ons niet konden helpen? Of ze onze twee dochters konden opvangen? Terwijl we de maanden daarvoor aan één stuk in ons eentje aan het ploeteren waren geweest. Het verschil tussen ‘ziek’ en ‘gedragsproblemen’ was enorm. Ook op een ander niveau speelde dat: eerst werden we van het kastje naar de muur gestuurd met het excuus van ’te lange wachtlijsten’, maar ineens had hij een tumor en werden de papieren voor ons ingevuld. Terwijl veel van zijn problemen ook voor de diagnose al aan zijn tumor te wijten zullen zijn geweest: de hoofdpijn en de plotse stemmingswisselingen bijvoorbeeld.

Kraanvogel, vlieg is verschenen bij Borgerhoff & Lamberigts.
Kraanvogel, vlieg is verschenen bij Borgerhoff & Lamberigts.

Hoe komt het dat we als maatschappij zo snel reageren op lichamelijke kwetsuren, en op geestelijke veel trager?

Verguts: Omdat het lijkt alsof een geestelijk letsel voorkomen had kunnen worden? Als het misloopt met ons lichaam denken we nog altijd dat we het niet zelf hebben veroorzaakt, en bij geestelijke letsels wel, terwijl het tegendeel meestal waar is. (zwijgt even) ‘Er moet toch nog iets zijn dat ze kunnen doen’, kregen we vaak te horen. En ook daar werd ik telkens een beetje boos van. Wij hadden al lang aanvaard dat Sander zou sterven, maar veel andere mensen zo te horen nog niet.

Sander is thuis gestorven. ‘Zijn strijd is over’, schrijft u daarover. ‘Het maakte me lichter.’

Verguts: De laatste dagen heeft hij echt afgezien. Dat zijn lijden voorbij was, vond ik een opluchting. Je ziet de pijn en je kunt niets doen, dat was hard. Het was een verstandige jongen, hij moet veel dingen aangevoeld hebben.

Met zijn laatste krachten heeft hij u nog een computerspel voor uw man laten bestellen, Kong. Heeft uw man het ondertussen al in de vingers?

Verguts: Dat spel gaat ook echt over een papa en een kleintje, qua symboliek kon het dus wel tellen. (lacht) Maar Bruno, mijn man, speelt het geregeld, ja. Alleen, of met de vrienden van Sander, die af en toe gezelschapsspelletjes komen spelen.

Na de dood van Sander voelde u zich naar eigen zeggen ‘gedesoriënteerd door de verwachtingen van anderen’.

Verguts: Hoe hard je ook denkt: ik trek het me allemaal niet aan, toch ben je bezig met wat ‘de mensen’ denken. Ook dat blijft een worsteling: wat wordt er gezegd en gedacht? Belachelijk, ik weet het, maar het weegt wel. Alsof er verwachtingen zijn waaraan je als ouder moet voldoen wanneer je een kind verliest. Door dit boek valt dat gevoel gelukkig stilaan van me af.

‘Ik leef hoe ik ben’, staat er op Sanders graf, een regel uit een van zijn gedichten. U ook?

Verguts: Ik doe mijn best. (lacht) Op Sander was die zin in elk geval helemaal van toepassing, omdat hij door zijn autisme sowieso al weinig filters had. En bij kinderen is dat natuurlijk altijd meer het geval dan bij volwassenen.

Ondanks alles bent u altijd blijven lachen.

Verguts: Toch wel, ja. We wisten natuurlijk al veertien maanden op voorhand dat Sander zou sterven. Het is hard om te zeggen, maar als hij van een tumor moest sterven, dan is dit wel de tumor die ik gewenst zou hebben. Je weet van de eerste dag dat het niet meer goed komt, je kunt dus heel duidelijke keuzes maken. Van die veertien maanden was Sander er ook nog acht goed, en daar hebben we alles uit gehaald wat er nog in zat. Om die reden hebben we ook al die nieuwe, enorm invasieve therapieën niet willen proberen. Die zouden zijn lijf en zijn geest alleen maar verder hebben aangevallen. En waarom? Om een paar maanden langer te kunnen leven? Met welke kwaliteit, dan? Gelukkig dachten Bruno en ik over al die zaken hetzelfde. Het is vaak anders, en dan wordt het toch nog een ander verhaal.

Na zijn kankerdiagnose kregen we opeens van iedereen goedbedoelde berichtjes: of ze ons niet konden helpen? Het verschil tussen “ziek” en “gedragsproblemen” was enorm.

Terwijl u een boek hebt geschreven, leest uw man voor bij het graf van Sander en speelt hij er ukelele.

Verguts: En we hebben op zijn graf kleurrijke bloemen gezaaid, die nu wel heel hoog aan het worden zijn. (lacht) Met die kleine rituelen willen we ons verdriet vormgeven en het verhaal van Sander blijven vertellen. Dat raakt toch aan de essentie van het mens-zijn, denk ik: verhalen vertellen. En wij doen dat op een manier die bij ons, en bij Sander, past. (zwijgt even) Het omzetten van de werkelijkheid in iets creatiefs is bij mij altijd al aanwezig geweest. Als kind las ik veel, maar mijn vorm van expressie toen was eerder dans. En op een cursus heb ik ooit een dansstukje gemaakt over mijn mama, die veertien jaar geleden aan kanker gestorven is.

U hebt vroeger nog op hoog niveau aan touwtjespringen gedaan. Hebt u het springtouw al vanonder het stof gehaald?

Verguts: (lacht) Af en toe een keer, ja. Soms geef ik op de lagere school een workshop, maar mijn conditie is toch niet meer wat ze geweest is. Dansen doe ik wel nog vaak. Soms sta ik te koken en voel ik gewoon dat mijn been de lucht in moet. Tot grote hilariteit van Lotte, onze oudste dochter, die dat onnozel vindt. Maar thuis, bij mijn ouders, gebeurde dat ook al: muziek opzetten en samen dansen in de living. (zwijgt even) Een paar maanden geleden zei onze jongste dochter, Margot, terwijl we in de auto zaten: ‘Mama, er zijn nu wel een heel aantal dingen die ik eens samen met Sander zou willen doen: skateboarden, Pokémons zoeken’, en ze begon een hele lijst van activiteiten op te sommen. Grappig, maar ook hard. Zeker nu ze zelf negen is geworden en dus ouder dan Sander aan het worden is.

Ondertussen bent u opnieuw aan het werk. ‘Lag er vroeger een dikke laag rationaliteit over haar emoties,’ vertelde een van uw collega’s me, ‘dan staat Catherine nu veel fragieler in het leven.’

Verguts: Dat klopt wel, ja. Ik heb er bewust voor gekozen om op het werk andere taken op te nemen en om deeltijds te gaan werken, al is het intussen weer bijna voltijds geworden. Ook daardoor kan ik de kwetsbaarheid wat meer toelaten, denk ik.

U bent tegelijk een harde werker en een rouwende moeder: hoe verzoent u die twee polen in uzelf?

Verguts: Ik heb altijd al snel kunnen schakelen, ook voor de dood van Sander. Bijna als een lichtschakelaar: nu even focussen op het werk. Maar dat lukt niet altijd, natuurlijk. Op de datum van de diagnose had ik het dit jaar moeilijk, en dan laat ik dat ook toe. Na een drukke dag op het werk lag ik ’s avonds in bed te huilen en daarna heb ik beslist om het een paar dagen rustiger aan te doen. Het ging niet, het verdriet eiste zijn plaats op. Niet alleen mijn of ons verdriet, maar ook het verdriet voor hem. Om alle kansen die hij gemist heeft, alle geweldige dingen die hij niet heeft kunnen beleven.

Voelt u het verdriet nog lichamelijk?

Verguts: Ja. Er is iets dat altijd knaagt, in mijn borstkas. En af en toe wordt het groter, doorheen mijn bovenlijf en soms komt het zelfs helemaal tot in mijn vingertoppen.

Hoe countert u dat knagende gevoel?

Verguts: Als ik in bed lig, beeld ik me in dat Sander me komt troosten. Dat kon hij goed, ondanks zijn autisme: troosten. Hij zegt dan dat het goed is en daar word ik weer rustiger van.

Bovendien zijn er in Limburg twee kraanvogels geboren, deze zomer.

Verguts: (lacht) Gru en Dru! Dat zou Sander geweldig gevonden hebben. Personages uit De verschrikkelijke ikke, een van zijn lievelingsfilms, daar zou hij eens goed mee gelachen hebben.

Catherine Verguts

– 42 jaar

– Woont in Merelbeke

– Moeder van drie kinderen: Lotte, Sander en Margot

– Werkt al jaren bij het Universitair Centrum voor Talenonderwijs van de UGent

– Schreef het boek Kraanvogel, vlieg over de dood van Sander, die op zijn negende stierf aan een hersentumor

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content