Brugge in oorlog: het verhaal van Andries Van den Abeele

© Lies Willaert

Baron Andries Van den Abeele was pas vijf toen de Duitsers in 1940 Brugge binnenvielen. De rest van de oorlog beleefde hij als één groot avontuur.

Stad in oorlog: zeven steden, zeven verhalen

Ik heb dat ook meegemaakt.’ Zo begonnen veel e-mailberichten en brieven van mensen die de voorbije maanden een van de Knack-stedenspecials over de Tweede Wereldoorlog hadden gelezen. En dan volgde meestal hun eigen relaas. Over honger en bombardementen, over een naargeestige of avontuurlijke kindertijd, over helden en verraders ook. Na al die jaren zijn ze het nog niet vergeten. Dat kunnen ze niet.

Maar niet alleen overlevenden van WOII blijven geboeid door die periode. Ook jonge mensen, die zijn opgegroeid met de verhalen van hun grootouders. Want ook zij beseffen heel goed dat de gebeurtenissen uit 1940-1945 nog altijd grote invloed hebben op de verhoudingen binnen families, dorpen en steden en zelfs binnen het hele land.

Omdat veel lezers ook lieten weten niet alleen geïnteresseerd te zijn in het wedervaren van hun eigen thuisstad, zijn alle plaatselijke edities nu gebundeld in Stad in oorlog, een magaboek met oorlogsverhalen uit Antwerpen, Gent, Brussel, Kortrijk, Brugge, Hasselt en Leuven. Daarin geven historici hun vaak verrassende visie op de oorlogsjaren en komen ook de getuigen zelf aan het woord. Zo tekenden we onder meer de herinneringen op van Lode Wils, Andries Van den Abeele en Marcel Storme. Fotografe Lies Willaert zocht het voorbije jaar dan weer plekken op die tijdens de Tweede Wereldoorlog het decor vormden voor historische foto’s. Daar deed ze het werk van haar verre voorgangers nog eens over. Op dezelfde plek, vanuit hetzelfde camerastandpunt maar dan wel met de blik van iemand die pas vele jaren na de oorlog is geboren.

Ann Peuteman

Baron Andries Van den Abeele was pas vijf toen de Duitsers in 1940 Brugge binnenvielen. De rest van de oorlog beleefde hij als één groot avontuur.

‘Op de lagere school aan de Garenmarkt wisten we heel goed wie vriend was en wie niet. Zo zat ook een zoon van de oorlogsburgemeester op onze school, en die werd tijdens de speeltijd vaak gepest en zelfs geslagen. Ik heb mijn vader ook eens grote miserie aangedaan door twee meisjes op straat na te roepen dat hun vader een verrader was. Elke dag kwam ik op weg naar school voorbij hun huis, en hun vader stond dan vaak te paraderen in het uniform van de een of andere militie. Mijn kreet bleef niet zonder gevolg: ’s avonds stond die man voor onze deur te dreigen dat hij mijn vader bij de Gestapo zou aangeven en dat hij dan naar een concentratiekamp zou worden gestuurd. Gelukkig hebben we er daarna niets meer van gehoord, maar mijn vader gaf me wel een paar rake klappen. Terecht natuurlijk.

Tegen Pasen 1944 was de situatie zo onzeker geworden dat de school werd gesloten. Maar voor mij, mijn zussen, neven en nichten was het nog geen vakantie. Grootvader had er namelijk voor gezorgd dat zijn kleinkinderen thuis les konden krijgen. Samen met mijn vader en oom kocht hij een bord en een paar schoolbanken, richtte onze speelkamer als klaslokaal in en haalde een onderwijzer in huis. Ik denk dat die arme man echt zijn handen vol had aan ons (lacht).

Toen ook op 1 september de school niet heropende, mochten we wel van een verlengde vakantie genieten. In het kantoor van de fabriek maakten we tricolore guirlandes, die we aan de gevels van onze huizen en van de fabriek wilden ophangen zodra de Duitsers waren vertrokken. Terwijl we daarmee bezig waren, trok er een karavaan vermoeide en uitgebluste Duitse soldaten voorbij, die met huifkarren, boerenkarren en bakfietsen de stad uit trokken. In een opwelling stak een van ons zo’n guirlande naar hen op. ‘Niet doen!’ gilde mijn oom nog. Dat was wellicht het enige moment in de oorlog dat ik toch even bang ben geweest. Maar de soldaten waren met andere dingen bezig en reageerden niet op de provocatie van een paar kinderen.

Alle Bruggelingen wisten dat de Duitsers bij hun vertrek de laatste bruggen zouden opblazen. Dan zouden ze pas echt weg zijn. En zo is het ook gebeurd: in de nacht van 11 september 1944 vloog ook de Gentbrug, op honderd meter van ons huis, de lucht in. Wij lagen toen veilig in de kelder te slapen, want onze ouders waren goed voorbereid. Achteraf was mijn vader ook zeer trots dat de ramen van ons huis nog intact waren. Dat kwam doordat hij zo verstandig was geweest alle ramen en deuren te laten openstaan. Al had hij daardoor wel de hele nacht de wacht moeten houden om te vermijden dat er ongenode gasten konden binnendringen.

Toen we op de dag van de bevrijding naar het huis van mijn grootmoeder op de Markt liepen, zagen we ook geplunderde huizen en winkels. Zo was boekhandel Cultura in de Vlamingstraat volledig vernield, en in de Geldmuntstraat hadden ze boven de deur van een winkel het haar van de uitbaatster vastgespijkerd. Omdat ze met Duitsers te doen had gehad, werd verteld.

Mijn vader, die nochtans als Nieuwe Ordegezind werd beschouwd, heeft na de oorlog geen problemen gekregen. Hij had zich zeer gedeisd gehouden, maar misschien had het ook te maken met het feit dat hij een aantal van zijn personeelsleden voor verplichte tewerkstelling had behoed door te verklaren dat ze absoluut noodzakelijk waren voor het werk in de fabriek. Sommigen van hen waren verzetsmensen en stonden ongetwijfeld klaar om zijn verdediging op te nemen.’

Ann Peuteman

Stad in oorlog ligt vanaf 20 oktober in de krantenwinkel en kost 7,95 euro. Abonnees betalen 4,95 euro met de voordeelbon in Knack.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content