‘Academici denken beter twee keer na voor ze hun gewicht verlenen aan corona-scepticisme’

‘Dat sommige academici het warm water willen uitvinden in een vakgebied dat het hunne niet is, is een kwalijke ontwikkeling’, schrijft wetenschapsfilosoof Maarten Boudry. ‘Dit is niet louter een kwestie van collegiaal respect, maar heeft ook gevolgen voor het draagvlak van de maatregelen.’

In het kielzog van Sars-Cov-2 zagen veel landen de afgelopen maanden een exponentiële toename van het aantal epidemiologen per capita: mensen die tot voor februari nog nooit van een reproductiegetal, een verdubbelingstijd of een case fatality rate hadden gehoord, gingen zich naarstig in de studie van virussen verdiepen, en daarbij soms optornen tegen experts die zich daar al een carrière lang mee bezighouden. Daar is op zich niets verkeerds mee. Kritische burgers die zich goed informeren en logisch nadenken, kunnen helpen om het kaf van het koren te scheiden, en om experts uit te dagen.

Academici denken beter twee keer na voor ze hun gewicht verlenen aan corona-scepticisme.

Wanneer een bepaalde tak van de wetenschap echter een politieke of ideologische lading krijgt, kan je er gif op innemen dat er ook zelfverklaarde ‘sceptici’ zullen opstaan, amateur-experts die de hele wetenschappelijke consensus over een bepaald onderwerp in twijfel trekken. Dat overkwam klimaatwetenschappers toen zij de theorie van antropogene klimaatopwarming ontwikkelden, wat hen op ramkoers bracht met de fossiele industrie en andere gevestigde belangen. Lang daarvoor gebeurde hetzelfde met de biologie, toen de evolutietheorie haar intrede maakt.

En vandaag kunnen ook virologen ervan meespreken. Mensen die hun buik vol hebben van de talloze coronamaatregelen, richten hun pijlen op datgene wat die maatregelen schraagt: de wetenschappelijke kennis over Sars-Cov-2. Sommigen beweren dat het virus niet gevaarlijker is dan een griep, anderen houden vol dat er een wondermiddel tegen bestaat dat door het medische establishment wordt doodgezwegen, sommigen gaan zelfs zo ver om te stellen dat COVID-19 een verzinsel is, uitgevonden om de symptomen van 5G-straling te maskeren. Als wetenschapper kan je weinig tegen dat soort onzin beginnen: je kan het debat met sceptici aangaan, maar de strijd kan je nooit winnen. Een minderheid zal koppig blijven volhouden dat ze het beter weten dan de verzamelde experts, of dat de echte waarheid wordt verzwegen.

Schadelijker wordt het wanneer collega-academici uit andere vakgebieden daar een eind in mee stappen, zoals de afgelopen weken gebeurde met een kleine lawine aan open brieven, petities en schotschriften. Dat veel mensen de maatregelen beu zijn, is volstrekt begrijpelijk. Dat sommigen dan in de verleiding komen om Sars-Cov-2 te geringschatten en om de remedie erger voor te stellen dan de kwaal, is ook des mensen. Dat academici uit andere vakgebieden hun gewicht verlenen aan dat corona-scepticisme, is minder vergeeflijk.

Het wetenschapsbedrijf is in grote mate gebaseerd op wederzijds vertrouwen, omdat elke wetenschapper een leek is in alle vakgebieden behalve het zijne of hare. Als je iets wil weten over het klimaat, kan je niet anders dan enig vertrouwen te stellen in de expertise van klimaatwetenschappers. Zelfs klimatologen moeten voor deelaspecten van de klimaatproblematiek vertrouwen stellen in glaciologen (voor smeltende ijsschotsen) of dendrochronologen (voor boomringen). Menselijke kennis verwerven is ten diepste een sociale en collectieve onderneming, en dat geldt bij uitstek voor wetenschap. Filosofen spreken over ‘sociale epistemologie: slechts een minuscule fractie van wat we weten hebben we hoogstpersoonlijk onderzocht of uitgedokterd. Al de rest weten we via onze medemens.

Zelfverklaarde ‘sceptici’ geloven niet in dat sociale model van kennisverwerving: zij verbeelden zich dat ze een hele wetenschapstak in hun eentje aan flarden kunnen schieten, doorgaans met één welgemikte ‘zilveren kogel’: het is eigenlijk de zonnecyclus die ons klimaat opwarmt, of het zijn allemaal meetfouten door ‘urban heat’ (stadshitte) aan de meetstations, of klimatologen zouden niet doorhebben dat CO2 plantenvoedsel is en dus eigenlijk goed nieuws.

Velen ontpoppen zich ook tot amateur-wetenschapsfilosofen: de theorie van antropogene klimaatwarming zou volgens hen niet ‘falsifieerbaar’ zijn krachtens de dictaten van Karl Popper (als wetenschapsfilosoof kan ik bevestigen: dat is onzin), of klimatologen zouden zich aan de post hoc ergo propter hoc-drogreden bezondigen, die correlatie met oorzakelijkheid verwart (opnieuw: onzin). In wezen komen al deze argumenten voort uit zelfoverschatting: de gedachte dat je als enige dat gapende gat ziet waar duizenden experts over heen kijken.

Met dezelfde ‘silver bullet’-argumenten gaan velen vandaag de virologie te lijf. Meerdere open brieven stelden bijvoorbeeld dat Sars-COv-2 niet gevaarlijker is dan een seizoensgriep, terwijl zowat alle virologen en epidemiologen ons vertellen dat de sterftekans minstens vijf keer zo hoog ligt, dat er steeds meer aanwijzingen zijn van orgaanschade op de lange termijn (aan hart, hersenen, longen en nieren), en dat we in tegenstelling tot voor de griep geen enkel vaccin of relevante achtergrondimmuniteit hebben.

Gezondheidseconoom Lieven Annemans ontkende vorige week vlakaf dat het aantal besmettingen in stijgende lijn zat, omdat hij (als enige!) doorzag dat er gewoon meer tests werden afgenomen. Bovendien, vroeg hij retorisch, voeren we toch ook geen lockdown uit voor bacteriële longinfecties, waar nochtans elk jaar enkele honderden mensen aan sterven? Die absurde analogie toont aan dat Annemans kennelijk het verschil niet snapt tussen een stabiel en gekend risico waarvoor we vaccins en behandelingen hebben, en een nieuw en explosief risico dat een exponentiële groeit vertoont en juist door de maatregelen relatief laag blijft. Professor Bert De Munck, historicus aan de Universiteit Antwerpen, mocht al zeven keer in De Standaard opdraven om twijfel te zaaien over zowel het virus als het beleid ertegen. Met een “simpel rekensommetje” over bevolkingsaantallen en levensjaren toonde hij de absurditeit van ons beleid aan, op een manier die epidemiologen tot dan toe volkomen was ontgaan. En zoals klimaatsceptici eindeloos vragen om een “bewijs” dat CO2 het klimaat opwarmt, eiste De Munck dat virologen nu maar eens “bewijzen” dat er een oorzakelijk verband was tussen maatregelen en besmettingen (de roep om een enkelvoudig “bewijs” is altijd een rode vlag). Zelfs econoom Andreas Tirez – die ik verder zeer hoog inschat – beweerde onlangs met grote epidemiologische stelligheid dat de mondmaskerplicht en avondklok in Antwerpen “niks bijbrengen”, terwijl de modellen inmiddels het tegendeel uitwijzen. Een professor psychologie aan mijn universiteit ondertekende zelfs een open brief waarin gepleit werd voor hydroxychloroquine als wondermiddel, en waarin de Franse kwakzalver Didier Raoult wordt verheerlijkt.

Nog steeds lijken veel collega’s moeite te hebben met tegenfeitelijke redeneringen in verband met preventie: als je de impact van de corona-maatregelen wil beoordelen, moet je niet kijken naar het huidige aantal coronadoden, maar naar het aantal doden dat zou gevallen zijn zonder de maatregelen. (Nog steeds hoor je sommigen zeggen: “Maar kijk, waar is die tweede golf nu? Er zijn nauwelijks IC-opnames!”). Diezelfde denkfout zie je wanneer het over economische schade gaat. In tegenstelling tot wat corona-sceptici beweren, is er geen enkel realistisch scenario waarbij onze economie niet onderuit was gegaan. De meeste economen zijn het er immers over eens (opnieuw: consensus onder experts) dat het virus zelf meer economische schade aanricht dan de maatregelen ertegen. En dat de economie sneller zal herstellen als je eerst het virus klein krijgt.

Het meest ergerlijke bij amateur-virologen is de voortdurende verwijzing naar Zweden om grote conclusies te trekken over de futiliteit van ons corona-beleid. Dat is het equivalent van klimaatsceptici die naar één enkel meetstation verwijzen om de hele opwarmingstheorie in twijfel te trekken. In werkelijkheid zijn er talloze relevante verschillen tussen Zweden en andere landen, zoals de bevolkingsdichtheid, urbanisatiegraad, connectiviteit met andere landen, sociale omgangsvormen, de initiële infectiehaarden, en het vertrouwen van burgers in de overheid. Bovendien waren er in Zweden wel degelijke strenge maatregelen voor restaurants en cafés, concertzalen en universiteiten, en geldt er nog steeds een verbod op alle publieke events met meer dan 50 personen. En belangrijkst van al: ook de Zweedse economie ging helemaal tegen de vlakte, zoals in zowat alle Europese landen. Maar voor epidemiologische modellen die alle factoren en alle landen in rekenschap brengen, hebben sceptici geen geduld: Zweden is het lichtend baken, en het enige relevante verschil tussen twee landen is de viroloog die er de plak zwaait.

Begrijp me niet verkeerd: ik pleit er niet voor dat we wetenschappers altijd blindelings geloven. Het is perfect mogelijk dat experts te weinig aandacht hebben voor factoren die buiten hun domein van expertise vallen, en daarom het brede plaatje missen. Als je bijvoorbeeld wil weten hoe maatregelen overkomen bij de bevolking, heb je psychologen en communicatiewetenschappers nodig, geen virologen. Daarnaast zou het ook onverstandig zijn om één enkele expert op zijn woord te geloven, omdat elk vakgebied nu eenmaal rebellen en dwarsliggers kent, van dokters die homeopathie voorschrijven tot biologen die in creationisme geloven. Een koud kunstje dus om ergens een verdwaalde viroloog op te duikelen die verkondigt dat de griep erger is dan COVID-19, en dat vitamine D het panacee is.

Tot slot is het best mogelijk dat medische experts op lokaal niveau (in een onderzoeksgroep, in een adviesorgaan) slachtoffer zijn van groepsdenken en van collectieve blindheid. De kans dat hetzelfde zich voordoet in een heel vakgebied, op internationaal niveau, is veel kleiner. Als kritische leek kan je best wat kaf van koren scheiden, als je logisch nadenkt en goede bronnen gebruikt, maar wanneer experts een brede consensus bereiken binnen hun eigen domein, moet je al van erg ver komen op daar tegen op te tornen, en blijf je als collega uit een andere vakgebied beter zeer terughoudend. Het is niet uitgesloten dat je als eenzame historicus of filosoof iets over dit virus ontdekt waaraan virologen nog nooit hadden gedacht, maar de kans daarop is infinitesimaal.

Dit is niet louter een kwestie van collegiaal respect. Dat er de afgelopen weken brieven met pertinente onwaarheden over Sars-Cov-2 circuleerden, ondertekend door mensen met een professor- en doctorstitel, is bijzonder schadelijk voor het draagvlak van de maatregelen. (Je kan maar hopen dat niet teveel mensen die dag de kranten lazen.) Dat sommige academici het warm water willen uitvinden in een vakgebied dat het hunne niet is, is een kwalijke ontwikkeling. Niet weinig argumenten uit de open brieven en opiniestukken van de afgelopen weken waren nauwelijks beter dan het soort ‘weerleggingen’ waarvoor klimaatontkenners bekend staan.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content