Jan Denys

Arbeidsmarktbeleid: ‘Er is nog veel winst te halen bij de 55-plussers’

Jan Denys Arbeidsmarktdeskundige en woordvoerder van Randstad

Aan de start van het nieuwe jaar houdt Jan Denys van Randstadt het arbeidsmarktbeleid tegen het licht. ‘Het beleid inzake langer werken moet dan ook onverkort worden verder gezet. De grootste uitdaging vormt echter de tewerkstelling van laaggeschoolden.’

België geeft zeer veel geld uit aan arbeidsmarktbeleid. Alleen Spanje, Denemarken en Ierland geven hieraan proportioneel meer uit. Zelfs als we ons beperken tot actief arbeidsmarktbeleid (begeleiding, opleiding, activering…) behoort België tot de koplopers in de wereld. Of dat geld globaal genomen goed besteed is, is een vraag die we in deze bijdrage niet zullen beantwoorden. Maar er zijn wel argumenten om op zijn minst enkele vraagtekens te plaatsen.

Arbeidsmarktbeleid: ‘Er is nog veel winst te halen bij de 55-plussers’

Een heel belangrijke doelstelling van ons arbeidsmarktbeleid en bij uitbreiding van de totale EU is de stijging van onze werkzaamheidsgraad (het aandeel werkende mensen ten opzichte van de betrokken totale populatie). Op het eerste zicht is aan deze doelstelling prima voldaan. Zowel in België als in Vlaanderen is de werkzaamheidsgraad sinds het einde van de jaren 80 bijna onafgebroken gegroeid, zij het dat de groei onvoldoende is om tegemoet te komen aan de doelstellingen van de EU. Noch Vlaanderen noch België zullen in 2020 de vooropgezette doelstelling van 75% halen. De onmiskenbare positieve trend maakt echter veel goed.

Meer vrouwen aan het werk

Maar schijn bedriegt. Wie de globale ontwikkeling opsplitst op basis van geslacht merkt onmiddellijk dat de stijging enkel en alleen een gevolg is van een stijgende werkzaamheidsgraad bij vrouwen. Bij mannen is de werkzaamheidsgraad de voorbije decennia gedaald van 80 naar 76%. In België werkten in de jaren 50 zelfs meer mannen dan nu. Dit heeft grotendeels te maken met de veel latere intrede in en de veel vroegere uittrede van mannen uit de arbeidsmarkt. De stijging van de werkzaamheidsgraad heeft dus veel te maken met de feminisering van de arbeidsmarkt. Is dit een verdienste van het arbeidsmarktbeleid? Dit beleid heeft de feminisering zeker gefaciliteerd maar kan zeker niet als de belangrijkste driver ervan gezien worden.

‘De globale werkzaamheidsgraad is gestegen omdat het aandeel en aantal hoog en middengeschoolden de afgelopen decennia gestegen is en het aandeel en aantal laaggeschoolden gedaald. Maar ook in deze is het niet het arbeidsmarktbeleid dat hiervoor primair verantwoordelijk is.’

Maar er is meer. Als we de opsplitsing maken van de evolutie van de werkzaamheidsgraden per kwalificatieniveau dan zien we in geen enkel niveau een wezenlijke vooruitgang. Zowel bij de hoog- midden- en laaggeschoolden is de werkzaamheidsgraad redelijk tot zeer stabiel gebleven de voorbije 30 jaar. De globale werkzaamheidsgraad is gestegen omdat het aandeel en aantal hoog en middengeschoolden de afgelopen decennia gestegen is en het aandeel en aantal laaggeschoolden gedaald. Maar ook in deze is het niet het arbeidsmarktbeleid dat hiervoor primair verantwoordelijk is.

We moeten dus vaststellen dat de grootste drivers inzake stijging werkzaamheidsgraad een gevolg zijn van maatschappelijke ontwikkelingen die niet helemaal maar toch voor een flink deel buiten het arbeidsmarktbeleid liggen.

Onderwijsniveaus

Het is interessant om iets langer stil te staan bij de ontwikkelingen binnen de verschillende onderwijsniveaus. Met een redelijk stabiele werkzaamheidsgraad van ongeveer 88% is er bij de hooggeschoolden weinig ruimte voor een groei van de werkzaamheidsgraad. Het aantal werkende hooggeschoolden stijgt enkel omdat het totaal aantal hooggeschoolden stijgt. Ook is er nog enige ruimte voor een relatieve stijging bij de 55 plussers maar we moeten anderzijds ook rekening houden met meer vormen van loopbaanonderbreking in dit segment. Daar de groei van de werkgelegenheid vooral in dit segment plaatsvindt, is het dan ook realistisch om rekening te houden met tekorten in de toekomst. Of de recente extra instroom van vluchtelingen in deze een oplossing kan bieden is, is op zijn minst onzeker. Gerichte economische migratie kan in deze wel zeker soelaas bieden. Tenzij de robots het zullen oplossen.

Dat ook de werkzaamheidsgraad van middengeschoolden stabiel bleef (zij het op een beduidend lager niveau dan bij de hooggeschoolden) de voorbije decennia is op het eerste zicht verrassend. Op de arbeidsmarkt is immers al enkele decennia sprake van polarisatie waarbij het vooral de jobs in het middensegment zijn die verdwijnen. In die zin hadden we kunnen verwachten dat de werkzaamheidsgraad van middengeschoolden enigszins onder druk zou komen te staan. Des te meer omdat het aantal middengeschoolden de voorbije decennia alleen maar is toegenomen. De werkzaamheidsgraad is echter niet gedaald. Dit betekent nagenoeg zeker dat een aantal middengeschoolden jobs uitvoeren op lager niveau. Daarnaast hebben een aantal zich ook weten op te werken naar een job op hoger niveau.

‘Zelfs de meest succesvolle arbeidsmarktmaatregel van de voorbije decennia, de dienstencheques, hebben de werkzaamheidsgraad bij laaggeschoolden niet structureel hebben kunnen doen toenemen.’

Tenslotte zijn er de laaggeschoolden. Zij kampen met een extreem lage werkzaamheidsgraad die zich 25% procentpunt onder deze van de middengeschoolden en meer dan 40% onder deze van de hooggeschoolden bevindt. Na de milleniumwissel is de werkzaamheidsgraad voor laaggeschoolden niet meer structureel toegenomen in Vlaanderen en in België zelfs licht gedaald. Dit is op het eerste zicht bevreemdend omdat het aantal laaggeschoolden de voorbije decennia redelijk fors gedaald is terwijl het aandeel laaggeschoolde jobs stabiel bleef of zelfs licht steeg. De meest voor de hand liggende verklaring is dan ook dat middengeschoolden deze lager geschoolde jobs hebben ingenomen. Dit betekent ook dat zelfs de meest succesvolle arbeidsmarktmaatregel van de voorbije decennia, de dienstencheques, de werkzaamheidsgraad bij laaggeschoolden niet structureel hebben kunnen doen toenemen. Zonder deze maatregel zou de werkzaamheidsgraad bij laaggeschoolden zich nu zelfs op een historisch dieptepunt bevinden. Ook confronterend is dat de activering van werkzoekenden die grotendeels doorgevoerd werd na 2000 niet heeft geleid tot een verbetering van de werkzaamheidsgraad bij laaggeschoolden. Deze maatregel heeft er hoogstens ervoor gezorgd dat deze niet verder is afgekalfd.

België is geen alleenstaand geval

Een internationale benchmark leert dat België geen alleenstaand geval is. In de EU als geheel is er eveneens sprake van stagnerende werkzaamheidsgraden per kwalificatieniveau de voorbije decennia. Het probleem is wel dat de scores voor België, hooggeschoolden uitgezonderd, duidelijk onder deze van de EU liggen. België als geheel maakt dus geen structurele achterstand goed. Voor laaggeschoolden bedraagt die meer dan 8 procentpunten. Voor Vlaanderen zit het verschil vooral bij de 55-plussers. Zowel mannen als vrouwen als laag- en hooggeschoolden scoren daar onder het Europees gemiddelde.

Wat betekent dit nu voor het arbeidsmarktbeleid? Vooreerst noopt dit tot enige bescheidenheid. De krachtigste drivers voor een stijgende werkzaamheidsgraad zijn niet rechtstreeks met het arbeidsmarktbeleid verbonden: feminisering, betere scholing. Maar dit betekent niet dat arbeidsmarktbeleid irrelevant is. Zo maakt de analyse duidelijk dat er nog veel winst te halen is bij de 55-plussers. Het beleid inzake langer werken moet dan ook onverkort worden verder gezet. De grootste uitdaging vormt echter de tewerkstelling van laaggeschoolden. Op zich succesvolle maatregelen als dienstencheques en activering hebben een verdere neergang van de werkzaamheid van deze groep niet kunnen voorkomen. Ook vanuit dit perspectief komt de taxshift niet te vroeg.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content