Leo Neels

Arme journalistiek

Leo Neels Advocaat en Prof. (em.) Mediarecht KULeuven en UAntwerpen

Journalistiek is een moeilijk vak. Naast goed inzicht in het onderwerp, is een uitstekend beoordelingsvermogen nodig, en moet alles uiteindelijk correct en toegankelijk kunnen worden geformuleerd. Dat lijkt eenvoudiger dan het in werkelijkheid is. Voeg er tijdsdruk aan toe en een competitieve omgeving, en je hebt snel ingrediënten voor risico, zo bleek zopas nog bij De Standaard.

Een recent voorbeeld. Bij de voorstelling van de schitterende jaarresultaten van De Persgroep, zette De Standaard (9 mei) op p. 1 een grote foto van de topman van De Persgroep, met de vraag ‘Hoe voelt het om de rijkste uitgever van Vlaanderen te zijn’, en het vermeende antwoord ‘Dat voelt goed’. U las het goed: bij de presentatie van bedrijfsresultaten was de focus het gevoel. Niet in Story of Dag Allemaal, doch op de één van De Standaard. Er was iets meer aan de hand, want de ombudsman van De Standaard, Tom Naegels, titelt nu (De Standaard 14 mei, p. 43): ‘Van Thillo betwist citaat op de voorpagina’.

Naegels blikt wekelijks terug op een item in de krant, veelal naar aanleiding van een klacht. Dat creëert soms transparantie over de interne keuken, met alle voor- en nadelen vandien. Er is in het algemeen een eerder gunstig vooroordeel voor zulke ombudsman die de interne vrijheid krijgt om zijn ding te doen. Het nadeel kan zijn dat een ombudsman, als lid van de redactie, ook gevoelig is voor de interne tunnelvisies die zijn oordeel beïnvloeden. Inderdaad, de toon van journalisten die schrijven over journalistiek is vaak eerder vergoelijkend.

De openhartigheid van de ombudsman van deze week is groot, maar zijn verhaal is onthutsend. Inderdaad, de titel is geen marginale uitschuiver, er is grondig over nagedacht, ook op hoofdredactioneel niveau, aldus de DS-ombudsman. Het was allemaal niet zo bedoeld, we kennen zelfs Van Thillo niet als het soort ondernemer dat zou pochen over persoonlijke rijkdom, we hebben de sfeer van uitzonderlijke zakelijke prestatie willen vatten met een teaser in de zin dat we de overwinnaar die terecht trots over de bedrijfsprestatie, aan het woord wilden laten. Dat vat het samen. Dit komt neer op ‘adding insult to injury’. ‘Rijk’ slaat op persoonlijk fortuin, niet op een bedrijfsprestatie. Na de bankencrisis, werd ‘de rijken’ in het publiek en electoraal debat, langzaam maar zeker, beladen met een negatieve connotatie, een scheldwoord. Alle redacties en personen die met taal bezig zijn, beseffen dat. Dan kies je als redactie niet voor deze titel in deze opmaak. Ik heb de indruk dat Naegels dat ook suggereert, of zou hij het voldoende achten dat in het artikel de relativering minder omfloerst zou beschreven zijn dan nu het geval was?

Titels moeten correct zijn, zowel in feite als in wat ze suggereren, dat is het basisbeginsel. Slimme, grappige of creatieve titels mogen de accuratesse van de informatie niet in de weg staan. Ook onbedoelde betekenissen, suggesties of insinuaties zijn uit den boze. Ja, ze mogen aandacht trekken, maar hier komt de verleiding voor de semantische misstap al zeer dichtbij. Er wordt in wetenschappelijke literatuur op gewezen dat journalistiek nu al (te) vaak de ‘hammer headline’ inzet, vaak met dubbelzinnigheden, subtiliteiten of insinuaties die de waarheid wat geweld aandoen, waarbij de grove titel dan in het stuk zelf tot zijn proporties van waarachtigheid wordt teruggebracht. Naegels geeft aan dat zelfs het herstel van de accuratesse in het stuk onvoldoende was.

Voorts geeft de ombudsman aan dat de redacteurs wel voorhouden dat de uitspraak zou gevallen zijn, maar het niet kunnen aantonen. ‘Het is raden’, zo staat het er. Dat is een fatale beoordeling in journalistiek. Journalistiek vooronderstelt controle en respect voor de nuance. Zeker wanneer je iets als citaat presenteert. Dit citaat, in déze omstandigheden, had dienen juist te zijn en was het niet. Dan héb je geen citaat, punt. De ombudsman schrijft dat bij het opvallend uitspelen van een citaat, het goed is als ze die keuze kunnen verantwoorden met onweerlegbaar bewijs. Goed?! Dat kan toch niet waar zijn: het is strikt noodzakelijk: hierop is geen énkele toegeving oorbaar: speculatie behoort niét tot het journalistiek register.

Dat maakt ook de titel van het stuk van de ombudsman, volgens hetwelk de geciteerde persoon zijn citaat op de voorpagina betwist, ontoereikend. In zijn analyse stelt de ombudsman een zeer ernstig journalistiek tekort vast, dan is er maar één weg: de royale rechtzetting, het excuus: correctie tegenover je gesprekspartner, en juiste informatie naar je lezers. In de regel doe je dat dan ‘met gelijke wapens’: op dezelfde pagina – ook als dat je één was. Misschien zelfs in dezelfde opmaak… al is wijsheid dat je dan in overleg gaat met de geïnterviewde, en nagaat of een overdreven rechtzetting niet méér schade zou toebrengen dan een gewone. Hier volgde helemaal geen excuus en royale rechtzetting, men volstaat met een vergoelijking met indicatieve elementen. Dat is problematisch, ook omdat men niet meer ziet dat de pogingen tot verklaring de fout van afwezigheid van manmoedige rechtzetting erger maken.

Dat is een groot probleem van moderne journalistiek. “Het beginsel is eenvoudig: media die, bij definitie, anderen ter verantwoording roepen, moeten zelf meer verantwoording afleggen en openheid tonen.” Het zijn de woorden van oud-journalist Craig SILVERMAN, auteur van ‘Regret The Error’, al gepubliceerd in 2007 (p. 243). Hij bepleit er “de vaardigheid van de rechtzetting” als noodzakelijk instrument van media. Ja, ook journalisten maken fouten, dat is het punt niet. Maar de weigering om ze loyaal recht te zetten is niet toelaatbaar. In zijn voorwoord noemt Jeff Jarvis het hoog tijd dat journalisten hun hovaardigheid afzweren en aan menselijkheid en bescheidenheid terug zouden winnen. Door toe te geven dat ze fouten maken, én door ze ruiterlijk te herstellen.

Nog op 2 mei illustreerde DS een ander voorbeeld van de moeilijkheid om correct met rechtzettingen om te gaan. Het betrof de roof van het paneel ‘De Rechtvaardige Rechters’, 80 jaar geleden. De VRT, en verder alle Vlaamse media, sprongen op één van de plots nieuw leven ingeblazen pistes, volgens welke enkele notabele Vlaamse katholieke families uit het Gentse, er iets mee te maken hadden, zelfs in het bezit zouden kunnen zijn van het paneel. Het is één van vele urban legends over deze diefstal in een lange reeks van – tot bewijs van het tegendeel – speculatieve verhalen, verzinsels, complottheorieën en flauwekul. In zijn publicatie hiervan, had DS de naam genoemd van de familie De Schryver. Het ingezonden recht van antwoord is uiteindelijk geplaatst, doch de openingszin is tekenend voor de journalistieke moeilijkheid met de kunst van de rechtzetting: “De wet verplicht ons naar aanleiding van het artikel ‘Het Lam Gods en de zonden der wereld’ (DS 29 maart) dit recht van antwoord van Godelieve De Schryver te publiceren.” Ja, in uitzonderlijke omstandigheden verplicht de wet media tot publicatie van een recht van antwoord; dat is het geval wanneer de ethiek van plaatsing van een ingezonden reactie door iemand wiens reputatie in gedrang is gebracht, door de redactie is miskend. Waarom zulke journalistieke hardnekkigheid in ogenblikken van grote ethische zwakheid?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content