Benjamin Abel Meirhaeghe: ‘Ik wil de opera van het intellectualisme bevrijden’

'Ze hadden nog een dikke nicht met een hoge stem nodig.' © Alexander Deprez
Els Van Steenberghe
Els Van Steenberghe Els Van Steenberghe is theaterrecensent.

Benjamin Abel Meirhaeghe (1995) is zelfverklaard operavernieuwer en speelt deze zomer maar liefst drie voorstellingen: in Oostende, Utrecht en Amsterdam.

Wat een tempo. Waarom doet u zichzelf dit aan?

Benjamin Abel Meirhaeghe: Een enorme profileringsdrang. Ik merk het bij veel generatiegenoten. We zijn net afgestudeerd en willen één ding: er meteen staan. Vorig jaar studeerde ik af met The Ballet, geïnspireerd door de opera Manon van Jules Massenet. Ik maakte dat stuk met balletdanser Emiel Vandenberghe, mijn toenmalige liefde. Ik wilde in een grote zaal in première gaan en mocht de theaterzaal van de Gentse Vooruit gebruiken. We vroegen grote decordoeken aan operahuizen. En we verkochten de Vooruit uit! Alles moet bij mij snel gaan en veel zijn. Rijkelijk!

Welke operatrauma ligt aan de basis van uw missie als vernieuwer?

Meirhaeghe: Geen. Ik groeide op in een gewoon gezin in Eine. Mijn moeder nam me als kind mee naar het Gentse poppenspel Pierke Pierlala. Wauw! Thuis bouwde ik die poppenkast na. Ik ging los! In 2011 zag ik X-ON van Ivo Dimchev. Hij is een intelligent, stoutmoedig artiest die speelt met zijn lijf en hoge stem. Hij triggerde me. Intussen voedde ik mijn oude ziel met opera, dankzij YouTube.

Meestal voel je je een alien in de opera. Alles staat er bol van de conventies, heel hiërarchisch. Zo’n operahuis kan nochtans een voorbeeld zijn. Ik wil de opera van het intellectualisme bevrijden.

Meestal voel je je een alien in de opera.

Maken we dat mee in Nachten/Ballet de la Nuit?

Meirhaeghe: Het is een stap in die richting. Ik ben 23, geef me wat tijd. Wij – de schrijfster, vormgeefster, componist, acteur en ik – vertrokken van het twaalf uur durende ballet dat Lodewijk XIV organiseerde in 1653. Dat balden we samen tot een stuk van een uur waarin de absolute vorst transformeert tot een nar. Arne Luiting is de vorst, ik zing Schuberts Der Wanderer. De cruciale zin is ‘Wo bist du, mein geliebtes Land?’ Het is een statement over onze politiek waarin de koning een hofnar blijkt.

Gedraagt u zich weleens als een absolute vorst?

Meirhaeghe: Als regisseur soms, ook al wil ik het niet. Maar ik ben ambitieus. Dus maakte ik met Kim Karssen en Laura de Geest voor het Nederlandse festival De Parade een stuk dat op een tafel past. Een tafelopera met een lach en een traan – vandaar Tisch und hihi Tränen -, onder meer gebaseerd op Ovidius’ Metamorfosen.

En dan zing ik ook nog eens mee in ITA’s Small Town Boy over een dorpsjongen die naar de stad vlucht. Waarom? Ze hadden een dikke nicht met een hoge stem nodig. (schatert het uit)

In april 2020 brengt u The Sad Smile,or The Tearing Face: a Revue. Alweer tranen in de titel.

Meirhaeghe:(stil) Ik zit vol tranen… Ik word gelukkig van de ongelukkigheid. Daarom houd ik zo van klassieke operamuziek. In The Sad Smile,or The Tearing Face: a Revue onderzoek ik waar onze wereld en die van componisten als Ligeti, Janequin of Schubert overlappen. Opera moet opnieuw méér worden dan een ruïne. Het is tijd voor nieuwe verhalen om bij te huilen en je duivels in de ogen te kijken.

Nachten/Ballet de la Nuit, 5 t/m 10 augustus op TAZ, Oostende.

Tisch und hihi Tränen op De Parade, 19 t/m 23 juli in Utrecht en 20 t/m 25 augustus in Amsterdam.

Small Town Boy van Oostpool en ITA, 23 juli t/m 3 augustus in Amsterdam.

The Sad Smile, or the Tearing Face: a Revue, première op 1 april 2020 in Opera Vlaanderen, Gent.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content