‘Besturen kan niet meer, vluchten ook niet’

‘In mei 2019 blijkt dat de kiezer een afkeer heeft van de manier waarop traditionele partijen aan politiek doen. Recente peilingen leren dat die afkeer alleen maar groter wordt. Bestuurspartijen die niet willen of kunnen besturen, krijgen van de de kiezer wel eens de rekening gepresenteerd’, stellen Veerle Wouters en Hendrik Vuye.

De Franse politieke filosoof-socioloog Raymond Aron (1905-’83) is een originele denker. Wie over politiek nadenkt of politiek bedrijft, staat volgens Aron voor een fundamentele keuze: ofwel aanvaardt men het maatschappelijke en politieke model, ofwel verwerpt men het. Het Belgische politieke bestel kent deze tweedeling: er zijn anti-establishment-partijen en er zijn bestuurspartijen.

Anti-establishment of bestuurspartij?

Vlaams Belang en PVDA-PTB zijn radicaal anti-establishment. Beide partijen kiezen voor een klassenstrijd. Bij PVDA-PTB is dat de klassieke marxistische klassenstrijd, bij Vlaams Belang de strijd van de gewone man – slachtoffer van de globalisering – tegen de politieke elite. Beide partijen streven naar een andere maatschappij. Dit droombeeld blijft zuiver, want het is niet bezoedeld door regeringsdeelname. Toch koesteren beide partijen de hoop om ooit aan het bestuur deel te nemen, maar dan zullen ze wel moeten opleveren.

Besturen kan niet meer, vluchten ook niet.

Alle andere partijen zijn bestuurspartijen. Allemaal hebben ze bestuursverantwoordelijkheid opgenomen, zowel regionaal als federaal. Hoe alternatief Groen en Ecolo zich ook profileren, ze staan niet voor een ander politiek bestel. Hoezeer N-VA ook de ‘kracht van verandering’ tracht uit te dragen, daar staat wel tegenover dat de partij naar de verkiezingen trekt met een kandidaat-premier en in Vlaanderen ook met een kandidaat-minister-president. Ecolo-Groen en N-VA verschillen niet meer van ’traditionele partijen’ als CD&V, Open Vld, sp.a, PS, MR… Al deze partijen zijn partijen die in het verleden met groot gemak verregaande compromissen hebben gesloten. Grote brokken van het groene gedachtengoed belanden in de ecologische diepvries wanneer Groen en Ecolo mee aan tafel schuiven onder Verhofstadt I (1999-2003). In 2014 steekt N-VA zelfs artikel 1 van de eigen statuten in de communautaire diepvries. PS doet al een eeuwigheid hetzelfde. De klassenstrijd die nog steeds in artikel 1 van de statuten staat, is reeds lang verburgerlijkt.

Sommige politieke stromingen vindt men terug langs de twee kanten van de tweedeling. De socialistische stroming kent bestuurspartijen (SP.A, PS) en een partij die anti-establishment is (PVDA-PTB). Hetzelfde geldt voor het Vlaams-nationalisme, met N-VA en Vlaams Belang. Enige tijd was ook de liberale stroming opgesplitst. Open Vld als bestuurspartij en LDD (2007-’14) als de anti-establishment tegenhanger.

Bestuurspartijen moeten besturen

Van bestuurspartijen verwacht de kiezer niet dat ze kibbelen, wel dat ze besturen en het gevoerde beleid verdedigen. Dat blijkt alvast uit het postelectoraal onderzoek waarover Knack vorige maand berichtte. Lange tijd was dit ook het geval. Tot in de jaren negentig van de vorige eeuw werden grote akkoorden gesloten tussen de Vlaamse CVP en de Franstalige PS, dit ondanks de ‘grand canyon’ die gaapt tussen beide partijen. Bestuurspartijen verdedigen hun beleid, trekken met het bilan van de regering naar de kiezer en worden dan beloond of afgestraft.

Onder Verhofstadt I (1999-2003) komt er een kentering. De ecologische familie maakt voor het eerst deel uit van een regering, maar slaagt er niet in om te vervellen tot bestuurspartij. Ecolo voert zelfs een ‘particip-opposition‘: met een been in de regering, met een ander in de oppositie. In 2003 volgt de afstraffing: men kan niet tegelijk besturen en oppositie voeren. Agalev haalt niet eens de kiesdrempel en verdwijnt uit de Kamer, Ecolo verliest 7 Kamerzetels en houdt er maar 4 over.

De bestuurspartijen hebben geen lessen getrokken uit het groene debacle. In plaats van het regeringsbeleid te verdedigen, vervelt de regering Michel I tot een kibbelkabinet waar iedereen tegen iedereen oppositie voert. Sommige bestuurspartijen voeren zelfs oppositie tegen zichzelf. Zo beperkt de regering van PS’er Di Rupo (2011-’14) de wachtuitkering van jongeren in de tijd. Dit belet evenwel niet dat PS nadien naar de kiezer trekt met de belofte deze maatregel ongedaan te maken. Open Vld-voorzitter Gwendolyn Rutten zal zich zelfs verontschuldigen voor de ‘pestbelastingen’ van de regering-Di Rupo, belastingen die haar partij met ‘goesting’ heeft gestemd. N-VA maakt het al even bont. Minister-president Jan Jambon klaagt aan dat erkende asielzoekers retroactief – tot vijf jaar – gezinsbijslag ontvangen. Hij heeft zelfs het verhaal gehoord van een familie ‘die meteen een huis kon kopen van dat kindergeld’. Jambon voert hier retroactief oppositie tegen zijn partijgenoot Geert Bourgeois, want het is de regering-Bourgeois die deze maatregel heeft ingevoerd. Theo Francken voert oppositie tegen het Marrakechpact, terwijl hijzelf gedurende twee jaar aan zet was in dit dossier als bevoegde staatssecretaris. Francken voert zelfs oppositie tegen zichzelf. Ook hij zat met een been in de regering, met een ander in de oppositie.

Blijkbaar denken deze bestuurspartijen dat de kiezer een domoor is die alle partijpraatjes slikt. Uit het geciteerde postelectoraal onderzoek blijkt dat net dit grote verschil tussen woorden en daden sommige bestuurspartijen parten speelt.

Bestuurspartijen die niet willen – of niet kunnen – besturen krijgen makkelijk de rekening gepresenteerd. Alleen zit er nog een addertje in het gras.

Willen bestuurspartijen de kiezer behagen, dan kunnen ze best besturen. Bestuurspartij sp.a ondervindt dit vorige legislatuur. Hoewel de partij zowel Vlaams als federaal in de oppositie zit, wordt ze door de kiezer gepercipieerd als een bestuurspartij, niet als een oppositiepartij. CD&V’ers verklaren regelmatig dat hun partij niet goed is in het voeren van oppositie. Dit komt omdat CVP-CD&V in het naoorlogse België ‘de’ bestuurspartij bij uitstek is.

Wie wil besturen, zal moeten onderhandelen

De roeping van een bestuurspartij is om beleid te voeren, maar dan moet ze wel ten volle de spelregels aanvaarden zoals ze zijn. België kent geen meerderheidsstelsel, maar een proportioneel stelsel. Bovendien zijn er twee taalgemeenschappen die anders stemmen. Geen enkele partij behaalt ooit de meerderheid. Besturen wil dan ook zeggen dat men moet onderhandelen. Onderhandelen, dat doet men met elke partij die zetels kan aanleveren in de Kamer. Maar wat blijkt? Sommige bestuurspartijen gooien de spelregels overboord. Ecolo wil niet aan tafel met N-VA en VB, terwijl die partijen in de laatste peilingen ongeveer 50% van de Vlaamse kiezers vertegenwoordigen. PS wil niet onderhandelen met N-VA en N-VA wil niet onderhandelen met PS. Dit laatste zal waarschijnlijk sommige lezers verwonderen, want in de Vlaamse media leest men steevast dat PS niet met N-VA wil spreken. Onderhandelen met de PS is ‘spreken tegen de gordijnen’ stelt Bart De Wever. In de Franstalige media leest men echter net hetzelfde, maar dan omgekeerd. Enkele maanden geleden, in oktober vorig jaar, getuigen PS’ers in La dernière Heure over de gesprekken met N-VA: ‘Bart De Wever blijft vaag en beperkt het gesprek tot platitudes’. De PS-top is dan ook vast overtuigd: ‘De Wever ne veut pas aller au fédéral‘. Vrij vertaald: spreken met N-VA is spreken tegen de gordijnen. PS en N-VA sturen de zwarte Piet naar elkaar door. Beide partijen dansen op twee benen en hebben al verklaringen afgelegd dat ze met ‘de ander’ niet willen onderhandelen, dan wel dat ‘de ander’ met hen niet wil onderhandelen. Quousque tandem?

Bestuurspartijen die niet willen – of niet kunnen – besturen krijgen makkelijk de rekening gepresenteerd. Alleen zit er nog een addertje in het gras. Eigenlijk is het zelfs een grote boa constrictor. Wie kan de puinhopen van Michel I ruimen? Welke partij kan een tekort van 11 miljard op de begroting wegwerken? Wie kan de tekorten in de sociale zekerheid aanzuiveren? Welke coalitie heeft miljarden euro’s ontdekt om de klimaattransitie te bekostigen? Zolang niemand een bos ontdekt waar er geld aan de bomen groeit, blijft een onderhandeling aartsmoeilijk. Vandaar dat deze keer sommige bestuurspartijen liefst de kelk aan zich willen laten voorbijgaan.

Michel I was in 2014 de regering van de hoop. De regering die met een communautaire stilstand de rekeningen op orde ging brengen. Vijf jaar later verwerpen de bestuurspartijen de nalatenschap van deze regering. Het zijn de puinhopen van Michel I die maken dat de onderhandelingen zo stroef verlopen. Zelfs een begin van formatie is niet in zicht, men is nog aan het aftasten. Koninklijk opdrachthouder Koen Geens krijgt dan maar een royale carte blanche: hij moet ‘de nodige initiatieven nemen om de vorming van een volwaardige regering mogelijk te maken’. Dit is een onbeperkte volmacht, want er zijn geen regels of beperkingen.

Zo krijgt de regering-Michel I dan misschien toch nog een plaats in de geschiedenisboeken: de regering die niet regeerde, niet opleverde, veel communiceerde, veel kibbelde… De erfenis weegt zwaar, heel zwaar zelfs. Een land dat sociaal-economisch geblokkeerd zit na een sociaal-economische herstelregering, het zou een Belgenmop kunnen zijn. Meer nog, het is het ook.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content