‘Behoren dt-fouten binnenkort definitief tot het verleden? Wellicht niet’

‘Dt-fouten zullen ons vergezellen tot men zich realiseert dat de regels gebaseerd zijn op een foute overtuiging’, schrijft Dominiek Sandra. Hij staat stil bij de introductie van het werkwoordenwiel, een didactische tool die als opvolger van ’t kofschip en ’t fokschaap.

Vorige week was de media-aandacht voor dt-fouten even terug van nooit helemaal weggeweest. De reden daarvoor is een nieuwe tool om werkwoordvormen nooit meer fout te spellen: het werkwoordenwiel. Het instrument werd bedacht door Yannick Vercauteren, een student van de hogeschool Odisee in Sint-Niklaas. Met het wiel kom je via een aantal vragen automatisch bij de correcte spelling terecht. De bedenker legt het zelf uit op de VRT-website. Om te weten dat je geen t spelt in “Hopelijk vind je nog tijd om examens te verbeteren!” moet je (a) beslissen dat het om een persoonsvorm gaat, (b) dat het onderwerp enkelvoud is en (c) dat het onderwerp “je achter de pv” is. Volgens het wiel spel je dan de stam: vind. De combinatie van eenvoudige vragen en een spelement – een aantal wielen die ten opzichte van elkaar gedraaid worden – doen vermoeden dat dt-fouten binnenkort definitief tot het verleden zullen behoren. Ik denk echter niet dat dit het geval zal zijn. Tegelijk ben ik heel positief over de bedenker van dit onderwijsinstrument.

Enthousiasme

Eerst het goede nieuws. Achter het werkwoordenwiel gaat ongetwijfeld een enthousiaste leerkracht schuil. Dat kan niet anders als je een nieuw didactisch instrument bedenkt om het aantal spelfouten van je leerlingen te verkleinen. Op het domein van de Nederlandse spelling kon dat engagement inderdaad best naar dt-fouten gaan. Die fouten hebben immers de bedenkelijke eer om nog steeds de kampioen van alle spelfouten te zijn. Mijn collega, Reinhild Vandekerckhove, en ikzelf hebben dat aangetoond in een analyse van meer dan 2500 schoolopdrachten, gespreid over meer dan 700 leerlingen tussen 14 en 19 jaar. Gemiddeld 1 op 3 spelfouten was een dt-fout. Merkwaardig als je weet dat er precies op die fouten een zwaar maatschappelijk stigma rust: binnen en buiten het onderwijs.

Behoren dt-fouten binnenkort definitief tot het verleden? Wellicht niet.

Alle lof dus voor deze jonge, enthousiaste leerkracht die deze fouten de wereld wil uit helpen. Ik wil dat enthousiasme heel sterk in de verf zetten. In alle discussies over de beste onderwijsmethodes – en het werkwoordenwiel is een standpunt in zo een discussie – wordt de leerkracht immers te vaak over het hoofd gezien. Nochtans zijn lesgevers de spil waarrond alles draait: van kleuterschool tot en met de universiteit. Enthousiaste lesgevers maken het verschil, los van de lesmethode. Dat blijkt uit onze eigen ervaringen op school maar ook uit wetenschappelijk onderzoek. Het is ook begrijpelijk: leerkrachten die geloven in wat ze doen, zetten hun enthousiasme over op hun leerlingen. De motivatie die jongeren daaraan ontlenen is een sterke drijfveer in elk leerproces. Uiteraard sluit dit het belang van de didactische methode niet uit. Niettemin moet enthousiasme sterk benadrukt worden omdat zelfs de beste onderwijsmethode zonder een gedreven leerkracht niet kan werken.

Overbelast werkgeheugen en vertrouwde woordbeelden

Ik ben het zeker eens met wat Yannick Vercauteren zegt over de oorzaak van veel dt-fouten. Vaak spellen we onder tijdsdruk de meest vertrouwde vorm. Dat blijkt uit taalexperimenten die ik met verschillende collega’s en doctoraatsstudenten heb uitgevoerd. Zowel tijdens het schrijven als tijdens het nalezen ondervinden we vaak last van tijdsdruk. We moeten immers aan méér denken dan de spelling. Ook de woordkeuze, zinsbouw en tekstsamenhang zijn van belang. Daardoor kan ons werkgeheugen overbelast geraken. Bij een werkwoordvorm als ‘word’ of ‘belooft’ riskeren we dan om de frequentere vormen ‘wordt’ en ‘beloofd’ op te schrijven.

De beperkingen van algoritmisch redeneren

Ik betwijfel echter dat het werkwoordenwiel tot spectaculair betere resultaten zal leiden. Het instrument is immers gebaseerd op het concept van algoritmisch redeneren. Een algoritme is een systematische reeks van stappen, waarbij een input stap voor stap aan een output wordt gekoppeld. In het werkwoordenwiel, een dt-algoritme, is de input de t-klank van een werkwoordvorm. Via een reeks ja/neen-vragen, zoals in het voorbeeld hierboven, wordt de gebruiker automatisch naar het juiste antwoord geleid. Je spelt de t-klank als t, d of dt. Er zijn reeds verschillende van die algoritmen in het onderwijs geïntroduceerd. Onderzoek heeft echter aangetoond dat die nauwelijks betere resultaten opleveren dan de klassieke regels, de kofschip- of fokschaapmethode of de methode waarin je het werkwoord door een ander werkwoord vervangt. Blijkbaar interioriseren leerlingen de stappen van het algoritme niet. Dat is ook niet verwonderlijk. We kunnen een algoritme wel bewust doorlopen maar het is wellicht te complex om het te automatiseren – en net daar wringt vaak het schoentje: tijdnood tijdens het schrijven vereist in feite automatisering. Ook met het werkwoordenwiel ben je wel even bezig alvorens je weet wat de correcte spelling is.

Het wiel maakt ook gebruik van diverse grammaticale termen. Dat zegt de maker ook zelf. Laat dat nu een groot cognitief struikelblok zijn, helaas ook nog in het middelbaar. Veel leerlingen weten niet wat het onderwerp is in de zin “Je zus vindt je nieuwe jas niet mooi”. Staat er een voltooid deelwoord of een persoonsvorm in de zin “Omdat de directeur het nu al zo lang belooft”. Jongeren die over onvoldoende grammaticale bagage beschikken, zullen ook met het werkwoordenwiel geregeld nog de mist ingaan.

Is dit voldoende reden om het werkwoordenwiel meteen naar de prullenmand te verwijzen? Zeker niet. De hypothese dat dit instrument tot minder dt-fouten leidt, verdient proefondervindelijke toetsing. Ik vrees echter dat dt-fouten ons zullen vergezellen tot men zich realiseert dat de regels gebaseerd zijn op een foute overtuiging: dat schrijvers genoeg tijd hebben om de analytische logica ervan op te roepen, terwijl de mentale processen tijdens het schrijven veel te snel verlopen. Niettemin hoop ik dat Yannick zijn jeugdig enthousiasme behoudt. Met enthousiasme los je niet alles op maar je komt er al een heel eind mee.

Dominiek Sandra is gewoon hoogleraar Psycholinguïstiek en Taalkunde aan de Universiteit Antwerpen, Departement Taalkunde.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content