‘Het welzijn van onze beroepsbevolking is geen speelgoed’, schrijft onderzoeker Philippe Sterkens (UGent). Hij houdt de geplande arbeidsmarkthervormingen tegen het licht.
Het begrotingsakkoord van eerder deze week stelt dat zowel werknemers en werkgevers meer verantwoordelijkheid krijgen omtrent re-integratie na langdurige ziekte. De sancties onder deze maatregelen lokten verontwaardiging uit bij werknemers én werkgevers. Zo kunnen zieken bijvoorbeeld een deel van hun uitkering verliezen wanneer ze een verplichte vragenlijst niet invullen. Langs werkgeverszijde krijgen organisaties met een “bovenmaatse” proportie langdurig arbeidsongeschikten dan weer de rekening gepresenteerd.
Zal de overheid nu ook een boek bijhouden met welke zieken en organisaties er stout zijn geweest?
Arbeidsongeschiktheid in het begrotingsakkoord: kunnen straffen ook een geschenk zijn?
Als burn-outonderzoeker met focus op arbeidsmarktre-integratie was ik sceptisch: werknemers die disproportioneel geleden hebben onder werkstress nog meer administratieve druk opleggen, klinkt als wreedheid op het niveau van de thrillerserie Squid Game. Desalniettemin bleek mijn onrust misschien voorbarig. Sta me toe uit te leggen waarom deze maatregelen volgens mij alsnog een geschenk kunnen zijn voor de betrokken partijen.
Burn-out ontstaat niet op één dag
Wanneer ik de documentatie rond werknemer- en werkgeversancties onder de loep nam viel op dat de voorwaarden om gestraft te worden toch relatief tolerant zijn voor werknemers en werkgevers.
De inmiddels beruchte vragenlijst voor de zieken – uitgestuurd vanaf 10 weken ziekteverlof – dient volgens de wettekst om een arts te assisteren in de oordeelsvorming. Zoals minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke en collega’s hun plan verdedigden in de Kamer zal er gepeild worden naar de mogelijkheden die werknemers zelf zien binnen de organisatie en, nog interessanter, of de leidinggevende begrip toont voor hun situatie. Dit laatste punt is voor mij een schot in de roos. Er zijn verschillende studies, ook van eigen bodem, die aantonen dat de leidinggevende een cruciale rol speelt in de re-integratiekansen van zieke werknemers.
Dat er nu meer systematische aandacht komt voor de psychosociale aspecten van re-integratie (naast iemands gezondheidstoestand op zich) noem ik progressie. Wanneer werknemers desondanks de oordeelsvorming van artsen belemmeren door consistent vragen weigeren te beantwoorden, en zichzelf daar misschien mee in de voet schieten, lijkt een financiële sanctie me niet onterecht.
Ook voor de modale, welwillende ondernemer zou de roe niet zomaar gebruikt worden. Ten eerste is de definitie van “bovenmaats” die men hanteert erg nauw. Pas wanneer een organisatie driemaal (!) meer langdurig zieken produceert dan vergelijkbare organisaties, riskeert men bestraffing. Een vermenigvuldiging van het gemiddelde met factor drie? Dat is een opmerkelijke hoge grens en iets wat we in de wetenschap ‘extreme uitschieters’ zouden noemen. Ten tweede is het pad naar deze straf voor werkgevers ook vrij lang en niet onbewaakt. In het criterium tellen uitsluitend – het woord zegt het zelf al – langdurig zieken mee. Langdurig ziektes, waaronder vele gevallen van burn-out, ontstaan vaak niet op één dag. Hierdoor krijgen organisaties ook de kansen om het tij te doen keren. Daar komt bovenop dat de regering een knipperlicht zou installeren dat aangeeft wanneer steeds meer werknemers van een organisatie langdurig ziek worden – alhoewel ik hoop dat organisaties geen waarschuwingen nodig hebben om te reageren op zo een trends.
Wie A zegt, moet ook B zeggen
Dat men waarschuwingen geeft vooraleer de roe bovengehaald wordt, lijkt me positief, maar ik durf van een overheid toch ook verwachten dat men ondernemingen niet alleen laat staan voor hun knipperlicht. Overzichtsstudies binnen mijn vakgebied concluderen bijvoorbeeld dat interventies gericht op werknemer en organisaties vaak veel effectiever zijn dan een focus op een van de twee. Welwillende organisaties die geconfronteerd worden met bovenmaats absenteïsme zullen wellicht al zorgen genoeg hebben om de boel draaiende te houden. Zij hebben er alle baat bij om in de hedendaagse jungle van teambuildings en commerciële welzijnstechnologie begeleid te worden richting evidence-based interventies rond welzijn en re-integratie.
Ook vanuit het perspectief van de werknemer wil ik nuance aanbrengen. Achter het masterplan van de overheid schuilt onder andere dat het onbenut (werk)potentieel van de langdurig arbeidsongeschikten aangesproken wordt. Hieruit volgt dat er vaker en vlotter teruggekeerd zou worden naar het werk. Aan deze ambitieuze strategie zijn onlosmakelijk ook risico’s verbonden – en deze moeten ingeperkt worden. Ik kan me bijvoorbeeld niet inbeelden dat mislukte pogingen om terug te keren het zelfvertrouwen van de werknemer ten goede komen – en laat net dat geloof in eigen kunnen een belangrijk obstakel vormen bij burn-outpatiënten. Om succesvolle re-integratietrajecten te verwezenlijken, kijk ik hoopvol maar voorzichtig naar de onderbelichte elementen uit het begrotingsakkoord waaronder de rol van de Terug Naar Werk-coördinatoren en multidisciplinaire benaderingen van re-integratie.
Alles bij elkaar durf ik de vrees die we koesteren voor sancties te relativeren en vooral ook te kijken naar het potentieel van deze plannen. Een overheid die een beleid opbouwt rond de – ik kan het niet genoeg benadrukken – gedeelde verantwoordelijkheid van werknemer én werkgever kan mij als onderzoeker paaien.
Tot slot, mocht de regering De Croo oordelen dat de Belgische wetenschappers dit jaar ook braaf zijn geweest, dan zou de actieve betrekking van onze universiteiten voor mij het mooiste geschenk zijn in de uitrol en opvolging van de regering haar ambities. Het welzijn van onze beroepsbevolking is immers geen speelgoed.
Philippe Sterkens doet aan de UGent onderzoek naar de reïntegratie van burn-outpatiënten op de arbeidsmarkt. Onder begeleiding van professor Stijn Baert werkt hij aan een interdisciplinair proefschrift in de arbeidseconomie en psychologie.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier