François Toussaint

‘Ambtenaren hebben meestal een gunstiger statuut dan ondernemers: hoog tijd om dat te veranderen’

François Toussaint Lid van de Vrijdaggroep, Director bij de Interel Group en medeoprichter van Nowa, een start-up die modeaccessoires ontwerpt.

‘De jongste generaties hebben het recht om van hun verkozenen te eisen dat ze alle sociale statuten updaten, zonder zich iets aan te trekken van de syndicale druk en kortetermijnpolitiek’, schrijft François Toussaint van de Vrijdaggroep. Hij pleit voor een gunstiger sociaal statuut voor ondernemers.

Dit opiniestuk maakt deel uit van de reeks ‘De Doordenkers van Knack.be‘.

België moet vertrouwen hebben in zijn ondernemers om de economie aan te zwengelen en meer mensen aanmoedigen om hun talenten te ontwikkelen. Dat kan door een gunstiger sociaal statuut voor ondernemers.

Overheidspersoneel heeft, in welke dienst ook, gewoonlijk een veel gunstiger statuut dan ondernemers. Maar ons land heeft net behoefte aan mensen die risico’s nemen en hun eigen activiteit op stapel zetten. Dit onevenwicht brengt het Belgische sociale contract in gevaar op middellange termijn.

Context vraagte om verandering

Minstens drie factoren maken een herziening van de sociale statuten van werknemers noodzakelijk opdat meer mensen voor een ondernemersstatuut zouden kiezen.

Allereerst constateren we dat de statuten op de arbeidsmarkt (bediende, arbeider) te rigide zijn en almaar meer omzeild worden via kortetermijn- en interimcontracten. Tegelijkertijd is het zelfstandigenstatuut niet aantrekkelijk genoeg voor ondernemers om hun brood fatsoenlijk te verdienen.

‘Ambtenaren hebben meestal een gunstiger statuut dan ondernemers: hoog tijd om dat te veranderen’

Voorts blijft het sociaal contract, cement van de Belgische eenheid sinds het einde van WO II, slechts levensvatbaar als we voldoende rijkdom genereren. En deze groei kan in de toekomst alleen komen van een dynamische privésector. Rijkdom kan je pas verdelen als er stroomopwaarts ook rijkdom voortgebracht wordt.

Tot slot: omdat het land eerder krap bij kas zit, beschikt de overheid niet over de financiële capaciteit om als werkgever de werkloosheid significant terug te dringen. Overheidsdiensten remmen de aanwerving van nieuw personeel af, wat trouwens niet betekent dat de openbare dienstverlening aan gebruikers (burgers en ondernemingen) erop achteruitgaat, want er wordt geïnvesteerd in nieuwe technologie. De onderwijs- en opleidingssector verdienen daarentegen onze onverdeelde aandacht.

‘De vroeger verworven rechten van overheidspersoneel wegen zwaar op de ontplooiing van een massa ondernemers die het land uit het slop willen helpen.’

Vijftig jaar geleden moest de overheid zich opwerpen als een aantrekkelijke werkgever, om het personeel aan te trekken dat nodig was voor de vorstelijke groei in de dertig gloriejaren na 1945. Dankzij deze gouden jaren konden de sociale partners solide welzijnsgaranties uitbouwen op de werkvloer, en daarvan profiteerden onze grootouders en ouders. Overheidspersoneel vertegenwoordigt een heterogeen, maar belangrijk kiespubliek dat alle partijen willen sparen bij verkiezingen. Elke politicus die actief is in een openbare instelling zal, om voor de hand liggende redenen, het nut ervan verdedigen, ook al is ze achterhaald of overbodig. Denk maar aan het provinciale niveau of, in mindere mate, aan de Franse gemeenschap.

De vroeger verworven rechten van overheidspersoneel wegen zwaar op de ontplooiing van een massa ondernemers die het land uit het slop willen helpen. Niet alleen omdat de kosten van overheidspersoneel gefinancierd worden met belastinggeld van alle belastingbetalers, maar ook omdat het ambtenarenstatuut een zeker comfort biedt, waardoor elke greintje ondernemerszin de kop ingedrukt wordt.

Is de tijd niet aangebroken om deze discriminatie in vraag te stellen en mensen echt te stimuleren om hun geluk te beproeven in de privésector?

Opkomende landen geven het voorbeeld

In heel wat ontwikkelingslanden en opkomende landen zien we dat mensen zich niet tot één activiteit beperken. Ze bouwen twee, drie of vier activiteiten uit die elkaar aanvullen. Natuurlijk doen ze dat niet altijd uit vrije wil, maar uit noodzaak. Zo’n model ontstaat enkel als nood wet breekt, maar het zou meer kansen moeten krijgen in België. Je moet risico’s durven nemen. Des te meer omdat deze diversiteit vaak een bron van welzijn kan zijn.

Ons land loopt over van ongelooflijke talenten die zich makkelijker moeten kunnen ontplooien om rijkdom en tewerkstelling te creëren. Waarschijnlijk zal dit scenario geen keuze, maar een noodzaak zijn voor veel jongeren die tegenwoordig maar moeilijk aan de bak komen.

Door de versnippering van bevoegdheden en de overheersende kortetermijnpolitiek is het in België haast onmogelijk om het sociale model dat de overheidssector privilegieert grondig te herdenken. Toch is het moment aangebroken om na te denken over een soepeler en fiscaal voordeliger statuut dan het zelfstandigenstatuut dat we nu kennen. Als de solidariteitsmechanismen tussen noord en zuid buiten adem raken, zullen veel Waalse en Brusselse jongeren hun heil moeten zoeken in een multi-ondernemersmodel om de eindjes aan elkaar te knopen.

Levensstandaard aanhouden

De jongste generaties hebben het recht om van hun verkozenen te eisen dat ze alle sociale statuten updaten, zonder zich iets aan te trekken van de syndicale druk en kortetermijnpolitiek. Anders staan we binnen enkele jaren ongewapend in de strijd en kunnen we de astronomische werkloosheid alleen nog met lede ogen aanzien, terwijl privéondernemers de sterkhouders van een solide sociale zekerheid zijn.

De oefening die onze verkozenen te doen staat, moet het huidige model omkeren, zodat de privileges van een riant overheidsapparaat het privé-initiatief niet langer fnuiken. Want dit privé-initiatief kan er eventueel voor zorgen dat jonge generaties de levensstandaard van hun ouders en grootouders kunnen aanhouden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content