‘Blind Gekozen: waarom studiekeuze meer is dan een voorspelling in een app’

‘Instrumenten die een wetenschappelijk onderbouwde ondersteuning geven bij de studiekeuze zullen nooit te herleiden zijn tot app waar de studiekiezer of de klassenraad snel enkele gegevens invult’, schrijft Tinne De Laet samen met Wouter Duyck, Mieke Adriaens, Bart Tambuyzer, Lot Fonteyne, Vincent Donche en Marlies Lacante.

In de media leek het even of de oplossing voor de ondersteuning bij studiekeuze in de overgang van het secundair naar het hoger onderwijs gevonden was. En nog beter, het is zo eenvoudig als een app die niet meer nodig heeft dan de wensopleiding in het hoger onderwijs en de afstudeerrichting en het eindresultaat van het secundair onderwijs. Want, zo werd gesteld, je kan met deze eenvoudige gegevens de slaagkansen beter voorspellen dan met de ijkingstoets. Eureka, eindelijk die heilige graal gevonden! Boeken toe voor de gevalideerde oriënteringsinstrumenten Columbus, instaptoets lerarenopleiding en ijkingstoets die de Vlaamse overheid naar voor schuift. Of toch niet?

Secundair onderwijs als goede voorspeller studiesucces

Dat het studiesucces in het hoger onderwijs correleert met het studieresultaat en de vooropleiding uit het secundair onderwijs is oud nieuws en wordt al 70 jaar lang in wetenschappelijke studies gedocumenteerd. Meer nog, deze gegevens worden ook al gebruikt om de studiekeuze te ondersteunen in verschillende instrumenten. In onderwijskiezer (Vlaamse overheid) kan je voor elke secundaire studierichting nagaan wat het studierendement was van vroegere leerlingen in verschillende opleidingen in het hoger onderwijs. Ook bij het advies dat de klassenraad uitspreekt, neemt zij, naast heel wat andere factoren ook de studierichting en -resultaten in rekening. Bij de feedback na de ijkingstoets wordt ook expliciet verwezen naar het belang van de vooropleiding en het behaalde resultaat in het secundair onderwijs, naast andere individuele factoren zoals motivatie, leer- en studievaardigheden en de inspanning die de toekomstige student wil leveren.

Waarom dan nog Columbus of de ijkingstoets?

Als de gegevens uit het secundair onderwijs zo’n goede voorspeller zijn voor studiesucces, waarom zijn er dan nog andere instrumenten nodig? Wel, omdat studiekeuze ondersteunen meer inhoudt dan voorspellen. Een goede studiekeuze vraagt reflectie over vier vragen: Wie ben ik? Wat kan ik? Wat wil ik? en Hoe kies ik? Het exploratie-instrument Columbus biedt via een individuele wetenschappelijke meting van kennis, vaardigheden, attitudes en interesses die belangrijk zijn voor de overstap naar hoger onderwijs, feedback aan om studiekiezers te laten reflecteren over deze vragen en ze op weg te helpen om een meer geïnformeerde studiekeuze te maken. Columbus maakt deel uit van het ruimere traject van onderwijsloopbaanbegeleiding binnen het secundair onderwijs en biedt heel wat tips om eventuele tekorten te remediëren.

Blind Gekozen: waarom studiekeuze meer is dan een voorspelling in een app.

Een instrument als de ijkingstoets zit aan het einde van het oriënteringsproces als er één of meerdere studierichtingen in de diepte geëxploreerd worden. De ijkingstoets geeft de studiekiezers individuele feedback over de mate waarin ze op dat ogenblik de startcompetenties van een (groep van) bacheloropleidingen bezitten op basis van een toets van 3 à 4 uur, afgenomen in gecontroleerde omstandigheden.

Wetenschappelijk onderzoek heeft bovendien aangetoond dat de vaardigheden, attitudes. interesses, en competenties zoals gemeten in Columbus en de ijkingstoets een extra voorspellende waarde hebben bovenop de signalen uit het secundair onderwijs.

IJkingstoets als onafhankelijke en activerende meting

De kracht van de ijkingstoets ligt in twee aspecten: onafhankelijkheid en activering. Studiekiezers krijgen na de ijkingstoets genuanceerde feedback over de startcompetenties die ze bezitten, onafhankelijk van vooropleiding- en traject. Zonder vooroordeel en vooringenomenheid, enkel op basis van wat je getoond hebt tijdens de toets. Doel: studiekeuze aanmoedigen bij een mooi resultaat, ook als de vooropleiding geen “perfect match” is; Reflectie aanmoedigen bij een slecht resultaat, met nuance, en met verwijzing naar ondersteuning. Dit onafhankelijke signaal versterkt de signalen uit het secundair onderwijs, dat toonde onderzoek ook aan. Kortom, samen sterker.

Maar zo mogelijk nog belangrijker: de ijkingstoets is activerend. Startcompetenties kan je net als motivatie en attitudes, maar in tegenstelling tot je richting uit het secundair onderwijs en je studieresultaten, nog verbeteren. De ijkingstoets verwijst dan ook naar bijkomende ondersteuning in de vorm van coachende gesprekken, zomercursussen, online ondersteuningspaden, enz. Uit het onderzoek blijkt dat de bestaande instrumenten alvast hun activerend potentieel waarmaken: de deelnemers geven aan actie te gaan ondernemen na de ontvangen feedback.

Daarom spreken we trouwens nooit van slaagkansen. Alsof studeren in het hoger onderwijs een statistisch proces is waarbij een dobbelsteen wordt gegooid om te bepalen of je slaagt in het eerste jaar. Zulke terminologie ondermijnt de activering die je net wil bekomen.

Waarom het enkel gebruiken van gegevens uit secundair onderwijs geen goed idee is.

De keuze voor de studierichting in het secundair wordt beïnvloed door sociaal-economische achtergrond en vooroordelen die hieruit kunnen ontstaan. Een studieadvies baseren op vooropleiding heeft dus het risico sociale ongelijkheden die in het secundair onderwijs bestonden verder te versterken. Onafhankelijke metingen zoals de ijkingstoets proberen dit mee te doorbreken. Individuele studenten met potentieel en de nodige startcompetenties mogen geen negatief advies krijgen omdat ze op 12-jarige leeftijd een verkeerde keuze secundair maakten.

Puntengemiddeldes uit het secundair onderwijs zijn bovendien een erg omstreden meting. Ze zijn immers niet vergelijkbaar over scholen heen. Daarnaast toont onderzoek aan dat als puntengemiddeldes gebruikt worden als voorspeller, er risico is op “grade inflation” (tendens om hogere cijfers te geven), waar scholen uit het secundair onderwijs hogere punten geven om hun leerlingen zo schijnbaar meer “slaagkansen” te bieden.

Ten slotte zal een voorspellend instrument de status quo in het secundair onderwijs met watervaleffect en push naar richtingen met vele uren wiskunde bestendigen of zelfs nog verder versterken. Momenteel is het zo dat een leerling meer “slaagkans” heeft in bv. de opleidingen psychologie en pedagogiek/pedagogische wetenschappen met wetenschappen-wiskunde als vooropleiding dan wanneer je humane wetenschappen hebt gestudeerd. Hoe leg je dat inhoudelijk uit? De hervorming van het secundair onderwijs probeert net de status quo te doorbreken en elke leerling naar een studierichting te begeleiden die aansluit bij het domein van de interesse en het passende abstractieniveau. Want, humane wetenschappen kan je ook abstract en academisch aanpakken, net als talen, wiskunde en wetenschappen. En elke abstracte en academische opleiding in het secundair moet naadloos aansluiten bij de academische vervolgopleiding in hetzelfde domein.

Studiekeuzes in het secundair onderwijs hoeven nochtans niet determinerend te zijn voor het studiesucces in het hoger onderwijs. In Columbus kunnen studiekiezers ontdekken/exploreren wie ze zijn, waar ze staan en waar ze naartoe willen en kunnen zij hun profiel ook vergelijken met succesvolle eerstejaarsstudenten in het hoger onderwijs (professioneel of academisch). In een ijkingstoets kunnen ze laten zien wat hun niveau van startcompetenties is voor een specifiek opleidingsgebied, ondanks of dankzij hun vooropleiding. Via de complementariteit van deze instrumenten worden ook toekomstpaden zichtbaar die afgesloten leken op basis van een studiekeuze die vele jaren geleden gemaakt is.

Laat ons daarnaast ook niet vergeten dat op het einde van het secundair onderwijs een behoorlijk aantal (sterke) leerlingen ook uitgeblust zijn door het ‘generieke’ aanbod, en bij wijze van spreken ‘wachten’ op hun overstap naar het hoger onderwijs. Voor deze doelgroep (die ook wel hoger risico loopt op onderpresteren en demotivatie) zal het behaalde eindpercentage op het einde van het secundair onderwijs niet altijd een goede afspiegeling zijn van hun potentieel. Gebruik van gestandaardiseerde en gevalideerde metingen van kennis in de overgang van secundair naar hoger onderwijs, zoals via Columbus en de ijkingstoets, bieden een “verse” spiegel om te kijken naar het potentieel bij instroom hoger onderwijs en vooruitblik op mogelijke studiepaden.

Is de ijkingtoets dan al perfect?

Neen. De ijkingstoets zal ook nooit perfect zijn en straffer nog, we willen ook niet dat die dat is. Want een studiekiezer die ondanks mindere startcompetenties maar dankzij de feedback en aangeboden ondersteuning succesvol is, kan een “statistische anomalie” lijken in het voorspellend model, maar is in werkelijkheid een succesverhaal.

Moet het dan niet meer beter? Toch wel. We zijn er nog niet. De validiteit van de ijkingstoets is onderwerp van heel wat onderzoek, discussie en verdere ontwikkeling. Eén van de aspecten is “predictieve validiteit”, het voorspellen van de slaagkansen waarvan eerder sprake. Maar validiteit is veel meer dan dat alleen: inhoudsvaliditeit (op wat test je), consequentiële validiteit (tot wat leidt de test/feedback), indruksvaliditeit (denkt de deelnemer dat de toets en feedback valide zijn). Validiteit reduceren tot voorspellen van slaagkansen is een zwaktebod en herleidt de score op de ijkingstoets tot iets statisch. En dat terwijl het leerproces van een beginnend student in die prille fase heel dynamisch is.

Waarom samenwerken op Vlaams niveau?

De ijkingstoets, de instaptoets van de lerarenopleiding en Columbus zijn niet voor niets instrumenten op Vlaams niveau waar alle instellingen aan meewerken. De universiteiten lieten via de VLIR reeds meermaals aan de minister weten achter het gegeven van verplichte ijkingstoetsen te staan, uiteraard op voorwaarde van validiteit. De rectoren menen dat de ijkingstoets een begeleidingsinstrument is gericht op remediëring tussen actuele en vereiste voorkennis. In dit spanningsveld houdt de ijkingstoets de student een spiegel voor, en kan de toets een hulp zijn om studenten een goede keuze te laten maken.

Een studiekiezer heeft geen boodschap aan universiteiten en hogescholen die in verdeelde slagorde opereren, en de studiekiezer advies verstrekken vanuit heel verschillende visies.

Daarnaast biedt samenwerking de kans om krachten en inzichten te bundelen en aan de slag te gaan met gegevens over studiekiezers uit het hele Vlaamse landschap via gepaste afspraken met betrekking tot privacy en ethiek. Enkel zo zal betrouwbaar en valide advies tot stand komen.

Conclusie: Instrumenten die een wetenschappelijk onderbouwde ondersteuning geven bij de studiekeuze zullen nooit te herleiden zijn tot app waar de studiekiezer of de klassenraad snel enkele gegevens invult.

Prof. Tinne De Laet, KU Leuven verantwoordelijke ijkingstoets

Prof. Mieke Adriaens, UGent onderwijsdirecteur faculteit wetenschappen en voorzitter van de centrale ijkingstoetscommissie VLIR

Dr. Bart Tambuyzer, Universiteit Antwerpen onderwijscoördinator en verantwoordelijke ijkingstoets

Dr. Lot Fonteyne, UGent beleidsmedewerker studieadvies en VLIR-projectmedewerker ijkingstoetsen

Prof. Wouter Duyck, Vice-president Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO), expertcommissie Columbus

Prof. Vincent Donche, Universiteit Antwerpen, expertcommissie Columbus

Em. Prof. Marlies Lacante, KU Leuven, voorzitter expertencommissie Columbus

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content