Brief aan de nieuwe directeur-generaal van De Lijn: ‘Vlaanderen, mevrouw, is de Far West’

Tramrijden in Antwerpen. © Saskia Vanderstichele
Stijn Tormans

Vorige week werd Ann Schoubs benoemd tot nieuwe directeur-generaal van De Lijn. Ook onze reporter Stijn Tormans stelde zich deze zomer kandidaat. Hij haalde het niet, maar is niet rancuneus. In een brief wenst hij zijn voormalige concurrent veel moed.

Beste Ann Schoubs,

Gefeliciteerd met uw benoeming tot directeur-generaal van De Lijn. Altijd ben ik oprecht blij wanneer een vrouw door het glazen plafond breekt, en dan nog iemand uit Bilzen. Toch stak het ook. Deze zomer heb ik zelf gesolliciteerd voor uw functie. Omdat ik het beu was dat altijd opnieuw managers baas werden van het openbaar vervoer, nooit eens een reiziger.

Mijn sollicitatiebrief maakte blijkbaar weinig indruk in regeringskringen, want ik werd niet eens uitgenodigd voor de assessmentproeven. Zelfs een vriendelijk afwijzingsbriefje kon er niet af. Daarom was ik zo benieuwd naar uw adelbrieven. U hebt voor burgerlijk ingenieur gestudeerd, las ik. In 1991 begon u bij de NMBS te werken. U maakte carrière in het spoorbedrijf toen Marc Descheemaecker daar nog de plak voerde, de huidige voorzitter van de raad van bestuur van De Lijn.

Van mensen die het kunnen weten, hoorde ik dat u een rekenwonder bent. Ze loofden uw economische talenten. ‘Ann Schoubs is een krak in financiën en interne audits’, zeiden ze. Ze voegden er wel aan toe dat u graag alles zelf doet. Delegeren zou niet uw sterkste kant zijn, en u zocht weinig contact met de werkvloer. Ook over uw passage aan het hoofd van Ypto, een filiaal van de NMBS dat IT-diensten aanbiedt, was niet iedereen zo enthousiast. In 2017 verkaste u naar de interne auditdienst van de federale overheid.

‘Ik wil bij De Lijn de reiziger opnieuw centraal stellen’, zei u vorige week tijdens uw maidenspeech voor het verzamelde persgild. Met permissie, mevrouw, maar die woorden waren niet zo origineel. Elke nieuwe spoorbaas heeft ze ooit uitgesproken – ik gok dat ze op elke speechfiche van de NMBS staan.

Hello Belgium, jaja, maar ergens in het hinterland heb ik afgehaakt. Ik had genoeg gezien van dit land.

Daarna parafraseerde u een andere politieke wijsgeer: geef me honderd dagen om de zwakke plekken van De Lijn te ontdekken. Dat is wel bijzonder lang. Elke reiziger van De Lijn kan ze u op eenvoudig verzoek in het oor fluisteren: overvolle bussen, ellendige stiptheidscijfers, amper doorstroming, volgeplakte ramen… Het grootste probleem van De Lijn is de complete desinteresse. Niet alleen van de politici, maar ook van de opiniemakers.

Dat is anders bij de NMBS. In de trein zit ook de middenklasse die graag twittert. Soms stappen er zelfs politici en virologen op. Misschien herinnert u zich nog de beelden van de reizigers die elkaar deze zomer bijna vertrappelden in het station van Oostende omdat er een technisch defect was in een seinhuis. Meteen stond het nieuws op alle krantenwebsites en had iedereen een mening. De woordvoerder van de NMBS mocht het komen uitleggen voor de camera’s. ‘Zo gaat het niet lukken, vrienden’, tweette viroloog Marc Van Ranst streng.

Merkwaardig genoeg zie ik die scènes elke dag in de trams en bussen van De Lijn in Antwerpen, zonder dat er een twitterhaan naar kraait. Vooral tram 10 zit soms zo vol dat ik net niet roemloos aan de verstikkingsdood ten onder ga. Daar geldt de wet van de Far West: de sterkste wint. Wachten op de volgende tram, zoals een woordvoerder van De Lijn onlangs aanraadde, is geen snugger plan. Die zit ook vol.

Toch bereikt tram 10 nooit de opiniepagina’s van de kranten of de Twitterpagina van onze beroemdste viroloog. In de voertuigen van De Lijn zit vooral de lagere klasse, die veel minder twittert.

Een ding stemde me vorige week wel hoopvol, mevrouw Schoubs. Op de persconferentie vertelde u dat u ‘alle beschikbare vervoersmiddelen wilt integreren – ook de treinen, deelfietsen en deelauto’s. Zodat iedereen vlot informatie en een goede verbinding zonder hindernissen krijgt.’ Een nobel streven, al vrees ik dat u nog veel werk hebt.

Vorige week zaterdag wilde ik met het openbaar vervoer naar Oostende reizen – soms heeft een mens behoefte aan frisse zeelucht. Goedgemutst stapte ik mijn vaste tramperron op in Antwerpen. Toen er op het afgesproken tijdstip geen tram te bespeuren viel, reed ik maar met de fiets naar het Centraal Station. Daar wachtte de trein naar Oostende op perron 21. Ik stapte op en zocht naar een zitplaats, tussen alle reizigers met een Hello Belgium Railpass – wat een geniaal idee was het toch van de groenen om net nu gratis tickets uit te delen, zo zien we nog eens een massa volk in deze eenzame dagen.

Elke dag passeren volgepakte trammen zonder commotie. Hier geldt de wet van de sterkste.

‘Aandacht!’ riep de conducteur door de intercom. ‘Vandaag zullen we via Mechelen naar de kust rijden.’

Misschien vraagt u zich nu af waarom de trein Antwerpen- Oostende zo’n gigantische omweg maakte, maar ik keek er niet van op. Sinds mensenheugenis werkt Infrabel tijdens het weekend aan het spoor tussen Sint-Niklaas en Antwerpen. Ze zijn daar vast prachtige dingen aan het bouwen. Al zou het wel fijn zijn als onze spoorvrienden daar eens over zouden communiceren. Of een folder uitdelen. Zo hebben we wat leesvoer en begrip voor onderweg.

Maar alla, om 17.06 uur stipt vertrok onze trein voor een eindeloze roadtrip door het land. Hello Belgium. Door het raam bewonderden we Londerzeel, Dendermonde, Schellebelle, Wetteren… Zodra de torens van Gent uit het zicht verdwenen waren, was het uit met de pret.

De trein begon te sputteren. ‘Er ligt een boom op het spoor’, zei de conducteur ietwat beteuterd door de intercom.

Ik keek verbaasd naar buiten. Daar was niet plots een zondvloed losgebarsten, er viel zelfs geen druppel uit de hemel. Het waaide ook helemaal niet, een volstrekt windstille zaterdagavond. ‘Hoe is die boom in godsnaam op het spoor gesukkeld?’ vroeg ik aan mijn medereizigers. Ze schudden het hoofd.

Iemand vertelde dat er de jongste tijd wel meer mysterieuze dingen gebeuren. Onlangs hoorde hij omroepen dat er loslopende paarden op het spoor waren gesignaleerd – Vlaanderen begint toch echt op de Far West te lijken. We lachten achter onze mondmaskers en zo werd het toch nog gezellig.

‘Aandacht!’ riep de conducteur streng door de intercom. ‘Omdat er dus een boom op het spoor ligt, wordt onze eindhalte vandaag Aalter. Daar zullen vervangbussen klaarstaan.’

Tien minuten later wachtte ik, met honderd medereizigers, op de stoep van Pieter De Crem – je maakt wat mee in dit land. Knus en niet volledig coronaproof was het wel, maar een bus was in geen velden of wegen te bekennen. Of onze spoorvrienden naar een touringcarbedrijf of naar De Lijn gebeld hebben, weet ik niet. Maar dat laatste zou veel verklaren. Na een halfuur riep de conducteur ons allemaal bij elkaar: ‘Wéér opstappen in de trein!’ beval hij. ‘We rijden voort.’

‘Maar er lag toch een boom op het spoor?’ opperde ik.

‘Die ligt tussen Brugge en Oostende’, antwoordde hij. Dat had hij vernomen via de technologie waar u ooit nog voor verantwoordelijk was. ‘Maar in Brugge zullen vervangbussen klaarstaan’, verzekerde hij.

Ik geef toe dat ik daar niet meer op gewacht heb. Om kort te gaan, mevrouw Schoubs: de zee heb ik op zaterdagavond 6 november niet horen ruisen. Hello Belgium, jaja, ik had genoeg gezien van dit land. Ik denk dus dat u gelijk hebt: er is nog ruimte tot verbetering voor de samenwerking tussen uw oude en uw nieuwe werkgever.

Ik wens u veel goede moed. Aan de slag!

Stijn Tormans

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content