Ludo Bekkers

Arnold Newman: heerlijk weerzien met een oude meester

Ludo Bekkers Kunst- en fotografierecensent

Het is een unieke belevenis om in een Antwerpse galerie nu originele prints van deze grootmeester van het portret te kunnen ontdekken.

Arnold Newman (New York, 1918-2006) was destijds een haast mythische naam in de internationale fotografiewereld. Zijn werk werd gepubliceerd in succesvolle bladen als Harpers’ Bazaar, Life, The New Yorker, Esquire en Look van voor de jaren veertig tot zestig.

De fotogeneratie van kort na de tweede wereldoorlog, ook de Belgische, keek naar hem op omwille vooral van zijn portretten van kunstenaars en publieke figuren maar ook van zijn modefoto’s. Alleen de echte freaks van zijn werk kenden ook de sociaal-documentaire beelden uit zijn onmiddellijke omgeving in de manier van Walker Evans en Dorothea Lange die dan verder evolueerde naar meer grafisch abstraherende beelden van doorkijkjes, stadsmuren en andere simpele onderwerpen die zijn aanvankelijke liefde voor de schilderkunst nog verraden.

Het was die andere fotograaf; Alfred Stieglitz, die hem min of meer ontdekte in 1941 en had hij zijn eerste tentoonstelling in Manhattan (New York). En toen liet hij zijn verleden los en begon met de portretfotografie die hem wereldberoemd zou maken. Vier jaar na zijn ontmoeting met Stieglitz en Ansel Adams toonde hij zijn werk in een expositie “Artists look like this” in het Philadelphia Museum. Later volgden er nog meer en was zijn reputatie dermate gegroeid dat hij op het einde van de jaren vijftig aanzien en gekozen werd in een poll van het tijdschrift Popular Photography als een van de tien beste fotografen in de wereld.

Newman werd dus wereldberoemd met zijn portretfoto’s van beroemdheden uit de artistieke en politieke wereld. Hij bleef wel afkerig van acteurs en actrices, (op Marylin Monroe na) rocksterren en iedereen die hij omschreef als “beroemd om beroemd te zijn”. Hij fotografeerde hen in hun eigen habitat met een professionele camera en lichtinstallatie. Binnen dat kader zocht hij naar visuele elementen om hun beroep en persoonlijkheid zo concreet mogelijk weer te geven.

Een iconische foto van Igor Stravinsky is daarvoor exemplarisch. De componist is afgebeeld aan een vleugelpiano met open deksel waarbij zijn hoofd en handen slechts een onderdeel vormen van een compositie die opgebouwd is als een haast geometrische constructie met contrasterende zwart-wit partijen. Een ander maar verschillend voorbeeld is het portret van de beeldhouwer Jean Arp. In een extreme close-up zien we slechts zijn hand, het rechteroog en een deel van de wang. Verder nog een lyrische ondefinieerbare vorm maar het geheel is erg evocatief. Zelf noemde hij zijn manier van werken een som van elementen die de omgeving zo goed als mogelijk dienden te benaderen in functie van het model. Hij zegde ooit dat het evident was dat een goed portret allereerst een goede foto moest zijn.

In dat verband een veelzeggende anekdote. In 1963 maakte hij, in opdracht van het tijdschrift Newsweek, een portret van de Duitse staalmagnaat Alfred Krupp, die tijdens Wereldoorlog II, ijverig wapenmateriaal leverde aan de Wehrmacht en waar duizenden verplicht te werk gestelden uit de bezette landen in penibele omstandigheden en onder dwang het zwaarste werk moesten verrichten. Krupp met uitgestreken gezicht en zware wenkbrauwen poseert als een Mefistofeles, met verkrampte handen met op de achtergrond het profiel van het industriebekken in het Ruhrgebied. Er bestaan twee versies van de foto, een in zwart-wit en een in kleur. In de laatste versie heeft het gezicht van het personage een vaalgroene kleur gekregen om te refereren naar zijn verleden. Wanneer Krupp de foto zag, beet hij Newman (van joodse afkomst) toe : in Duitsland zou je persona non grata verklaard worden. Daar tegenover staat dat hij foto’s mocht maken van de Amerikaanse presidenten John F. Kennedy, Gerald R. Ford en Lyndon B. Johnson.

Het vreemde is dat zijn reputatie in de jaren zestig sterk verminderde. Het zal wel te maken hebben gehad met de nieuwe inzichten van de toenmalige actuele kunst. Men vond wat eerder fris en origineel oogde nu wat gemakkelijk, hij flatteerde zijn modellen te veel, zijn beelden waren te glad en te goed gemaakt. Maar een volgende generatie van verzamelaars en fotokenners bracht zijn werk opnieuw tot leven. In 1979 kreeg hij van de Britse National Portrait Gallery in Londen de opdracht om portretten te maken van Engelse leidende culturele en intellectuele figuren. De tentoonstelling en het daarbij horende boek “The Great British” was een succes en dat herhaalde zich in de Verenigde Staten in 1992 waar een Amerikaanse tegenhanger werd gevraagd “Arnold Newman’s Americans” met een selectie uit zijn oeuvre van de laatste vijftig jaar. Desondanks bleef hij scherp over wat we nu artistieke fotografie noemen. “Zij die zichzelf kunstfotografen noemen zijn hoogdravend en arrogante egoïsten” liet hij optekenen in The Detroit News in 1993. Pedant zeker maar ook zelfrelativerend. Het is een unieke belevenis om in een Antwerpse galerie nu originele prints van deze grootmeester van het portret te kunnen ontdekken.

Het oeuvre van Newman munt uit door technische perfectie, door gevoel voor compositie en met doorgedreven inzicht in het karakter van het personage. Hij wil meer dan een loutere weergave bieden van zijn model maar door de setting en de opbouw van zijn beeld dringt hij dieper in hun ziel en hun gemoedstoestand. Het zijn geen gratuite reproducties van de realiteit maar psychologische reflecties.

Tentoonstelling “Arnold Newman” Antwerpen, Fifty One Too Gallery, nog tot 28 juni.

.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content