Vrije Tribune

Aanmeldsysteem onderwijs: ‘Wat zeggen conrete cijfers in een evaluatie van systeem van dubbele contingentering?’

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

‘Laten we bij de evaluatie van de dubbele contingentering inderdaad vooral met concrete cijfers aan de slag gaan’, reageert Jean-Pierre Verhaeghe (LOP Gent Basisonderwijs) op de oproep van Wouter Rogiest (UGent) in de discussie over het elektronisch aanmeldsysteem voor het onderwijs.

In zijn repliek op de reacties van mezelf en van prof. Sörensen (UA) op zijn opiniestuk van 21 maart 2018 in Knack over de Gentse aanmeldsystemen, focust professor Wouter Rogiest op de dubbele contingentering. Zijn stelling, dat de dubbele contingentering wel degelijk invloed heeft op het capaciteitsprobleem, blijkt voor ons beiden een harde noot, zo merkt hij op.

Niet alleen die stelling, maar ook de notie van de dubbele contingentering zelf blijkt voor sommigen een harde noot. Zo stelt hij: “Aangezien het doel van dubbele contingentering evenwel is om indicatorleerlingen meer kansen te geven, is het waarschijnlijk dat de toewijzingskansen eerder verder uiteen gaan liggen dan dichter, met net iets betere kansen voor indicatorleerlingen. Daar is opnieuw niets mis mee, maar het kan dus leiden tot een nijpender capaciteitstekort.”

Dubbele contingentering beoogt een evenredige afspiegeling te realiseren, en werkt evengoed ten voordele van kansrijke kinderen.

Dat de dubbele contingentering bedoeld is om kansarme kinderen, en alleen kansarme kinderen, voorrang te geven, is een misvatting die je helaas maar al te vaak hoort en leest. Laten we het nog eens duidelijk stellen: de dubbele contingentering beoogt in scholen een evenredige afspiegeling van de omgeving te realiseren. En naargelang van het geval, d.w.z. naargelang van de aanwezige en/of dreigende scheeftrekking in die school, resulteert dat in de ene school in een voorrang voor kansarme kinderen, maar in de andere school in een voorrang voor kansrijke kinderen.

Wat zeggen conrete cijfers in een evaluatie van systeem van dubbele contingentering?

Prof. Rogiest roept op om de concrete cijfers te laten spreken. Hier zijn ze dan: Uit onze analyses op de aanmeldingsgegevens voor het basisonderwijs uit 2016 bleek dat van de 97 peuters (geboortejaar 2014) die toen via de dubbele contingentering voorrang kregen, er 57 kansrijke kinderen waren tegenover 40 kansarme. Voor de meest recente aanmeldingsperiode (februari 2018) bleek bij de peuters (geboortejaar 2016) die via de dubbele contingentering voorrang kregen, de verhouding tussen kansarm en kansrijk op 50-50 te liggen. Dat zijn nagenoeg de verhoudingen die je mag verwachten als je kijkt naar globale verhouding kansarm – kansrijk in het Gentse basisonderwijs.

Vandaar mijn dringende oproep of men alstublieft wil stoppen met de dubbele contingentering voor te stellen als een ‘voorrang voor kansarmen’, en de reacties die dat soms met zich meebrengt. De negatieve impact van dat soort berichten op het maatschappelijk draagvlak is wellicht niet te onderschatten. Dubbele contingentering biedt gelijktijdige, tweezijdige voorrang voor kansarm én kansrijk met als doel: in scholen een evenredige afspiegeling van de buurt te krijgen. Niet meer, niet minder.

Geen ijzersterke tussenschotten, maar een makkelijk verplaatsbaar scheidingslintje

Prof. Rogiest herhaalt: “Er is dus wel degelijk iets aan de hand met de tussenschotten gecreëerd door dubbele contingentering.” Het beeld van de tussenschotten roept weeral een grove misvatting in het leven. Alsof het om een Berlijnse Muur of een IJzeren Gordijn zou gaan. Al er iets is wat je flexibel en – zo nodig – zeer doorlatend (permeabel) mag noemen, dan wel de dubbele contingentering. Als de keuzes van de ouders zo blijken te liggen dat aan de ene kant nog een lange rij (virtueel) staat aan te schuiven, terwijl aan de andere kant plaatsen onbenut zouden blijven, dan gaan die overblijvende plaatsen zonder meer naar de kant waar die lange rij staat aan te schuiven. Geen tussenschotten dus, maar eerder een flexibel scheidingslintje dat makkelijk en bovendien automatisch verplaatst wordt in functie van de vraag. Dat scheidingslintje houdt kinderen alleen – voor de goede orde – even gescheiden als aan beide kanten een te lange rij virtueel staat aan te schuiven.

Niet meer weigeringen door dubbele contingentering in Gentse basisonderwijs

Prof. Rogiest formuleert op heldere wijze hoe de dubbele contingentering de kansen van kinderen uit hetzij de ene, hetzij de andere categorie op een plaats in één van hun voorkeurscholen zou kunnen beïnvloeden. Dat leidt niet noodzakelijk, zo nuanceert hij, maar wel meest waarschijnlijk tot een hogere capaciteitsdruk. Met logischerwijze dus uiteindelijk meer kinderen die helemaal zonder ticket vallen.

Wel, alvast de cijfers voor het Gentse basisonderwijs spreken dat doemscenario tegen. In 2016 gingen we na hoeveel weigeringen direct het gevolg waren van de dubbele contingentering, hoeveel er zouden geweest zijn mocht die niet zijn toegepast, hoeveel kinderen extra door de dubbele contingentering zonder ticket vielen, enz. En wat bleek?

  • 87 peuters kregen door de dubbele contingentering een of meer weigeringen die ze anders niet gekregen zouden hebben. Die 87 kinderen samengenomen was de dubbele contingentering de oorzaak van 131 weigeringen. Daar staat tegenover dat de 97 peuters die dankzij de dubbele contingentering een plaatsje in een school van hogere voorkeur bemachtigden, daardoor allen samen 188 weigeringen ontliepen. Een batig saldo dus van 57 minder uitgedeelde weigeringsattesten.
  • Door de dubbele contingentering vielen 16 peuters zonder ticket. Zonder dubbele contingentering hadden zij wél een ticket gekregen voor één van hun voorkeurscholen. Daartegenover stonden 33 peuters die dankzij de dubbele contingentering wél een ticket kregen dat zij anders niet gekregen zouden hebben – voor geen enkele van hun voorkeurscholen. Ook hier weer een batig saldo van 17 peuters méér aan wier ouders we het plezier konden gunnen niet meer zelf scholen te moeten afbellen op zoek naar een plaatsje.

Dit is een resultaat dat best wel past binnen de range van theoretisch mogelijke uitkomsten die prof. Rogiest in zijn analyse presenteert, maar tegelijk toch wel ingaat tegen zijn vrij stellige voorspelling dat een grotere capaciteitsdruk de meer waarschijnlijke uitkomst is.

En in het eerste jaar SO?

Na het afsluiten van de aanmeldingsperiode voor het Gentse SO kregen 155 tieners geen ticket. Dat was vóór de uitbreiding van de capaciteit die nadien kwam en ondertussen goed is voor 223 plaatsen extra (wat resulteerde in ruim 95% toekenningen van eerste keuze en nog slechts 14 kinderen zonder ticket.) Die 155 tieners die initieel geen ticket kregen, is een pak minder dan de 185 die UGent-onderzoeker Bart Mesuere gemiddeld uitkomt wanneer hij precies dezelfde ordeningswijze (op basis van toeval) en hetzelfde toewijzingsalgoritme 100 keer laat lopen op de geanonimiseerde set van aanmeldings­gegevens voor het SO in en om Gent.

Dat 100 x keer laten lopen is voor een analyse van de werking van de toewijzingsprocedure in het SO heel zinvol, omdat ordening op toeval niet iedere keer opnieuw tot dezelfde uitkomst leidt (wat bij ordening naar afstand wel de verwachting is.)

Wanneer Bart Mesuere de dubbele contingentering weghaalt uit dat algoritme en het dan ook weer 100 keer loslaat op de aanmeldingsgegevens, blijken er gemiddeld maar 175 tieners zonder ticket te vallen. Tien minder dus dan mét de dubbele contingentering. Dit resultaat ligt meer in lijn van de verwachting die prof. Rogiest formuleerde.

Maar zo groot is dat ‘capaciteitsdruk verhogende effect’ van de dubbele contingentering nu ook weer niet: 10 op 3081 kandidaturen voor een ticket, dat komt neer op 0,3%. En laat ons dan meteen ook de andere kant bekijken: mét dubbele contingentering raken (gemiddeld op die 100 runs) 5 kinderen méér aan een ticket voor de school van hun eerste voorkeur. Maar ook dat is natuurlijk een verwaarloosbaar effect.

Deze cijfers zetten ons er in elk geval toe aan om het gevaar waar prof. Rogiest ons meent voor te moeten waarschuwen heel sterk te nuanceren. Het is niet zozeer door de dubbele contingentering dat kinderen dreigen uit de boot te vallen en helemaal geen ticket krijgen. Er is een andere factor die wellicht een veel grotere rol speelt. Die springt in het oog als we kijken naar de verschillen tussen basis- en secundair onderwijs.

Van waar die verschillen?

Intrigerend is van waar die (weliswaar zeer kleine) verschillen tussen Gent basisonderwijs (kleine vermindering aantal kinderen zonder ticket) en Gent secundair onderwijs (kleine verhoging) komen. De verklaring ligt voor de hand: voor het basisonderwijs zijn ouders veel flexibeler in het maken van hun keuzes. Er zijn ook veel meer basisscholen en vestigingsplaatsen van basisscholen om uit te kiezen. Bij aanmelden voor een basisschool vinken ouders van peuters gemiddeld 4,1 scholen aan tegenover slechts 2,4 bij aanmelden voor het 1e jaar secundair onderwijs. Wie door de dubbele contingentering niet terecht kan in de school voor SO waar hij of zij zonder dubbele contingentering wel terecht had gekund, maakt door dat kleinere aantal voorkeurscholen, volgens de logica die prof. Rogiest uiteenzet, uiteraard meer kans helemaal geen ticket te krijgen. Een heel klein béétje meer kans om geen ticket te krijgen, zo blijkt. In en om Gent althans.

Laat ons dus van de dubbele contingentering niet die boeman maken, die sommigen ervan neigen te maken. En laat ons vooral correct verwoorden wat de bedoeling ervan is.

Hoe je het toepast, maakt ook een verschil

Maar wellicht hangt veel af van hoe je de dubbele contingentering in de praktijk toepast. In mijn reactie op het eerste opiniestuk van prof. Rogiest stipte ik al het probleem van de ‘vals-kansrijke’ peuters aan. Als dat, zoals in sommige Gentse wijken, om een hoog aandeel gaat en men daar niet voor compenseert bij het bepalen van de streefcijfers voor de dubbele contingentering bij de peutergroepen, reserveert men eigenlijk veel meer plaatsen voor kansarme peuters dan gerechtvaardigd is. Dan vertraag je, in het bijzonder voor scholen met een historiek als kansarme school, niet alleen het proces van een-afspiegeling-van-de-buurt-worden, je verhoogt ook de kansen op het doemscenario dat prof. Rogiest ons voorspiegelt.

Laten we zijn waarschuwing daarom vooral lezen als een aanmoediging om de dubbele contingentering op een correcte, genuanceerde en flexibele manier toe te passen, gebaseerd op een gedegen en gedifferentieerde omgevingsanalyse en met de nodige openheid van geest om te luisteren naar de ervaringen die scholen er mee hebben.

Laten we bij de evaluatie van de dubbele contingentering inderdaad vooral met concrete cijfers aan de slag gaan.

Jean-Pierre Verhaeghe is voorzitter van het Lokaal Overlegplatform Gent Basisonderwijs. Hij stond 10 jaar geleden aan de wieg van het Gentse aanmeldsysteem voor het basisonderwijs, en was ook sterk betrokken bij de invoering van de dubbele contingentering 5 jaar geleden. Jaarlijks analyseert hij de resultaten van de aanmeldingen voor het basisonderwijs in Gent.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content